Geachte Heeren Collegas,
Ik heb de eer U den dronk voor te stellen op het welzijn van onzen doorluchtigen Koning, Zijne hoogwaardige Gezellinne en het Koninklijk Stamhuis.
Meer dan eenmaal is U, bij eene dergelijke gelegenheid, gewezen geworden op de dankbaarheid welke wij Z.M. als Stichter en Beschermer dezer Academie verschuldigd zijn, en op de menigvuldige getuigenissen, door Hem feitelijk geleverd, dat de Vlaming in zijn edel hart niet bij den Waal mag achterstaan.
Ik drink op H.M. de Koningin, Z.K.H. den Graaf van Vlaanderen en den Erfprins Albrecht, die meer en meer door hun schoon voorbeeld bevestigen, in het openbaar, dat het Nederlandsch eene nationale, en bovendien eene fijn ontwikkelde taal is, welke trouwens, voor hare bijzonder beschavende kracht alleen, in eere dient gehouden te worden.
Veel wegs is reeds afgelegd op de lange baan, die naar de volledige herstelling der Vlaamsche grieven leidt. Veel wegs dient echter nog afgedaan.
Doch met den geliefden Koning aan onze zijde, hopen wij eenmaal onze Nederduitsche Hoogeschool, ons Vlaamsch Muziek-Conservatorium, kortom een volledig Nederlandsch onderwijs en de algeheele gelijkstelling met onze Waalsche staatsbroeders te zullen verkrijgen; - ten einde samen, in geest als in leest vereenigd, wellicht in nauwere verbinding