Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1888
(1888)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Zitting van 22 Februari.Zijn aanwezig de heeren Jhr. Nap. de Pauw, bestuurder; J. de Laet, onderbestuurder; Fr. de Potter, bestendige secretaris; de heeren H. Claeys, Ed. Gailliard, E. Hiel, E. Stroobant, F. van der Haeghen, P. Willems, P. Alberdingk Thijm, C. Hansen, L. Mathot, J. Micheels, J. van Droogenbroeck, Th. Coopman, A. de Vos, K. Stallaert en J. Dodd; de heeren J. Broeckaert, L. Delgeur, A. Prayon van Zuylen-van Nyevelt, H. Sermon en Fr. Willems, briefwisselende leden. Hebben zich doen verontschuldigen: wegens ziekte, de heeren G. Gezelle, Nolet de Brauwere van Steeland en S. Daems, werkende leden, en K. de Flou, briefwisselend lid; wegens ambtsbezigheden, de heer L. Roersch, en uit hoofde van eene reis in het buitenland, de heer J. Obrie. | |
Aangeboden boekenNamens het Staatsbestuur: Het Vorstenhuis Oranje-Nassau, van de vroegste tijden tot heden, door Vorsterman van Oyen, met eene inleiding van Dr L.-R. Beynen en een gedicht van J.-J.-L. ten Kate. Leiden, 1883, in-4o. Het Vorstenhuis van Waldeck en Prrmont, | |
[pagina 12]
| |
benevens de uitgestorven en grafelijke takken van dit stamhuis, door Vorsterman van Oyen. Utrecht, 1879, in-4o. Dictionnaire nobiliaire. Répertoire des généalogies et des documents généalogiques, qui se trouvent dans la Bibliothèque, les collections et les archives de Mr A.-A. Vorsterman van Oyen. 's-Gravenhage, 1884, in-8o. Catalogus der tentoonstelling van voorwerpen, betrekking hebbende op het vorstelijk stamhuis Oranje-Nassau, en op de Wapen-, Geslacht- en Zegelkunde. Ibidem, 1880, in-8o. De hooge Raad van Adel, beschouwd in verband met zijne boekerij en archief, benevens een woord over een nieuw soort van belasting. Leiden, 1880, in-8o. Genealogie van het geslacht Beets. 's-Gravenhage, 1884, in-12o. Idem van de geslachten ver Huell, Joost van den Vondel, Smit, van Barnevelt, van Beeftingh, Dumbar, Browe, Chabot, Groeninx van Zoelen, Meyners, Prins, Crommelin, Huyssen van Cattendijke, Lestevenon, Stein, Straelman, Hubrecht, Tromp, door J.-H. Scheffer en A.-A. Vorsterman van Oyen. (Nederlands Familiearchief.) 's-Gravenhage en Rotterdam, in-12o. Redevoeringen uitgesproken op het XVIIe Nederlandsche Taal- en Letterkundig Congres te Mechelen, door A.-A. Vorsterman van Oyen. Levensbericht van G.-A. Vorsterman van | |
[pagina 13]
| |
Oyen, door een oud-leerling. 's-Gravenhage, 1884, in-12o. De Heerlijkheid Nieuw-Lekkerland. 's-Gravenhage, 1886, in-12o. Hattuarie. De oorsprong der graven van Gelre en Cleve, door A.-J.-C. Kremer. Ibidem, 1887, in-12o. De voormalige heerlijkheden Reeth en Waerborg, door Joh.-Theodoor de Raedt. Ibidem, 1886, in-4o. Grafelijke Commissie- of Bevelboeken van Hertog Willem van Beyeren. 1392-1418. Rotterdam, 1883, 2 deeltjes. Geschiedenis der abdij van Postel, door Th.-Ign. Welvaerts, twee deelen in-8o. Vanwege den heer Moritz Heyne, buitenlandsch eerelid, te Goettingen: Beówulf, met uitvoerig glossarium door hem uitgegeven; en Lexicon Frisicum (A-Feer), composuit Justus Halbertsma.
De Academie stelt, in geheim comiteit, hare begrooting vast voor het loopende jaar, alsmede het programma der | |
Letterkundige wedstrijden voor 1889.Eerste prijsvraag.
| |
[pagina 14]
| |
Tweede prijsvraag.
| |
Derde prijsvraag.
| |
Derde prijsvraag.Men verlangt eene critische verhandeling betrekkelijk de verdiensten en de strekking der oorspronkelijke Noord- en Zuid-Nederlandsche, zoo geschiedkundige als zede- en karakterschetsende romans, sedert 1780 tot 1887 gedrukt, met uitzondering der levende schrijvers. | |
Vijfde prijsvraag.
| |
Voorwaarden.Voor de wedstrijden worden enkel handschriften en niet te voren uitgegeven stukken aanvaard. De werken moeten leesbaar in het Nederlandsch geschreven zijn. De schrijver stelt zijnen naam op zijn opstel niet; hij voorziet dit slechts van eene kenspreuk, welke hij, met opgave van zijnen naam en woonplaats, in een gesloten briefje herhaalt. Voldoet hij aan de laatste bepaling niet, dan kan de prijs hem geweigerd worden. De schrijver van elk bekroond werk zal namens de Academie eene belooning ontvangen van 600 francs, ofwel eenen gedenkpenning van gelijke waarde. De mededingende handschriften moeten bij den bestendigen Secretaris (Fr. de Potter, Godshuizendreef, 29) ingezonden | |
[pagina 15]
| |
zijn vóór den 1 Augustus 1889. Degene na den voorgeschreven dag ontvangen, of zulke, welker opstellers zich op eenige manier zullen doen kennen, worden uit den wedstrijd gesloten. De Academie eischt de grootste nauwkeurigheid in de aanhalingen en vraagt uit dien hoofde, dat de mededingers de uitgaven, alsook de bladzijde der door hen aangehaalde boeken, zouden aanduiden. - Zij meent den mededingeren te moeten berichten dat al de handschriften, aan haar oordeel onderworpen, als haar eigendom in hare archieven bewaard blijven, en zij zich het recht voorbehoudt deze in druk te geven. Van de niet ter uitgave aangenomene stukken zullen de mededingers, te hunnen koste, een afschrift kunnen bekomen, mits overeenkomst met den bestendigen Secretaris. | |
Briefwisseling.De bestendige Secretaris legt twee brieven over, aan de Academie door den heer Minister van Landbouw, Nijverheid en Openbare Werken toegestuurd. Bij den eersten bericht hij, dat zijn Departement voor de helft der kosten (geraamd op 400 franken), zal tusschenkomen in de uitvoering der portretten van de afgestorven leden, die in de Jaarboeken der Academie zullen verschijnen, op voorwaarde dat de keus der met de uitvoering gelaste graveerders voortaan aan de voorafgaandelijke goedkeuring ven het Bestuur van Schoone Kunsten zal moeten onderworpen worden. - Het tweede schrijven laat de Academie weten dat hare vraag om de briefwisselende leden onder 't opzicht der vergoeding van reis- en verblijfkosten gelijk te stellen met de associés der Koninklijke Academie van België, niet kan toegestaan worden. | |
[pagina 16]
| |
Vanwege den heer Louis D. Petit is een antwoord gekomen betrekkelijk zijne uitgave der bekroonde Middelnederlandsche Bibliographie. Daaruit blijkt, dat hij niet voornemens is zijnen arbeid volledig te maken door middel der met eervolle melding onderscheidene bijdragen, maar dat hij dien drukken zal zooals hij hem aan 't oordeel der Academie onderwierp, met bijvoeging nochtans van een alphabetisch register van de toenamen der schrijvers, met verwijzing naar hunne doopnamen. Van zijnen kant deelt de Uitgever, de heer E.-J. Brill, de voorwaarden mede, mits welke hij een zeker getal afdruksels der Bibliographie aan de Academie zou kunnen afstaan. - De vergadering draagt het Bestuur den last op, over dit punt met den heer Brill nader te onderhandelen. |
|