Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891
(1891)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 343]
| |
Dagorde. - Lezingen.
| |
[pagina 344]
| |
steldGa naar voetnoot(1), toonde mij, dat er in het werk van den Limburgschen zanger geen spoor te vinden was van gelijkenis, zelfs haast geene overeenkomst nopens den inhoud zelf. Destijds was het mij niet bekend, hoe ver Maerlants Troyen loopt in het verhaal der gebeurtenissen; en nu dacht ik eene brok voor te hebben uit eene tweede, nog onbekende, middeleeuwsche bewerking der Aeneïde. V. Gaillards fragmenten, door blommaert uitgegeven in zijn Theophilus (bl. 56-74), konden wel iets doen gissen; doch eigenlijk slechts dezer laatste dagen, bij het doorbladeren van het derde deel van Maerlants Istory van Troyen, door onze hooggeachte en geleerde medeleden jonkheer Nap, de Pauw en den heer Edw. Gailliard in 't licht gegeven, rees het vermoeden op. dat mijn perkamenten blaadje wel tot dit gedicht kon behooren, en dit vermoeden werd weldra zekerheid aan het einde van het boekdeel. Het bewuste vel bevat namelijk vier fragmenten loopende over den strijd van Aeneas en TurnusGa naar voetnoot(2). Deelen er van vielen onder 't mes weg zoo langs boven als langs onder. Voorzijde en | |
[pagina 345]
| |
keerzijde hebben ieder twee kolommen; tusschen kolom een en kolom twee der voorzijde ontbreken 21, tusschen voor- en keerzijde 22, en tusschen de twee kolommen der rugzijde 23 verzen. Het geheele fragment behelst 112 verzen: kol. een 28, kol. twee 29, kol. drie 28 en kol vier 27. Het Hs behoort tot de XIVe eeuw, en het heeft zooveel gelijkenis met het Weemaes-fragmentGa naar voetnoot(1), dat men bij eene oppervlakkige beschouwing geneigd is de beide brokken te houden voor vellen van eenen zelfden codex: beide toch zijn op twee kolommen geschreven, die juist dezelfde afmetingen hebben over de breedteGa naar voetnoot(2) en het schrift biedt op 't eerste zicht een sterken trek van gelijkenis; bij nadere inzage echter komen verscheidenheden voor in het vormen van verschillige letters en vooral in 't aanvangen der dichtregels al of niet met hoofdlettersGa naar voetnoot(3), welke dit vermoeden tegenspreken en twijfelachtig laten. Alhoewel ik na de uitgave van het Wezisch Hs. er verre af ben mijne vondst voor belang- | |
[pagina 346]
| |
rijk te houden, acht ik mij toch gelukkig mijnen hooggeachten collegas jhr N. de Pauw en den heer Edward Gailliard dit nog ongekende fragment aan te bieden, ware 't dan ook maar om er hunne uitgave ietwat vollediger mee te maken. Overigens kan het zoo voor tekstverklaring als voor tekstzuivering toch van eenig nut zijn, daar het tot een ouder en vast nauwkeuriger afschrift behoort dan dat van Wessel van de Loe. Zoo, bijv., lezen we, vers 40,589: Die bode liep wech sire straten,
waar het Wezisch Hs. heeft: Die bade lief synre straten,
wat een onverstaanbaar (of is lief wellicht eene drukfout?) en daarbij nog een hinkend vers maakt. Vers 40,591:
De boetscap héeft hi ghebracht
Hem; ende dies was utermate vro
dunkt me eveneens duidelijker en zuiverder dan: Die baetscap heft hy en bracht;
Des was hy uyttermaten vro.
Verzen 40,606 en vlg.: Scone, stout, milde ende vroet,
hovesch, goedertieren, te wapenen goet,
hebben de vier gewone heffingen, terwijl Scoen, milde ende vroet
Haefs ende ten wapen goet
van het Wezisch Hs. alweer hinken. | |
[pagina 347]
| |
't Zelfde geldt van vers 40,612: Die in al Ytalien was,
tegenover: Die in Ytalien was.
Vers 40,645 heeft het Hs. van Weze: Int tsant stortten syt tghereide
Seer ghequest ende ghefolleert
waarvan 't eerste vers - de schriftfouten daargelaten - vast niet te klaar is; mijn fragment geeft ter alleszins duidelijke lezing: Int sant storten si gherede
seer ghequetst ende geaffoleert.
Vers 40,653 helpt nogmaals een hinkenden, regel op goede beenen: Elc van anders starken scilde.
Vers 40,744 luidt in het Wezisch Hs.:
heelden van den lude weder;
het nieuwe fragment schrijft:
helleden van den luden weder,
dat is: weerklonken, van het Mnl.: hellenGa naar voetnoot(1). Het eerstvolgend vers: Dat Turnus lach der neder
Riep Eneas...
| |
[pagina 348]
| |
is nogmaals, zoo prosodisch als spraakkundig, beter in ons fragment:
Daer Turnus lach gevallen neder
Riep Eneas...
Eindelijk - om van geene andere bijzonderheden te gewagen - Aeneas' bruid, de Lavinia van Virgilius, ten onrechte in het Wezisch Hs. Lamine genoemd, krijgt hier haren naam terug in den vorm Lavine, terwijl Turnus' vader, Daunus, niet onder den naam verschijnt van Damius, maar wel van Dunus.
Jhr. de Pauw meent de tolk te zijn van de Academie, als hij, in haren naam, kanunnik Daems gulhartig bedankt voor de kostbare mededeeling, die hij haar gelieft te doen. Deze mededeeling komt juist ter ure, vermits zij bij een gelukkig toeval met een nieuw fragment (dat het fragment-Daems zal dienen te heeten) de 3de aflevering der Mnl. fragmenten komt sluiten, die nu ter perse ligt en binnen kort zal uitgedeeld worden. Deze aflevering zal tevens eene korte voorrede behelzen als antwoord op de onverdiende aanvallen, van welke de moeielijke uitgave diens Mnl. romans, ongeveer 41 duizend verzen tellende, het voorwerp is geweest. De wijze, op welke de Academie gewenscht heeft dat deze uitgave geschiede, (te weten, eerst de diplomatische teksten, daarna de aanmerkingen, die, in een afzonderlijk deel vervat, gemakkelijk | |
[pagina 349]
| |
beide teksten, Nederrijnschen en Middelnederlandschen, toelaten te vergelijken), wordt dus nog eens gerechtvaardigd, vermits het spoedige uitgeven van den geheelen tekst aan kanunnik Daems gelegenheid heeft verschaft het nieuwe Troye-fragment aanstonds te recht te wijzen. - Spreker hoopt dat die eerste beantwoording aan den oproep, door de uitgevers gedaan om andere of soortgelijke fragmenten op te sporen, door nieuwe ontdekkingen zal gevolgd zijn, en hij stelt voor, het fragment, met fac-simile, in het vierde deel van de Istory van Troyen te laten drukken, terwijl de schrandere opmerkingen van kanunnik Daems in de Verslagen zullen worden opgenomen.
Deze besluitselen worden met toejuiching goedgekeurd. |
|