Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1893
(1893)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Toespraak van den heer K. Stallaert, onderbestuurder.Mijnheeren,
Tot in 1852 had het Staatsbestuur er niet aan gedacht de Vlaamsche taal te begrijpen onder de leervakken des jaarlijkschen kampstrijds der Middelbare en andere scholen. Het Vlaamsch Midden-Comiteit, waarvan de heer J. Pieters en ik de eenige overlevenden zijn, en waarvan de onverschrokken, voortvarende Michiel van der Voort de ziel wasGa naar voetnoot(1), ondernam de stoute taak in deze voor de Vlamingen krenkende leemte te voorzien; de oproep, tot de professors gericht, werd aanhoord, evenals de nationale inschrijving om de kosten des prijskamps te dekken; de onderneming slaagde, met dit gevolg, dat het Bestuur tot inkeer kwam en later onze taal in de kampstrijden gewaardigde gelijk te stellen met die van den vreemdeGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 74]
| |
Ik heb de eer de Academie een exemplaar aan te bieden van den gedenkpenning, die voor de overwinnaars bestemd was om deze heuglijke daad in de geschiedenis der Vlaamsche Beweging te vereeuwigenGa naar voetnoot(1). En ik voeg er den bronzen penning bij, ter | |
[pagina 75]
| |
gedenkenis van Jan-Frans Willems geslagenGa naar voetnoot(1). Toen de heer Delecourt ons den 16 November 1853, in den al te vroegen leeftijd van 47 jaar, door den dood ontrukt werd, vergaderden zijne vrienden en vereerders, om te beramen welk gedenkteeken men den duurbaren overledene stichten zou. Het waren, onder anderen, namens het Taelen Letterkundig Genootschap, de heeren Nolet de Brouwere van Steeland, als voorzitter, en J. Pieters, als secretaris; namens het Vlaemsch Midden-Comiteit, W. Palmers, voorzitter, en Quartier, secretaris; namens de Koninklijke Maetschappij de Wijngaerd, E. Stroobant, voorzitter, Van Peene, secretaris. Eene commissie werd daartoe benoemd, bestaande uit de HH. Nolet de Brauwere van Steeland, voorzitter; Hendrik Conscience; Prudens van Duyse; Maus, rechter; J. van Overloop, volksvertegenwoordiger; Chalon, Rijksontvanger en vermaarde penningkundige, later Lid der Académie royale de Belgique en opsteller van den beruchten Catalogue de la Bibliothèque du Marquis de Fortsas; Bock, Duitsche geleerde hellenist en huisvriend van den heer Delecourt; J.-A. de Laet; M. van der Voort; Palmers, leden; Dautzenberg, pen- | |
[pagina 76]
| |
ningmeester, en spreker als secretaris. Er werd besloten eenen gedenkpenning te laten slaan, welke dan ook door den stempelsnijder Wiener vervaardigd werdGa naar voetnoot(1). De kunstenaar schonk aan ieder lid dezer commissie eene vergrooting in plaaster van den penning, zoodat er slechts zeer weinige exemplaren van bestaan. Een dezer bevindt zich dus ook onder de beeltenissen der geleerden en der geliefden, die mijne schrijfkamer versieren. Een tijd zal komen, wanneer de huidige bewaarder van dit gedenkteeken het aan anderen moet overlaten. Ik heb gedacht, Mijnheeren, dat de beeltenis van Delecourt en zijn gedenkpenning onder geene beter bewaarnis konden geplaatst worden dan onder deze der Koninklijke Vlaamsche Academie, aan wie ik besloten heb die te schenken, in de overtuiging dat zij in eene onzer zalen een plaatsje zal willen verleenen aan het afbeeldsel van onzen Waalschen landgenoot, die zich door zijn edel karakter, zijne liefde voor onzen stam en de Nederduitsche taal, ja in haren wijdsten omvang, en door menigvuldige hoogstverdienstelijke | |
[pagina 77]
| |
schriften den maar al te vaak misbruikten bijnaam van broeder overwaardig maakte; die eene hemelvreugde zou gesmaakt hebben hadde hij het oprichten eener Vlaamsche Academie mogen beleven, en die hier voorzeker met onderscheiding aan de zijde van de besten onzer zou gezeteld hebben. Daar dit geluk hem niet beschoren was, heb ik het wenschelijk gemeend dat ten minste zijn afbeeldsel in ons midden beruste en bewaard blijve, opdat zijne gelaatstrekken ons steeds den braven Waalschen broeder, zijne genegenheid voor onze taal en letterkunde, en zijne geleerde, karakteristieke schriften herinneren zouden.
De vergadering juicht den heer Stallaert herhaalde malen toe en neemt zijne geschenken in dank aan. | |
Dagorde.Worden benoemd, om met het bestuur candidaten voor te stellen voor de openstaande plaats van buitenlandsch eerelid, ter vervanging van wijlen den heer J.-W. Brouwers: de heeren Coopman, de Vos en Obrie. Daarna verleent de heer onderbestuurder het woord aan den heer Fr. Willems, die een opstel leest, getiteld: Proeve van algemeene Spraakleer. De vergadering beslist, dit stuk op te nemen in de Verslagen en Mededeelingen. Het dagorde uitgeput zijnde, verklaart de heer onderbestuurder de zitting geheven. |
|