jaren richt zij een klein aantal goedgevolgde, echte kunstfeesten in, met lezing door een gekenden schrijver en uitvoering van muziekwerken der groote meesters.
Op dergelijke feesten traden reeds o.a. als lezers op onze hooggeachte medeleden Jan van Droogenbroeck, Emmanuël Hiel en wijlen onze betreurde J.-G Dodd.
Zij heeft op die wijze, in Brussel, een publiek gevormd dat dergelijke Vlaamsche feesten met veel genoegen volgt, bij andere jongere kringen den lust tot het geven van kunstfeesten opgewekt. Ik moet getuigen dat zij, dank aan haar toedoen, het Vlaamsch letterkundig leven in de hoofdstad heeft bevorderd en versterkt
Ik voeg bij deze regelen, voor de oorkonden der Koninklijke Vlaamsche Academie, een afdruk van het programma van het toonkundig feest der Distel, dat plaats greep op 24 Mei 1891.
Op de voortreffelijkste wijze werden vertolkt: 1e deel, vijf gewrochten van Beethoven, een van Wagner: Wotans afscheid van Brunhilde, uit de ‘Walkure’; het 2e deel was uitsluitend gewijd aan onze Vlaamsche toondichters P. Benoit, J. Blockx, Antheunis, W. de Mol, G. Huberti, Tinel. Sinds verscheidene jaren wordt het Kunstgenootschap, met zooveel beleid als ijver, bestuurd door zijnen algemeenen schrijver, den heer Em. T'Sjoen die, namens De Distel, het verlangen heeft uitgedrukt dat ik aan de Koninklijke Vlaamsche