Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1890
(1890)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
van dezen middag, de Vlaamsche Bibliographie van 1830 tot 1890 aangeboden. Dit werk is evenwel verre van reeds volledig te wezen; edoch, voortgaande met het opsporen van allerlei boeken en vlugschriften over allerlei onderwerpen, hoopt de Secretaris, in eene der eerstvolgende zittingen der Commissie, het voorstel te zullen kunnen doen om de zoo zeer gewenschte uitgave der Bibliographie van 1830 tot 1890 aan te vangen. Hij verzoekt de medewerking van al de heeren Leden der Commissie, gelijk ook deze zal worden gevraagd van al de Leden der Academie, vooral wat aangaat geschriften van louter plaatselijken aard, welke doorgaans niet bekend worden buiten de gemeente, waar zij het licht zagen, en onder welke er ongetwijfeld zijn die voor de studie der maatschappelijke vraagpunten, voor de plaatselijke geschiedenis en die der zeden en volksbeschaving niet zonder belang zullen bevonden worden. Ook legt de Secretaris ter tafel het eerste gedeelte van zijn onderzoek naar Nederlandsche, in België geboren schrijvers, wier levensschets deel zal maken van de Vaderlandsche Biographie. Uit oude catalogussen en andere uitgaven de titels overschrijvende van weinig bekende boeken, verzoekt hij zijne geachte Medeleden der Commissie mede een deel dier taak te willen aanvatten. Zeer veel blijft er onder dat opzicht nog te doen; honderden namen zijn nog op te rakelen uit de Bibliographie gantoise, door F. van der | |
[pagina 99]
| |
Haeghen; uit de Biographie liégeoise, door de Theux; uit de Bibliographie namuroise, door Doyen; uit de Bibliographie yproise, door Diegerick, vader; uit de Audenaerdsche drukpers, door Van der Meersch. Verder mag men 't voor zeker achten dat er ook Vlaamsche schrijvers zullen worden gevonden in de Bibliographie tournaisienne, door Desmazières; in de Bibliographie montoise, door Rousselle; in de Bibliographie douaisienne, door Dutilloeul, alsmede bij De Backer en Ruelens, Annales Plantiniennes; bij C.-J. N(uyts), in zijn Essai sur l'imprimerie des Nutius à Anvers; in de verhandeling over Jean Steelsius, libraire d'Anvers (1533-1575); in de Bibliographie de Mich. Hillenius de Hoogstraten, te Antwerpen, enz. enz. De verschillende kloosterorden in België hebben, gelijk algemeen bekend is, een aanzienlijk getal schrijvers opgeleverd, die mede moeten worden opgespoord. Een ijverig Vlaamschgezind lid van ééne dezer heeft zich bereids gelast met het opstellen der lijst van de schrijvers zijner orde. Mogelijk zou eene vraag, in dien zin, aan de oversten der andere geestelijke vereenigingen, niet zonder uitslag blijven, waardoor er kans zoude bestaan een zoo volledig mogelijk werk te leveren. De heeren de Pauw, Alberdingk Thijm en van Even doen de noodzakelijkheid uitschijnen van de aanwijzing der reeds geraadpleegde bronnen, en der orde, bij het voorbereidend werk in acht te nemen. | |
[pagina 100]
| |
Door den heer Génard wordt gevraagd dat de bestendige Commissie voor geschiedenis eene reeks levensschetsen zou opstellen en afzonderlijk uitgeven van de voornaamste in België geboren Nederlandsche schrijvers, welk voorstel, naar de meening der Commissie, naderhand in bespreking kan komen. Nadat de heer Broeckaert bereidwillig de taak heeft aangenomen om uit de verschillige, zoo even vermelde Bibliographies, alsmede uit de Verhandeling over de Nederduitsche Taal- en Letterkunde, door J.-Fr. Willems, en uit Blommaert's lijst van Zuid-Nederlandsche schrijversGa naar voetnoot(1), de namen der aldaar voorkomende Vlaamsche schrijvers op te nemen, wordt de zitting gesloten. Waren aanwezig de heeren L. Mathot, voorzitter, jhr. N. de Pauw, ondervoorzitter, J. Broeckaert, P. Génard, E. van Even, K. de Flou, Fr. de Potter, secretaris. | |
Dagorde.De heer H. Claeys, ingeschreven voor eene lezing, bekomt het woord. Hij zegt dat hij, naar aanleiding der Prijsvraag ‘over den oorsprong der hedendaagsche Belgische Vrijheden’, het woord | |
[pagina 101]
| |
gevraagd had om uit een paar geschiedkundige bladzijden eenige bemerkingen aangaande de uitgebrachte verslagen op te halen en om voor de studie onzer vrijheden eene andere baan te zoeken dan die men eenigszins aangewezen had en die ingeslagen werd. ‘Redenen van verschilligen aard (zegt Spreker) hebben in de voorgaande zittingen mijne op de dagorde aangekondigde “mededeeling” verhinderd. Nu, op zoo verren afstand van de Januarizitting, is het onmogelijk geworden de aandacht der Academie op de mislukte prijsvraag terug te roepen, en, daar intusschen reeds de prijsvragen voor 1890 werden vastgesteld, kan het tot niets helpen nog eene stof ter behandeling aan te toonen.’ Hij verklaart dus van het woord af te zien. Geen ander punt aan de dagorde gebracht zijnde, verklaart de heer Bestuurder de zitting geheven. |