Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1891
(1891)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 302]
| |
len dan aan Roemer Visschers “oudste kind” de “wyse” en met verscheidenheid van gaven zoo rijk bedeelde “Anna”. Wat dit betreft stond ze bij hare in vele opzichten nog milder bedeelde zuster “de schoone Tesselschade” weinig achter. De uitnemendste van hare tijdgenooten zijn eenparig in eenen lof uitgelokt door eene vereeniging van geestes- en gemoedsgaven, waarvan hare dichtgave er slechts ééne was’.Ga naar voetnoot(1) Daniel Heins noemt Anna Roemers ‘de Minerva van Nederland’ en ‘de Tiende Muze’. Zij was meer dan eene hoogbegaafde dichteres: de gevierde vrouw beoefende ook de teeken-, ets-, boetseer- en borduurkunsten. Met diamant graveerde zij op glas en in de schilderkunst bracht zij het zoo ver, dat zij in staat was gewrochten van Rubens na te malen. Ook de toonkunst werd door haar niet verwaarloosd Anna Roemers was met ons vaderland zeer ingenomen. In eenen brief aan den voorzitter Roose noemt zij Belgie haar ‘waerde vrindenlant’Ga naar voetnoot(2). In weerwil van het twaalfjarig bestand bleven onze gewesten als met een Chineeschen muur van Holland afgezonderd. Vroeg echter had jonkvrouw Roemers gelegenheid gevonden om België te | |
[pagina 303]
| |
bezoeken en er betrekkingen aan te knoopen met geleerden en kunstenaars. Reeds vóór 1620 was zij te Antwerpen in aanraking met Rubens en diens achtingswaardige gade Izabella Brant. Deze vrouw was, als bekend is, de dochter van den stadssecretaris Jan Brant, ‘die, zegt hoogleeraar Beets, tot eene in Holland gevestigde en daar aanzien genietende familie behoorde. Deze familie-betrekking mag de aanleiding geweest zijn dat Anna Roemers gelegenheid had persoonlijk kennis met Rubens en zijne echtgenote te maken’Ga naar voetnoot(1). Hoog stond de bewonderenswaardige vrouw bij Rubens in achting. Hij beschouwde haar als een sieraad van Holland en gaf haar een blijk van vriendschap en bewondering door de vereerende opdracht der uitmuntende plaat, welke Lucas Vosterman naar zijn schilderstuk, de Kuische Suzanna, kwam te vervaardigen. Onder de plaat schreef hij de volgende toewijding: Aan de uitverkoren Maagd Anna Roemer Visschers, de sterre van het luisterlijk Holland, in vele kunsten ervaren, bijzonderlijk, door de beoefening der Poëzij, ver boven haar geslacht beroemd, wordt dit zeldzaam voorbeeld van Kuischheid, door Petrus-Paulus Rubens, met genoegen, als wel verdiend, opgedragenGa naar voetnoot(2). | |
[pagina 304]
| |
Rubens was, men weet het, niet alleen een onvergelijkelijk schilder, maar tevens een der grootste geesten die het menschdom hebben vereerd. De woorden van den meester stellen de veelzijdige verdiensten der belangwekkende vrouw, meer dan de talrijke verzen van den zwerm harer Hollandsche aanbidders, in helder daglicht. Onder hare gedichten treft men een stukje aan met het volgende opschrift: ‘Aen de vermaerde constryke Petrus Paulus Rubens, doe ic naer syn werck schilderde, anno 1621.’ Later vindt men haar te Antwerpen bevriend met Balthazaar Moretus, Lodewijk Nonnius, Gaspard Duarte, Jan Hemeleers, Jan Mantelius, Jacob Edelheere en andere mannen van stand, geleerdheid en wetenschap. Den 11 Februari 1624 trad Anna Roemers te Amsterdam in den echt met meester Dominicus Boot van Wezel, uit den Haag. Zij schonk hem twee zonen: Romer, geboren in 1625; en Johannes, geboren in 1626. Ten jare 1640 besloot de moeder het zonenpaar van Wezel op het College der Paters Jezuïeten, te Brussel, hunne middelbare opleiding te laten | |
[pagina 305]
| |
ontvangen. Zij zelve bracht ze herwaarts. ‘Dit en latere daarop volgende bezoeken aan de Spaansche Nederlanden, zegt hoogleeraar Beets, gaven, tusschen 1640 en 1646, aanleiding tot aanraking met geleerden, letterkundigen, geestelijken en aanzienlijken, waar menig, door haar eigen pen voor ons bewaard dichtstukje, de vrucht van is geweest.’Ga naar voetnoot(1) Anna Roemers bracht, in 1640, te Antwerpen meer dan vijftien weken over. Zij zelve meldt het ons in het volgende half luimig, half ernstig puntdicht: Die van Antwerpen, die beleefde Nacy,
Vaerdichde mij strak af met brieven van Recommandacij,
Aen die van Brussel en seyden mits dien
Dat sy de Hollanders niet wel en mochten sien;
Vindt het recht anders, want na vijftien weken tijt,
Houder mij noch gaende, om niet te worden quyt.Ga naar voetnoot(2)
Inderdaad Balthazar Moretus had haar brieven van ‘recommandacij’ gegeven voor Mathieu de la Morgue, abt van Sint-Germain, en Philips Chifflet, abt van Balerne. Deze brieven, de eerste in het Fransch, de tweede in het Latijn, zijn van 14 Februari 1641. Te Antwerpen hoorde zij, in 1640, de dochters van Jacob Duarte, te weten: Leonora, Catharina, Francisca en Izabella ‘singen en spelen’. Francisca was met zoo een uitmuntend talent | |
[pagina 306]
| |
bedeeld dat Hooft haar ‘de Fransche Nachtegaal’ noemde. Ten jare 1643 bracht de merwaardige vrouw een nieuw bezoek aan Antwerpen en verwijlde er meer dan twee maanden.Ga naar voetnoot(1) Als hooger reeds bleek, was zij er bevriend met den stadspensionaris Jacob Edelheere en diens gade, Elizabeth of Izabella Lemens, eene vrouw van ontwikkelden geest en bevalligen omgang. Ten huize van dezen ambtenaar vond zij een hartelijk onthaal en deed zij aangename ontmoetingen. Over dit aanwezen van Anna Roemers in de Scheldestad hebben wij eenige kleine bijzonderheden aangetroffen, welke wij aan onze veelgeachte academiebroeders willen mededeelen. Onze geleerde vriend en collega, de heer Pieter Génard, heeft, in zijne belangrijke Snipperingen van biographischen aard, eene plaats medegedeeld uit de Collegiale Acteboecken van Antwerpen, van den volgenden inhoud: ‘Geordonneert Tresoriers ende Rentmeesters van stadswege te vereeren Jouffrouwe Anna de Roomer Visschers met een silver vergulde schaele van le weerde van vyffentwintich ponden vlems, uyt redenen de heeren daertoe moverende. Actum in collegio, 14 novembris 1643.’Ga naar voetnoot(2) | |
[pagina 307]
| |
Welke waren ‘de redenen’ die de ‘heeren’ van het gemeentebestuur hadden aangezet om deze Hollandsche vrouw een zoo kostelijk geschenk te doen? De verklaring is niet ver te zoeken. Ten blijke van hare hoogschatting en bewondering voor het door haar zoo geliefde Antwerpen, had zij, met haar diamantstift, een glazen beker versierd, en hem aan de beminde stad opgedragen. Zij zelve leert het ons in haar lief gedichtje: Aen de heerlijke wijdtberoemde stat Antwerpen, op een Roemer geschreven hebbende een plantje Cammillen daer by de Stadtsspreuk: attrita resurget. Het gedichtje draagt het jaarmerk 1643. De wethouders wisten de eer te waardeeren welke Antwerpen te beurt viel, door eene vrouw, in haar vaderland zoo hoog geprezen, bezongen door Cats, Hooft, Huygens, van Baerle, Heins, Vossius, Vondel, in een woord door de grootste dichters welke Holland in die roemvolle dagen bezat. Ook aarzelden zij niet het besluit te nemen haar, in stads name, met ‘eene silver vergulde schaele’ te vereeren. Dit besluit strekt den Antwerpschen wethouders uit die dagen tot onsterfelijken roem. Met die hooggeschatte vrouw een prachtig geschenk aan te bieden, toonden ze dat zij. te midden der rustelooze zorgen voor het stoffelijk welzijn hunner lastgevers, ook een open oog hadden voor al wat strekken kon om den alouden kunstroem der stad te handhaven en uit te breiden. De beroemde ‘Visscherin’, gelijk Hooft haar | |
[pagina 308]
| |
heet, had de Scheldestad hartelijk lief; van deze verkleefdheid heeft zij in meer dan een gedicht de krachtige uitdrukking neêrgelegd. Zij noemt Antwerpen: ...... de schoonste stat
Die Nederlant oyt heeft gehat.
En elders zegt zij nog: Vermaerde stat, geroemt so hoogh
Dat men u noemt des werelts oog.
Vast moest zij zich zeer vereerd voelen door het prachtig geschenk, haar wegens de beroemde stad aangeboden. Hooger noemden wij Jacob Edelheere, den gastheer van Anna Roemers, in Antwerpen. Te Leuven uit een patriciërsgeslacht geboren, had hij, nauwelijks 20 jaar oud, bij de Hoogeschool zijner vaderstad den graad van licenciaat in de beide rechten verworven, en daarna als raad en schepene in het gemeentebestuur gezeteld. Eenige jaren nadien was hij, om zijne buitengemeene ervarenheid als rechtsgeleerde en redenaar, tot pensionaris van Antwerpen verkoren. Jacob Edelheere was de laatste vertegenwoordiger eens vermogenden geslachts, in 't welk de letteren en de kunsten steeds vereerders hadden gevonden. Het was zijn overgrootvader Willem Edelheere die, in 1443, door Rogier van der Weyden een prachtig tryptiek deed vervaardigen om in de Sint-Pieterskerk te worden | |
[pagina 309]
| |
geplaatst, alwaar het nog heden voorhanden isGa naar voetnoot(1). Over aanzienlijke middelen beschikkende, had Jacob Edelheere zijne woning binnen Antwerpen tot een wezenlijk Museum gemaakt. in 't welk men, behalve eene uitgebreide bibliotheek vervuld met allerbelangrijkste handschriften en boeken, ook eene prachtige verzameling aantrof van schilderstukken en beeldhouwwerken der eerste zoo in- als uitlandsche meesters van dit tijdvak. Deze verzameling werd door vreemdelingen en landgenooten druk bezocht. Daar de bezitter onderscheidene talen sprak, vond hij een wezenlijk genoegen den bezoekers in persoon de gevraagde inlichtingen te geven. Men zal begrijpen dat Anna Roemers aangename uren sleet te midden dier voortreffelijke kunstgewrochten, waaronder er zich bevonden door haren destijds overleden vriend Rubens uitgevoerd. Edelheere bespeelde de Latijnsche lier en schreef ook in zijne moedertaal. Hij beoefende tevens de wetenschappen, vooral de sterrekunde. In den tuin zijner woning had hij eenen zonwijzer doen plaatsen, vervaardigd door een oud medehelper of assistent van Descartes, zijn stadsgenoot den bekenden Geeraard van Gutschoven, hoogleeraar te Leuven. Edelheere telde onder zijne vrienden den beroem- | |
[pagina 310]
| |
den priester en sterrekundige Godfried Wendelyn of, om de taal der toenmalige geleerden te spreken, Godefridus WendelinusGa naar voetnoot(1), die, in het belang der wetenschap, onderscheidene landen van ons werelddeel had bezocht. Alhoewel hij bij de Parijsche Hoogeschool het diploom van doctor in de rechten had ontvangen, vervulde hij destijds de nederige bediening van pastoor van Herk, zijne geboorteplaats; later werd hij kanunnik en officiaal des Bisdoms van Doornijk. Het was een man van grondige geleerdheid en veelsoortige kennis, de vriend van Gassendi en Peiresc, gelijk de verdienstelijke heer C. le Paige, hoogleeraar te Luik, het onlangs heeft aangetoond in zijne belangrijke redevoering, uitgesproken in eene plechtige zitting der Koninklijke Academie van BelgiëGa naar voetnoot(2). In September 1643 was Wendelyn te Antwerpen gekomen om, ten huize van zijnen vriend Edelheere, bij middel van den hooger vermelden zonwijzer, de waarneming te doen eener maansverduistering, welke in den namiddag van 27 dier maand, omtrent 6½ uren, moest plaats grijpen. Van deze gelegenheid had de pensionaris gebruik gemaakt, om te zijnent eenige vrienden te vereenigen, als Jacob van Eyck, opperrentmeester, en Kaspar Gevaerts, secretaris | |
[pagina 311]
| |
der stad, Geeraard van Gutschoven, Joost Dudinck en anderen. Anna Roemers kwam mede het geleerd gezelschap met hare tegenwoordigheid vereeren. Vast zullen de genoodigden Edelheere dankbaar zijn geweest voor de gelegenheid, welke hij hun verschafte om de beroemde vrouw te ontmoeten en met haar in gesprek te komen. Zij, van haren kant, vond er andermaal gelegenheid tot omgang en vriendschapsgronding met onderscheidene Belgische mannen van wetenschap en geleerdheid. In die dagen hield Wendelyn zich ook onledig met dietsche taaloefening tot het verklaren van duistere plaatsen voorkomende in de Salische Wetten, die, naar zijne bewering, op Belgischen boden geschreven werden, en waarvan, hij, in 1649, eene uitgave met historische en taalkundige aanteekeningen bezorgdeGa naar voetnoot(1). Het laat zich verstaan dat een gesprek met de vrouw, die zoo grondig met de Nederduitsche spraak bekend was, hem niet alleen aangenaam maar tevens nuttig moest wezen. Hoog wist hij haar dan ook te waardeeren. In het boekje, waarin hij verslag doet over de bovengemelde waarneming, en 't welk in 1644 te Antwerpen, bij Hieronymus Verdussen, van de pers kwam, noemt hij Anna Roemers de Theano der eeuwGa naar voetnoot(2). Het | |
[pagina 312]
| |
is eene zinspeling op de Theano der oudheid, dochter van Pythagoras, die de wijsbegeerte met roem beoefende. Deze lofspraak vanwege een man als Wendelyn toont ons welke buitengewone achting de verdienstelijke vrouw ook in België genoot. In hare gedichten komt een stukje voor van 1643, met het volgende bovenschrift: Het peerlesnoer spreekt van de eerbare minnelycke Vrouwe Me Vrouwe Edelheer, Pensionnaris van Antwerpen. Dit peerle-snoer was een geschenk van Anna Roemers aan Izabella Lemens, die - het zijn hare woorden - zich beminnen deed Door haer bevallicheeden,
Door haer lieftaellicheeden,
Door Eerbaer soet gelaet,
Dat vrouwen zoo wel staetGa naar voetnoot(1).
De dichteres bezocht andermaal Antwerpen in | |
[pagina 313]
| |
1645. Toen werd zij er door eene ernstige krankte aangedaan, waaruit de ‘hoog geleerde en ervaren Doctor Nonnius’ haar wist op te beuren. Of zij later in de Scheldestad nog verscheen, is ons onbekend. Anna Roemers Visscher ontsliep te Alkmaar den 6 December 1651, in den ouderdom van 67 jaren. | |
Bijlage.Ons achtbaar medelid, de heer Génard, had de goedheid ons uit de rekening der Domeinen van Antwerpen van 1644 den volgenden post over te schrijven: ‘Nicolaes Somers, Silversmit, de somme van twee hondert seven en vyftich ponden ende sesse groote Arthoys, ter saecken van twee vergulde schalen by hem gemaeckt met stadswapen, daermede syn vereert Jouffrouwe Roomers ende Doctor Vendelinus van stadtswegen, volgende specificatie ende acte collegiael daeronder gestelt, de data 8 Augusty 1644, met ordonnantie ende quitantie, ijc lvij lib. vj. den.’ Het blijkt uit deze mededeeling, waar wij den heer Génard dank voor zeggen, dat de stad Antwerpen toenmaals twee zilververgulde schalen schonk, de eerste aan Anna Roemers, de tweede aan Godfried Wendelyn, die den Raad met een afdruksel zijner Luminarcani Eclipses Lunares kwam te vereeren. De aangeboden bekers waren vervaardigd door den Antwerpschen zilversmid Nicolaus Somers, | |
[pagina 314]
| |
wellicht een bloedverwant van den vermaarden drijver Wierik Somers, door den heer Génard besproken in zijn verdienstelijk opstel over het Gilde der zilversmeden van Antwerpen, opgenomen in de Annales de l'Académie d'archéologie de Belgique, 1880. De stad Antwerpen had derhalve, door een harer voornaamste zilversneden, voor elkeen. der schrandere geesten, die, ten huize van den pensionaris Edelheere, met elkander in aanraking kwamen, eene schaal doen vervaardigen. Het feit is vol beteekenis: de aanzienlijke som, welke voor deze geschenken werd uitgegeven, toont dat de Scheldestad, ondanks de ongunstige omstandigheden waarin zij, ten gevolge der tijdsomstandigheden, verkeerde, toch geld vond om hen te vereeren die, op het gebied van letteren, kunsten en wetenschappen, het vaderland tot roem verstrekten. Steeds bleef zij nog, om ons van eene uitdrukking van Guicciardini te bedienen, de magna citta, de nobilissima citta van weleer. |
|