ondervoorzitterschap, aan Mr. Obrie een secretarisambt van het congres, en aan professor Alberdingk Thijm een ondervoorzitterschap der tweede sectie.
Ons eerelid. Dr. Kluyver, werd aangesteld als een der twee secretarissen, voor Holland; twee andere eereleden, Dr. Schaepman, vertegenwoordiger der Hollandsche Regeering, en Dr. Te Winkel, voorzitter der 1e afdeeling benoemd, deden zich naar waarde in de zittingen opmerken.
Aan ons afwezig buitenlandsch eerelid, Dr. Mathijs De Vries, is, op de tweede algemeene vergadering, warme hulde gebracht, en een telegram van gelukwenschen gestuurd.
De Academie werd, in den persoon van haren afgevaardigde, met eene keurplaats aan den middendisch gehuldigd, op het algemeen eindfeestmaal. En aan de tafel van Jhr. de Maere, te zijnen kasteele van Aartrijke, met eene groep congressisten genoodigd, na den afloop van het congres, is de vertegenwoordiger der Academie aan de rechterzijde van den gastheer gerangschikt geworden.
Ik heb dan ook, na onzen achtbaren collega, Dr. Claeys, uit een gemoed, zoo vol als mijn beker, den meester des huizes, in eenen heildronk verheerlijkt, om de vele bewijzen van liefde, reeds door hem aan de Letteren en aan de kunst, zoowel als aan de kust van Vlaanderen gegeven. Ik betuigde, dat hij, op zijne eigenaardige plaats, in onzen taalstrijd veroverd, ons denken deed aan