De vermakelijcke buys-man
(1694)–Anoniem Vermakelijcke buys-man, ofte koddige Boots-geselletje, De– AuteursrechtvrijStemme: Als ’t begint.
ACh soete Isabel,
Hoe groot is u gequel
Door het minne-spel:
Noch uur, noch stondt, noch dagh, noch nacht,
En ben ick noyt alleen,
Of ick doe mijn geklacht,
Met een droef geween.
Och! soete Cupido,
Doorschiet mijn schoon’ bylo,
Ghy als een Aspylo:
Dan sal ick u, wilt my verstaen,
Voor u een recompens,
Uw’ Peyltjes naer u wensch,
Doen in goudt beslaen.
| |
[pagina 63]
| |
Wien hoor ick voor mijn deur,
’t Is een Serviteur,
Die met groot getreur
Voor mijn sachjens lammenteert;
Jongman seght voor het minst,
Ick ben tot uwen dienst,
Wat dat u mankeert.
Wat hoor ick met’er spoet?
Kleyn Cupidootje soet,
Veel beloften doet:
Dat hy een schichtjen van ydelheyt
Zouw schieten in mijn borst,
Ick wel na de liefde dorst;
Maer u eerbaerheydt.
O pronck van aerts Toneel,
Had ick u tot mijn deel
Over-schoon juweel,
‘k En socht geen ydel minne-lust,
Maer dat gy onbesmet
Op ’t Echte suyver bedt
In mijn armen rust.
Wel hupsen Jongman koen
Laet ons beloften doen,
Gelijck het is fatsoen,
Terwijl dat gy hier by my sit:
Hier is de Naem van my,
Geset met roode Zy
Op een Neusdoeck wit.
Schoon Lief ’t is nu gedaen,
Komt laet ons t’samen gaen
Daer de Boomtjes staen:
Het isser soo soet voor de jonge jeugt,
De Vogeltjes seer kleyn
Leeren ons minsaem zijn,
Al in eer en deugt.
Minnaer het is oock tijdt,
’t Is beter dat gy scheyt,
Want ick ben vermeyt:
Het Nachtegaeltje door de wey,
Singt met een bly gemoet,
Gestadigh soet, soet, soet,
In de koele Mey.
| |
[pagina 64]
| |
Ach soete Isabel,
Verstaet de reden wel,
Denckt op geen gequel:
Doch u bevreest gemoed bedenckt,
En singht sonder verdriet
Een vrolijck minne-liedt,
Dat het veld door klinckt.
Schoon Lief noch eens gekust,
Volbrenght dan uwen lust:
Gaet dan na u rust.
Den grooten Godt van Hemelrijck
Bewaer u Isabel,
Van druck en van gequel,
En my van gelijck.
Ghy Princelijcke Jeught,
Die dese tijdt verheught,
Al in eer en deught:
Wilt met u Liefjen treden gaen,
Door het geklavert groen,
En geeft haer soen op soen
Want de Mey komt aen.
|
|