Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1894

Letterkundige wedstrijden voor 1894.

De Koninklijke Vlaamsche Academie had voor dit jaar zeven prijsvragen over taal- en letterkunde en vaderlandsche geschiedenis uitgeschreven.

De eerste vraag: eene verhandeling over de vormen van het werkwoord in het Oudfriesch. bleef onbeantwoord.

Voor de tweede vraag: Taalkundige studie over het middeleeuwsch gedicht: ‘de VII vroeden binnen Rome’, werd één antwoord ingezonden, aan hetwelk de uitgeloofde prijs werd toegekend. Schrijver ervan is de heer Emiel de Neef, student aan de Hoogeschool te dezer stede, die, ter zitting aanwezig, den prijs komt ontvangen uit handen van den heer Bestuurder, en de Academie voor de hem toegekende onderscheiding dank zegt.

De derde prijsvraag luidde als volgt: Een zeker getal werkwoorden zijn samengesteld op eene buitengewone wijze. als b.v.: knikkebeenen, blinddoeken, schuddebollen, watertanden enz Geef eene volledige lijst dier woorden, met aanduiding van de streekspraak, waarin zij voorkomen, eene studie over hunne etymologie, hun karakter over

[p. 263]

het algemeen en de geschiedenis van hun ontstaan. - De Academie heeft de eenig ingezonden verhandeling bekronenswaardig geoordeeld. Zij is opgesteld door den heer Willem de Vreese, medeopsteller van het Woordenboek der Nederlandsche taal, te Leiden, en verleden jaar door de Academie reeds bekroond. - De heer de Vreese, aanwezig, door den heer Bestuurder geluk gewenscht, komt zijnen prijs ontvangen en stuurt in eenige gemoedelijke woorden de Academie zijnen dank toe.

Twee verhandelingen waren ingezonden ter beantwoording van de vierde prijsvraag: eene volledige lijst van de huidige, in onze taal meest voorkomende gallicismen, met aanduiding van de zuiver Nederlandsche woordschikkingen of uitdrukkingen. Op voorstel van den keurraad kende de Academie aan ieder van beide werken het volle bedrag van den prijs toe. Het eene werd geleverd door den heer Will. de Vreese, voornoemd; het andere door den heer Hipp. Meert, leeraar aan het Kon. Atheneum van Luik, verleden jaar ook laureaat der Academie. - Onder de luide toejuichingen der vergadering en na eenen warmen gelukwensch van den heer Bestuurder ontvangt de heer W. de Vreese de hem toegekende belooning.

Onbeantwoord bleef de vijfde prijsvraag: Geschiedenis van den werkmansstand in de Nederlandsch sprekende gewesten van België, van de XIII^e eeuw tot aan de Fransche omwenteling.

[p. 264]

Ten antwoorde op de zesde vraag: eene volledige Kunst- en Volkswoordenlijst over het ambacht van den smid, met de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen, ontving de Academie twee verzamelingen, aan ééne van welke, namelijk deze, met de kenspreuk: Uit Taalmin! de uitgeloofde prijs werd toegekend. Opsteller er van is gebleken te zijn de heer Jozef Vuylsteke, snelschrijver te Brugge, wien de prijs door den heer Bestuurder, met eene aanmoedigende toespraak, wordt overhandigd.

Voor de zevende prijsvraag: eene volledige Kunst- en Vakwoordenlijst over het ambacht van den Timmerman, ook met de Fransche, Hoogduitsche en Engelsche benamingen, werd ééne verzameling ingezonden. De prijs kon niet worden toegekend.

De Academie had dit jaar twee kiezingen te doen: voor een briefwisselend- en voor een buitenlandsch eerelid.

Als briefwisselend lid viel hare keus op den heer Gustaaf Seghers, letterkundige en leeraar aan de Staats-Normaalschool te Lier.

Tot buitenlandsch eerelid werd gekozen de heer Dr. Jan ten Brink, letterkundige en hoogleeraar te Leiden.

Na deze mededeelingen verklaart de heer Bestuurder de zitting geheven.