Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891
(1891)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Rede, uitgesproken bij het lijk van den eerw. heer L.-W. Schuermans, den 2 September 1891, door den heer Ed. van Even.Mijne Heeren,
In name der Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde breng ik een laatst vaarwel aan den diepbetreurden Collega en Vriend, dien de dood uit ons midden heeft weggenomen. De weleerwaarde heer Schuermans was het beeld van den oprechten vaderlander. Groot was zijne bewondering, levendig zijn geestdrift voor al wat de groote vaderen ons schoon en roemrijk hebben achtergelaten. Vlaming was hij in bloed en leven, in alles en voor alles! Zijn afsterven is een ongemeen verlies voor de taalwetenschap in Vlaamsch België. Door aanhoudende oefening had hij eenen schat van kennissen vergaderd, die men maar zelden vereenigd vindt. Hij kende de taal in haar innig wezen en rijke schakeering van vormen. Nimmer raadpleegde men hem te vergeefsch over de beteekenis van verouderde woorden en zegswijzen onzer volksspraak. Zeer vroeg voelde onze Vriend zich in liefde tot de moedertaal ontstoken. Nauwelijks had hij zijne middelbare opleiding in het college ten Hoogen Heuvele ontvangen, of men vond hem terug in den leergang van Nederduitsche letterkunde, destijds door den onvergetelijken David | |
[pagina 372]
| |
bij de Leuvensche Hoogeschool geopend. Hij was een van de eerste werkende leden der heringerichte Rederijkerskamer het Kersouwken en van het Studenten-Genootschap Met tijd en vlijt, dat zoo veel goeds voor de taalzaak heeft gesticht. In den schoot dezer Maatschappij met hem, ten jare 1842, in aanraking gekomen, was ik getuige van zijnen ijver, van zijne brandende zucht ter opbeuring onzer toenmaals zoo diep miskende taal. In het aartsbisschoppelijk Seminarie getreden om zich voor den altaardienst te bereiden, besteedde hij al de stonden, welke hij aan zijne godgeleerde studiën kon ontwoekeren, aan het beoefenen der Vlaamsche letterkunde. Niets verwaarloosde hij tevens om zijne medeleerlingen in liefde en zin tot de nationale zaak op te wekken. Tot de priesterlijke waardigheid verheven, maakte hij twee deelen van zijn leven: het eerste gewijd aan de vervulling zijner herderlijke plichten, het andere aan het helpen opbeuren der vaderlandsche letteren. In het Genootschap Met tijd en vlijt vond de eerw. heer Schuermans aanleiding tot het opstellen van een voor de studie onzer taal allernuttigst werk, namelijk een Algemeen Vlaamsch Idioticon. Met de hem eigene voortvarendheid en naarstigheid ondernam hij deze omvattende taak en wist ze met roem ten einde te brengen. Zijn boek is een schat van geleerdheid, die zijn naam | |
[pagina 373]
| |
in dankbare gedachtenis zal houden zoo lang er eene bladzijde zal van overblijven. Onze Collega hield zich niet uitsluitelijk met taalstudie onledig. Meermaals deed hij een uitstapje in de geschiedenis onzer letterkunde. Zijne levensberichten van beroemde Leuvenaars, die in de volkstaal geschreven hebben, in de Eendracht en in de Vlaamsche School opgenomen, zullen der Academie, in het door haar ontworpen groote biographische werk, van het meeste nut wezen. Zij getuigen van vlijtige navorschingen en grondige belezenheid. De eerw. heer Schuermans was niet uitsluitelijk een letterkundige: ook op het gebied der schoone kunsten bewees hij geen vreemdeling te zijn. Een groot bewonderaar was hij onzer Vlaamsche schilderschool. Door zijn toedoen werd er te Wilsele een gedenkteeken aan onzen grooten schilder Verhaghen opgericht.Ga naar voetnoot(1) Het kon dan ook niet anders of de Koninklijke Vlaamsche Academie moest voor dezen ouden dapperen krijger, in onzen taalstrijd, de deur ontsluiten. Den 13 December 1887 benoemde zij hem tot briefwisselend lid, en reeds den 26 Juli 1889 werd hij tot werkend lid verkozen. Met deze bevordering bracht de Academie den | |
[pagina 374]
| |
waarden Man eene plichtmatige hulde van erkentelijkheid voor de veelvoudige diensten die hij, gedurende zijne lange loopbaan, aan de Vlaamsche Zaak had bewezen. Zeer gevoelig was hij dan ook aan deze onderscheiding: ofschoon reeds aangedaan door de krankte, die hem ten grave moest brengen, verscheen hij te midden zijner Academiebroeders om hun zijnen hartelijken dank te betuigen. Tot zijn groot spijt liet de staat zijner gezondheid hem niet meer toe deel aan onze werkzaamheden te nemen; doch te Wilsele, te midden zijner boeken, hield hij zich nog veel met haar onledig; hij onderzocht, met groote aandacht, de proeven van de lijst der Zuidnederlandsche Schrijvers, en zond nu en dan vlugschriften en boeken ten geschenke voor de bibliotheek der Academie. De man heeft waardiglijk zijnen tol aan de Vlaamsche zaak betaald. Thans rust hij uit van zijne ruwe taak. De vrome arbeider, de overtuigde Vlaming, de geleerde Priester is heengegaan, om in hooger sfeer het loon voor zijn streven hier op aarde te ontvangen. De gedachtenis van den eenvoudigen, dienstvaardigen, goeden Man zal in zegening blijven bij al wie met hem in betrekking is geweest. En thans, waarde Collega en oude Vriend, rust zacht in het aangename Wilsele, te midden uwer parochianen, die gij, gedurende drie en twintig jaren, niet ophieldt met woord en voorbeeld te stichten. In name der Koninklijke Vlaamsche Academie zeg ik u vaarwel, of beter: tot wederziens! |
|