stellen. De goedkeuring, door Uwe Academie aan dien arbeid gehecht, maakt mij als 't ware sterk door een nieuw en krachtig bondgenootschap, en is mij een prikkel te meer om aan dat werk, het zinnebeeld der broederlijke eenheid van Vlamingen en Hollanders, mijn leven met onvermoeiden ijver te blijven wijden, zoolang mijne krachten zullen toelaten.
‘Veroorlooft mij, Hooggeachte Heeren, U mijnen oprechten en diepgevoelden dank uit te spreken voor Uw zoo vereerend besluit, en, terwijl ik het Eerelidmaatschap der Koninklijke Vlaamsche Academie (behoudens de bekrachtiging door Z.M. Uwen Koning) erkentelijk aanvaard, tevens de hoop uit te drukken dat het mij gegeven moge zijn, tot bereiking van het doel van Uw geleerd lichaam, naar de mate van mijn vermogen ook iets te mogen bijdragen.
Met de warme betuiging mijner broederlijke gezindheid, en met de verzekering mijner bijzondere hoogachting, heb ik de eer te zijn,
Zeer gewaardeerde Collega's,
Uw dienstwillige dienaar en taalbroeder,
M. de Vries.
Leiden, 20 November 1887.