Dit zy de Sorg der Overheeden.
IX.
De Droefheid word hier soo geweert,
De Blydschap word hier soo geleert,
Dat elk moet lachchen onder 't leesen;
De Blydschap kan bestendig zyn
Door dingen, die alleen een schyn
Van Blydschap hebben, maar geen weezen.
X.
Dat jemant blyd' veel lyden kan,
Blykt klaar in China en Japan,
In Oude Grieken en Romeynen;
Ook hebben door verbeeldings kragt
Veel Heilige den Dood veragt,
En groote Rampen doen verkleynen.
XI.
Dewyl de Schrift ons segt rond uyt,
Dat Liefde Vreese buyten sluyt,
Soo moet 'er ook geen Droefheid weesen;
Waar toe de sonden dan beschreit?
Dewyl den Hemel is bereidt
Voor zulke die God niet en vreezen.
Sic itur ad Astra. scilicet!
Joannes Sluiter, Predikant te Raalte; onder de Classis van Zwolle.
N.B. Dit gedigt was eerst, sonder weeten van den Auteur, en daarom ook sonder syn naam gedrukt.