Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1896
(1896)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |
Zitting van 15 April 1896.Aanwezig, de heeren Gailliard, bestuurder; de Potter, bestendige secretaris; de heeren Claeys, jhr. de Pauw, Génard, Gezelle, Hiel, Willems, Alberdingk Thijm, Daems, Hansen, Micheels, Obrie, Coopman, de Vos, Broeckaert, van Even, Sermon, Bols, de Flou, Claes, werkende leden; de heeren de Ceuleneer, jhr. de Gheldere en Segers, briefwisselende leden. Verontschuldigen hunne afwezigheid de heeren baron de Maere, werkend lid, en Janssens, briefwisselend lid. De bestendige sscretaris leest het verslag over de vorige zitting, hetwelk wordt goedgekeurd, en deelt vervolgens de titels mede der | |
Aangeboden boeken.Door de Regeering: Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland, door Wittkamp. Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, 1895-1896. Histoire du Séminaire du Bruges, door A.-C. de Schrevel. Brugge, 1893 en 1895, 2 dln. Bibliographie de Belgique, 1896, Nr 6. Histoire des Grands Baillis de Hainaut, par G. Gondry. | |
[pagina 386]
| |
Door den heer Daems: Kanselstoffen. Eerste boekdeel. Eeuwige Waarheden 1896.
Door den heer Génard: Levensschets van den zeer eerw. heer Peeter-Jozef Visschers.
Door den heer J. van Droogenbroeck: Wetten van het Nederduitsch Tael- en Letterkundig Genootschap te Brussel. Brussel, 1847. Reglement van het Tael- en Letterkundig Genootschap te Brussel. 1842. Maetschappy ‘de Leeuw van Vlaenderen’, te Kortrijk. 1853. Wetten van de Antwerpsche rederykkamer ‘den Olyftak’. 1836. De Keltische tongvallen in verband met de Nederduitsche taal, door D. de Haerne. 1880. La guerre des langues ou la germanisation de la Belgique, par P. Vermeire. 1880. Archieven van Antwerpen. Reglement. 1864. Concours de poésie française et flamande. 1855. Comité central flamand. Traduction du Rapport sur le Projet de loi concernant les écoles agricoles. 1894. Lierzang op het ontydig afsterven van Z.E. den heer Baron Anton-Reinhard Falck. 1844. Koninglyke Maetschappy van Schoone-Kunsten en Letterkunde te Gent. Reglement. 1842. | |
[pagina 387]
| |
Door den heer Gezelle: Eenige marktliederen uit de laatste jaren
Door de heeren Edw. Adriaensen en G. Segers:
De collegiale kerk van de H. Katharina, tè Hoogstraten. 1895.
Door den heer W. de Vreese: Nieuwe Middelnederlandsche Fragmenten. VI. Fragment van eene berijmde Romeinsche geschiedenis.
Door den heer Dr. F. Buitenrust Hettema, te Zwolle: Taal en Letteren. 1896. Nr 2.
Door de Koninklijke Bibliotheek, te 's Gravenhage: Catalogus van de Pamfletten-verzameling berustende in de Koninklijke Bibliotheek aldaar. 4 dln. kl.-4o. Verslag van de aanwinsten der Koninklijke Bibliotheek. 1879-1894, 8o.
Door het Historisch Genootschap te Utrecht: Rekeningen der stad Groningen uit de XVIe eeuw, uitgegeven door Dr. P.-J. Blok.
Door de Hoogeschool van Upsala: Les Enfances Vivien. Chanson de geste, publiée par Carl Wahlund en Hugo von Filitzen. Upsala, 1895. | |
[pagina 388]
| |
Recueil de mémoires philologiques présenté à Mr Gaston Paris, par ses élèves suédois. Stockholm, 1889.
Door den heer Arseen van der Schelden: Telemachus. Uit het Fransch in Nederduitsche vaerzen overgebragt, door S. Feitama, 1763.
Door den heer A. Siffer: Dit zijn Vlaamsche Wondersprookjes, het volk naverteld door Pol de Mont en Alfons de Cock. Gent, 1896.
Biekorf, 1896, nrs 5, 6 en 7.
Belfort, 1896, nr 4.
De Vlaamsche Kunstbode, 1895. | |
Blbliographische aanteekening.De geschiedenis der Vlaamsche gemeenten wordt hoe langer hoe meer met goeden uitslag beoefend. De taak, onder anderen, door twee onzer achtbare medeleden, de heeren de Potter en Broeckaert, met zoo veel ijver als kunde sedert meer dan dertig, jaren begonnen, heeft eene nieuwere schaar van vaderlandsche schrijvers met hetzelfde doel, in andere streken van het Vlaamsche land, doen opstaan. Dezer dagen zijn alweder drie boekdeelen verschenen, betrekking hebbende met het verleden van | |
[pagina 389]
| |
drie gemeenten der provincie Antwerpen: Antwerpen's Sint-Willebrordskerk sedert hare stichting tot heden, door J.-B. Stockmans, met eene beschrijving der nieuwe kerk door Jaak Hendrickx; Geschiedenis der gemeente Hingene, door Leopold Mees, en De collegiale kerk van de H. Katharina te Hoogstraten, door Ed. Adriaensen en Gustaaf Segers. Deze drie voortreffelijke werken verdienen de algemeene aandacht; over het laatste zij het mij toegelaten eenige woorden te zeggen, mij voorstellende in eene aanstaande zitting hetzelfde voor de twee eerste te doen. Onze achtbare Collegas kennen allen de belangrijke voormalige Vrijheid van Hoogstraten, sedert 1516 verheven tot den rang van graafschap ten voordeele van Antonis de Lalaing, echtgenoot van de schatrijke Elizabeth van Culemborg, vrouw van Culemborg, Hoogstraten enz. Antonis de Lalaing was een schrander en een hoogst begunstigd hoveling. Omtrent het jaar 1480 geboren, had hij, in hoedanigheid van kamerheer, den aartshertog Philip den Schoone vergezeld in dezes reis naar Spanje, waar hij bezit van zijn koninkrijk ging nemen; raads- en kamerheer van hertog Karel, was hij tot de hoogste ambten gestegen, en bekleedde hij geruimen tijd de plaats van gouverneur en stadhouder in Holland, Zeeland en Utrecht. Wanneer Antonis de Lalaing den titel van | |
[pagina 390]
| |
graaf van Hoogstraten bekwam, vormde hij het ontwerp om, met behulp der ingezetenen, van zijne nieuwe heerlijkheid, een echt vorstendom te maken; hij omringde zich van de voornaamste mannen zijns tijdvaks, en stelde zich voor, zijne Vrijheid met gebouwen te verrijken, die haar in een kunstjuweel zouden herscheppen. De geschiedenis schrijven van het graafschap Hoogstraten is dus ook de geschiedenis schrijven van al de kunstvoorwerpen, die deze gemeente versieren; inderdaad graaf de Lalaing bouwde ter eere Gods eenen prachtigen tempel, voor de bevolking een heerlijk stadhuis, en voor zich zelven een sterk kasteel, dat als een model in zijnen aard mag beschouwd worden. In eene verhandeling, ten jare 1891 Over eenige kunstwerken der oude collegiale kerk van Hoogstraten uitgegeven, hebben wij, wij hopen het, eenige bijzonderheden van dezen vermaarden tempel doen kennen; aan twee inboorlingen der gemeente, den heer Edw. Adriaensen, gemeente-secretaris, en den heer Gustaaf Segers, thans onze collega der Vlaamsche Academie, de taak overlatende, in een bijzonder werk de volledige geschiedenis der hun zoo dierbare plaats te verzamelen. Beide schrijvers hebben thans hun werk voltooid dat, wij zegden het reeds, in menig opzicht aller aandacht waardig is. Hun opstel is verdeeld in eene inleiding, waar zij hun vaderlandsch gevoel doen kennen; daarna volgt een hoofdstuk over de graven | |
[pagina 391]
| |
en gravinnen van Hoogstraten, verder kapittels over den bouw- en de bouwmeesters der kerk, de versiering des tempels, de godsdienstoefeningen, het kapittel en zijne zegels, de naamlijst der dignitarissen, de graf- en gedenkschriften, waaronder men die van een aantal verdienstelijke mannen aantreft. Ons troffen vooral de hoofdstukken betrekkelijk den bouw en de versiering der kerk; vooreerst zien wij er in optreden den grooten bouwmeester Rombout Keldermans, van Mechelen, die aan zijne zijde had Hendrik Lambrechts; beide kunstenaren maakten hier van roode karreelen gebruik om, merkwaardig feit, eenen versierden Gothischen toren te bouwen. De tempel is, gelijk men weet, met een aantal prachtige glasramen versierd; de zeven vensters van het hooge koor zijn, volgens de ontdekkingen der schrijvers, het werk van Antoon Worms, een kunstenaar, wiens naam hier voor de eerste maal, en op eene schitterende wijze, te voorschijn komt. Het groote glasraam in den kruisbeuk aan de noordzijde der kerk, dat wereldberoemd is, werd door de Staten van Holland in 1535 geschonken; eene aanteekening van dien tijd bevestigt het belangrijk feit, doch doet geenszins den naam des schilders kennen. Aan de zuidzijde van den kruisbeuk ontwaart men het groote glasraam met de wapens van Ant- | |
[pagina 392]
| |
werpenGa naar voetnoot(1), welke stad, bij middel van het O.-L.-V. kapittel, sedert het jaar 1286 het patronaat over de kerk van Hoogstraten uitoefende. Gelijk wij in onze hooger vermelde brochuur schreven, aanzien wij dit laatste venster zonder tegenspraak als eene gift van het Antwerpsch Magistraat. Ten onrechte hebben wij verondersteld, dat de wapens van de Lalaing en van zijne echtgenoote er later werden bij geschilderd; wij hebben sedertdien bevonden, dat de graaf talrijke diensten aan de stad Antwerpen bewees, vooral gedurende eene lange tijdruimte, dat hij, in den naam des keizers, de Wet aarlijks aan- of afstelde. Antwerpen, zoowel als jde Staten van Holland, zal zich dankbaar hebben willen toonen, zooals zij het nog in 1533 deed, wanneer zij op 15 Augustus, feestdag der patroners van Antwerpen, een ander geschilderd raam aan Hoogstraten ten geschenke gafGa naar voetnoot(2). De Ste-Katharinakerk bezit nog andere kunststukken, die verdienen vermeld te worden. Vooreerst de prachtige grafstede van Antonius de Lalaing en zijne echtgenoote, in het midden van het koor geplaatst. De vervaardiger van dit schoone werk is tot nu toe onbekend; wij hebben elders de namen opgegeven van Koenraad MytGa naar voetnoot(3) en Willem Boyen, de voornaamste beeldhouwers van | |
[pagina 393]
| |
dit tijdvak, doch wij verklaren dat dit slechts eene gissing is, die door nasporingen in de archieven der familie of der gemeente kan gewettigd worden. De grafstede der familie Salm Salm is het werk van den uitmuntenden Antwerpschen beeldhouwer Peeter Scheemaeckers den Oude, die hier wederom een blijk van zijn talent heeft gelaten. De wandtapijten, almede voortkomende van de familie de Lalaing, worden onder de schoonste gerekend, die in de XVIe eeuw werden voortgebracht. Blijft nog het sierlijk houtwerk, zooals de gestoelten en de biechtstoelen, die menig model van snijwerk vertoonen. Het boek eindigt met echt nationale beschouwingen op de feiten, in Hoogstraten voorgevallen, en waarvan er verscheidene tot de algemeene geschiedenis behooren. Kleurrijk en sierlijk geschreven is de geschiedenis der Ste-Katharinakerk; het is een werk, dat geroepen is om door de menigte gelezen te worden. De Kempenaar, fier op de geschiedenis zijns lands, toont met vreugde het grootsche gebouw, dat zoo wel zijne geschiedenis vertegenwoordigt. De vriend der kunst heeft in de talrijke schilder- en snijwerken stof gevonden om den geest van het schoone bij eene schrandere gemeente wakker te houden. Wij wenschen de schrijvers geluk met den goeden uitslag hunner moeilijke taak, en hopen dat zij navolgers mogen vinden. P. Génard. | |
[pagina 394]
| |
Jhr. de Pauw vraagt het woord. Hij verlangt van het Bestuur te weten of er nog geene beslissing bekend is van den heer Minister van Landbouw, Nijverheid en Schoone Kunsten aangaande de vraag tot het bekomen eener geschikte zaal voor het houden der jaarlijksche plechtige zittingen van de Academie en, zoo ja, of deze zaal nog dit jaar te onzer beschikking zal kunnen gesteld worden.
Namens het Bestuur wordt door den bestendigen secretaris het volgende medegedeeld: In de maand Maart ll. heeft het Bureel der Academie zich bij genoemden heer Minister begeven om een bepaald antwoord te hebben op de bedoelde vraag. De achtbare heer L. de Bruyn ontving de Leden van het Bureel op de minzaamste wijze en gaf staandevoets aan het bestuur der werken bevel om het in 1895 door hem goedgekeurde plan onmiddellijk ter uitvoering te leggen. Het achtergebouw (vroeger stalling en koetshuis) zal in twee groote zalen worden veranderd: de benedenzaal zal dienen voor de plechtige zittingen en ongeveer twee honderd personen kunnen bevatten; de bovenzaal is bestemd tot Bibliotheek. Het plan is opgemaakt door den heer J. de Waele, bouwmeester te Gent, die het heeft opgevat in den stijl van het voorgebouw. Men is thans bezig met het opmaken des besteks voor de metsel- en timmerwerken. Eerstdaags zullen de openbare aanbestedingen plaats hebben, en men zal de werken binnen | |
[pagina 395]
| |
de twee, hoogstens binnen de drie maanden trachten ten einde te brengen; kan er met deze, wat goed mogelijk is, omtrent half-Mei begonnen worden, dan zal de zittingzaal gereed zijn omtrent half Augustus. Om deze reden stelt het bestuur voor, de jaarlijksche zitting, welke gewoonlijk in Juni plaats heeft, een drietal maanden te verschuiven, ten einde voor dit jaar het ontworpen feest - viering van het tienjarig bestaan der Academie - in de nieuwe zaal te laten plaats hebben. Onder toejuiching der vergadering wordt dit voorstel aangenomen | |
Dagorde.De vergadering gaat over tot het vaststellen der openstaande plaatsen. Er zijn te benoemen: twee briefwisselende leden, ter vervanging namelijk van den heer Claes, gekozen tot werkend lid, en van wijlen Frans Willems. Verder is eene plaats open van buitenlandsch eerelid ter vervanging van wijlen Dr. Moltzer. Worden gekozen om, samen met de leden van het bureel, candidaten voor te stellen: de heeren Coopman, Daems en Willems.
De heer Segers, briefwisselend lid, leest eene verhandeling, getiteld: Het Nationalismus van Vondel, welke, op voorstel van den heer bestuurder, in de Verslagen en Mededeelingen zal worden opgenomen. De zitting eindigt te 4 uren. |
|