De heer Coopman brengt verslag uit over de 's middags gehouden zitting der Commissie van nieuwere Taal- en Letterkunde:
Voor het jaar 1895 werden gekozen, tot voorzitter der Commissie: de heer Micheels; tot ondervoorzitter: de heer Dr. de Vos.
De heer Obrie heeft aan de Commissie een deel van zijne Nederlandsche Vakwoordenlijst over het Strafrecht en de Strafrechtspleging overgelegd.
De Commissie drukte den wensch dat het achtbaar lid ze ten spoedigste mogelijk zou afwerken om tot de uitgave te kunnen overgaan. De geleverde proeven bewijzen dat het werk op voortreffelijke wijze is opgevat.
Aan de Commissie werd aangeboden door den heer Obrie, namens den heer Meert, leeraar te Luik, een handschrift: Onkruid onder de Tarwe, proeve van taalzuivering, te gebruiken bij het onderwijs in het Nederlandsch.
Dat handschrift werd, voor onderzoek, verzonden naar eene Commissie bestaande uit de heeren Obrie, Micheels en Daems.
De Commissie verlangt dat de Academie eene beslissing neme over het door haar overgelegde voorstel betreffende de uitgave van studiën over Dautzenberg, Ledeganck, David en Snellaert.