Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1890
(1890)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||
zitter, Daems, de Vos, Hiel, Micheels, Prayon-van Zuylen, Snieders, leden, Coopman, secretaris. Na eenige mededeelingen betreffende de ‘Vaken Kunstwoorden’, wordt, met het oog op de Bloemlezing uit onze XVIIe en XVIIIe eeuwsche schrijvers, eene voorloopige lijst van te onderzoeken werken en te behandelen schrijvers, overgelegd door den heer Daems. De leden der commissie van uitvoering zullen die lijst overzien en, zoo noodig, volledigen. Voor de Bloemlezing, wordt, mits goedkeuring der Academie, het groot formaat van de uitgaven der Koninklijke Vlaamsche Academie aangenomen. Tot verdere voorbereiding van de werkzaamheden, bepaalt de vergadering dat de beide subcommissiën zullen bijeenkomen: die voor de ‘Vaken Kunstwoorden’, in de maanden Januari, April, Juli en October; die voor de ‘Bloemlezing’ in Maart, Juni, September en December. De gewone algemeene zittingen blijven bepaald op Februari, Mei, Augustus, November. Al die vergaderingen zullen beroepen worden op den dag van de maandelijksche zittingen der Academie. Ter zitting van 20 Augustus waren aanwezig: de heeren Hansen, voorzitter, Obrie, ondervoorzitter, Daems, de Vos, Hiel, Micheels, Snieders, leden, Coopman, secretaris. | |||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||
Deze geeft lezing van het verslag over de voorgaande zitting. Dat verslag wordt goedgekeurd en door de heeren leden onderteekend. | |||||||||||||||||||||
1o Vak- en Kunstwoorden.Ontvangen: Een ontwerp van Nederlandsch-Fransche technologische woordenlijst betreffende het leger. De heer de Vos wordt tot verslaggever benoemd. | |||||||||||||||||||||
2o Bloemlezing.Voorloopige lijst der schrijvers: De heeren Hansen en Snieders geven eenige mededeelingen en inlichtingen, waarvan de ‘Commissie van uitvoering’ aanteekening zal houden. Berekening der kosten; type van papier en letter; prijs enz.: Vooraleer eene beslissing te nemen, zal de Commissie den heer drukker der Academie verzoeken, een paar bladzijden uit den eenen of den anderen schrijver, te willen zetten, en aan het oordeel der Academie te onderwerpen. | |||||||||||||||||||||
3o Woordenboek der Nederlandsche taal.In zitting van 19 Maart ll., werd de aandacht van de Commissie voor Nieuwere Taal- en Letterkunde gevestigd op het feit dat de Redactie van het Woordenboek der Nederlandsche Taal zoo weinig ‘voorbeelden’ aanhaalt uit de werken onzer Zuid-Nederlandsche prozaschrijvers en dichters. Zoo bevat de XIVe aflevering, IIIe reeks, 479 | |||||||||||||||||||||
[pagina 208]
| |||||||||||||||||||||
citaten, waarvan 457 getrokken zijn uit Noord-Nederlandsche en slechts 22 uit Zuidnederlandsche dichters, te weten:
In de XVe aflevering werden aangeteekend: 678 citaten, waarvan slechts 31 uit 15 Zuidnederlandsche dichters.
Die 15 zijn: Voor de oudere dichters:
| |||||||||||||||||||||
[pagina 209]
| |||||||||||||||||||||
Voor de XIXe eeuwsche zangers:
In de andere afleveringen zijn onze dichters even stiefmoederlijk behandeld. Zoo komen in de aflevering III van het IIe deel 744 aanhalingen voor uit 102 dichters, en slechts 44 uit 10 Zuid-Nederlanders, te weten:
Onze prozaschrijvers werden, tot heden, even karig bedeeld. De bewijzen liggen voor de hand. De onderteekenaars van de toelichting, waarin voormelde cijfers voorkomen, verklaarden: | |||||||||||||||||||||
[pagina 210]
| |||||||||||||||||||||
‘Verre van ons de gedachte den hooggeschatten taalgeleerde profr M. de Vries en zijne bekwame medewerkers in het minst te verdenken van stelselmatige verwaarloozing of uitsluiting hunner Zuiderbroeders. Wij houden ons, integendeel, voor overtuigd dat de bedoelde leemte hoofdzakelijk te wijten is aan het feit dat de geëerde Redactie wellicht minder bekend is met de werken der Vlamingen dan met die der Noord-Nederlanders.’ De onderteekenaars achtten het des te betreurenswaardiger dat onze schrijvers in het Woordenboek de plaats niet bekleeden op welke zij, met recht, aanspraak maken, aangezien
| |||||||||||||||||||||
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||
Derhalve stelden de onderteekenaars, na toelichting, voor:
De Commissie nam het voorstel en de toelichting in aanmerking en besloot dezelve te onderzoeken en te bespreken, in hare zitting van 20 Augustus e.k. In deze, werd mededeeling gegeven van den inhoud van deel V, aflevering I van het Woordenboek. | |||||||||||||||||||||
[pagina 212]
| |||||||||||||||||||||
Daaruit bleek dat, op 116 aangehaalde dichters, met 701 citaten, er slechts 12, met 26 voorbeelden, tot Zuid-Nederland behooren, namelijk
Voormelde voorstellen gaven aanleiding tot eene uitgebreide bespreking, doch deze leverde geenen uitslag. Een ander voorstel werd aangenomen met 6 stemmen tegen 2. Het luidt als volgt: ‘De Bestendige Commissie voor nieuwere Taal- en Letterkunde wenscht dat de Koninklijke Vlaamsche Academie zich wende tot den heer Minister van Binnenlandsche Zaken en Openbaar Onderwijs, om zijne bijzondere aandacht te vestigen op de stiefmoederlijke wijze, waarop de Zuidnederlandsche schrijvers behandeld worden bij het aanhalen van voorbeelden, voorkomende in het Woordenboek der Nederlandsche Taal, dat, insgelijks met de ondersteuning van de Belgische Regeering, wordt uitgegeven.’ | |||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||
Het verslag des heeren Coopman leidt tot de volgende gedachtenwisselingen: De heer J. van Droogenbroeck betreurt, dat de Opstellers aan de reeds vroeger gemaakte opmerking omtrent het niet of al te weinig aanhalen van Vlaamsche schrijvers geen gevolg gegeven hebben, doch hij kan het voorstel der Commissie niet bijtreden. Het Staatsbestuur heeft met de Noordnederlandsche Regeering eene overeenkomst getroffen om de uitgave van het Woordenboek te verzekeren; deze overeenkomst heeft uitsluitend voor doel eene toelage door de beide Rijken aan de Redactie uit te betalen bij het verschijnen van elke aflevering; er zijn geene voorwaarden gesteld; ook wordt geen verslag over de belangrijkheid of andere hoedanigheden der afleveringen gevraagd; de Belgische Staat heeft volle vertrouwen gesteld in de bevoegdheid en het gezond oordeel van den Hoofdopsteller, Dr M. de Vries. Indien het voorstel der Commissie moest aangenomen worden, zou de Regeering waarschijnlijk antwoorden dat, om de aangehaalde redenen, het haar onmogelijk is met de Redactie in briefwisseling te treden omtrent een punt, waarvan in de overeenkomst met Noord-Nederland niet gesproken werd. Daarbij staat het nog te bezien of eene onderhandeling met de Noordnederlandsche Regeering vel een gunstig gevolg zou hebben; spreker gelooft niet dat één der beide Rijken zich geneigd zal gevoelen, | |||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||
omtrent de keuze van voorbeelden en aanhalingen van schrijvers bij de Redactie opmerkingen te maken. Zijns inziens heeft de Academie het recht zich te wenden tot de Redactie zelve en deze hare medehulp aan te bieden; want de verwaarloozing der Vlaamsche schrijvers zal noodlottig ten gevolge hebben dat het Nederlandsch Woordenboek onvolledig zij; - en sedert Dr A. de Jager niet meer daar is om het verwaarloosde, onopgemerkte, vergetene na te sprokkelen - en de verschijning der afleveringen slechts als een onbeduidend nieuwsje - zelfs in De Gids - aangekondigd wordt, is de vrees voor onvolledigheid nog meer gegrond. De Koninklijke Vlaamsche Academie hoeft niet te gaan klagen over eenen betreurenswaardigen toestand, wanneer zij zelve, en zij alléén, het middel aan de hand heeft om dien toestand te verhelpen. Dit middel is aangeduid in de drie eerste voorstellen der commissie: waarom deze niet aangenomen werden, is hem moeilijk te begrijpen. Hij hoopt dat de commissie op haar besluit zal terugkomen. De heeren Daems, Obrie en Coopman drukken de meening uit, dat het beter ware officieus aan den heer M. de Vries te schrijven. Daarentegen acht de heer Hiel het noodig, den heer Minister opmerkzaam te maken op het aangeklaagde gebrek, dewijl het Woordenboek gedeeltelijk door het fonds der Academie wordt bekostigd. De heer Alberdingk Thijm zegt dat hij in het | |||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||
Woordenboek nog een ander gebrek vindt: is er, wat de Zuidnederlandsche schrijvers betreft, armoede en gebrek van citaten, van den anderen kant treft men er, voor vele woorden, zulk een overvloed van aan, dat vele gansch nutteloos, en enkel maar herhalingen zijn. Tot voorbeeld wijst hij op het woord glad, dat meer dan acht kolommen beslaat, terwijl daarnevens andere woorden, zooals: b.v. glasvenster, maar terloops zeer kort behandeld worden, ofschoon meer uitleg wenschelijk, ja noodzakelijk zou zijn. Het ware, meent Spreker, goed, de Redactie van het Woordenboek op een en ander opmerkzaam te maken. Ten slotte wordt het voorstel der Bestendige Commissie voor nieuwe Taal- en Letterkunde aangenomen. | |||||||||||||||||||||
Dagorde.De Academie kiest tot leden der jury, gelast met het beoordeelen van de handschriften, ingezonden voor de wedstrijden des loopenden jaars: Voor de tweede prijsvraag: de heeren Roersch, Gezelle en Willems. Voor de vierde prijsvraag: de heeren Coopman, Obrie en J. van Droogenbroeck. |
|