Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2006
(2006)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Like Penguin?
| |
PocketboekenNa de Tweede Wereldoorlog zagen uitgevers grote mogelijkheden in het verschiet door de snelle groei en verbreding van de boekenmarkt, mede onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen als de grotere deelname aan voortgezet en hoger onderwijs en de toenemende welvaart. Na 1945 ontstond er een enorme behoefte aan kennis, een ware ‘leeshonger’. In de woorden van Rienk Visser: | |
[pagina 84]
| |
Zo vonden er twee bewegingen plaats in de periode '50-'80. Enerzijds een groei van de behoefte, anderzijds een dringende noodzaak om op een breed front het produkt af te zetten. De uitgever werd (...) opgejaagd door de hulpmiddelen die hij zelf had helpen creëren.Ga naar voetnoot1 In antwoord op deze ontwikkelingen deed in Nederland een nieuwe uitgeversstrategie zijn intrede: de pocketreeks. Het exploiteren van een pocketserie noodzaakt de uitgever tot grote oplagen om de kostprijs laag te houden, vervolgens veel deeltjes om een serie gezicht te geven en telkens weer de aandacht van de potentiële klant-lezer te trekken en mede daarom een hogere omloopsnelheid per titel dan gebruikelijk is bij gebonden uitgaven. Door de lage prijs is de winstmarge per pocket namelijk gering en wordt de ruimte die een onverkochte titel op de plank in de boekhandel inneemt al snel onoverkomelijk. Kenmerkend voor de verkoop is dan ook dat deze geschiedt via laagdrempelige verkooppunten en via de serieformule.
Vooral de voorwaarde van veel delen per jaar zorgde ervoor dat de Nederlandse uitgever over de landsgrenzen moest gaan om voldoende materiaal voor zijn pocketserie te verwerven.Ga naar voetnoot2 Speciale belangstelling hadden de uitgevers voor het aanbod in het Angelsaksische taalgebied vanwege de geallieerde voortrekkersrol in de oorlog. Ook sprak het nieuwe, dynamische van Amerika en Engeland op dat moment veel mensen aan.
Uitgeverij Het Spectrum begon in 1951 met de succesvolle reeks Prismapockets. In verslagen en lezingen door medewerkers van Het Spectrum is herhaaldelijk gewezen op de voorbeeldfunctie die de Penguin books voor de Prismapockets vervuld hebben. Zo hield Piet Bogaard, uitgever van Het Spectrum, bij het verschijnen van de 500e Prismapocket in 1960 een gloedvolle lezing waarin hij onder andere zei: U ziet, er zijn nogal wat symptomen aan te wijzen die als voorloper van het moderne pocketboek worden beschouwd. Maar toch geloof ik dat er met het pocketboek, zoals dit in de Prismareeks is belichaamd, een nieuw verschijnsel aan de orde is gesteld. | |
[pagina 85]
| |
1935 begonnen de gebroeders Lane hun beroemde Penguinreeks en zij mogen met recht hun 14 à 1500 titels die zij op het ogenblik bezitten de promotor van het pocketboek genoemd worden. Toen zij in 1956 21 jaar bestonden, gaven zij een boekje uit: Penguin comes of age, dat nog altijd als een zeer belangrijke bron van informatie voor het moderne pocketboek kan worden beschouwd.Ga naar voetnoot3 In deze bijdrage zal bekeken worden hoe Het Spectrum de Penguin books als voorbeeld zag, en wellicht de formule en de titelselectie overnam van de Penguinserie. Er wordt dus zowel aandacht besteed aan de inhoud van de series als aan aspecten als distributie, prijs, marketing etc. | |
Penguin booksDe uitgever van de Penguin books en Pelican books was Alan Lane, ex-uit-gever van de Bodley Head. In 1935 verschenen de eerste tien delen voor de prijs van maar 6 pence. De eerste Penguins waren volgens de jubileumcatalogus uit 1956, een keus van ‘relatively “safe” titles’.Ga naar voetnoot4 Uitgebracht werden twee detectives van Agatha Christie en Dorothy Sayers, de evergreen William van E.H. Young. De grootste successen werden Hemingway's A Farewell tot Arms en Ariel van Andrë Maurois (over het leven van Shelley).
De keus behelsde dus geen grote risico's, het waren titels die het al goed gedaan hadden in hardcover-uitvoering. Het was vooral de prijs die de mensen in het boekenvak als een grote gok zagen. De prijs van 6 pence veronderstelde overdreven verwachtingen omtrent de verkoop. Die moest erg hoog zijn om zo'n lage prijs te dekken. Daarbij, ‘The people who spent sixpences at bookstalls were habituated to magazine buying; while people who bought books did not want soft sixpenny substitutes’.Ga naar voetnoot5 Maar het liep anders. | |
[pagina 86]
| |
De eerste tien Penguins werden meteen een groot succes, niet alleen in de boekwinkel en boekenstal, maar ook - en juist door - de distributie via de warenhuizen. Er volgden andere beroemde titels als A passage to India van E.M. Forster, maar ook werk van auteurs als Joseph Conrad, Aldous Huxley enz. Op dat moment kan het uitgavebeleid van Penguin Books getypeerd worden door: correcte, onverkorte herdrukken; vooral fictie en af en toe biografieën, belles lettres en reizen; moderne schrijvers. Met andere woorden: men richtte zich op een serieuze literaire positionering van de Penguins. Dit beleid kan ook commercieel gezien een succes genoemd worden: na een jaar waren er al meer dan drie miljoen Penguins verkocht en in de lente van 1937 waren er al meer dan honderd titels verschenen. Bij de uitgeverij groeide het idee dat een goede, educatieve en complementaire serie, gerelateerd aan de Penguins maar met een eigen imprint, erg gelegen zou komen.Ga naar voetnoot6 De nieuwe nonfictie-serie kreeg de naam Pelican Books, naar verluidt omdat al heel vaak abusievelijk aan Pelican Books geadresseerd werd in plaats van aan Penguin Books. Het beleid van herdrukken Fig. 3: Twee delen uit de Penguin Pockets, UB Groningen.
| |
[pagina 87]
| |
werd losgelaten: de eerste Pelican, Shaw's The intelligent Woman's Guide to Socialism and Fascism was een eerste druk. In 1956 waren nieuwe Pelicans eerder regel dan uitzondering en naast de afzonderlijke delen werden er ook hele series opgezet als The Pelican history of the world.Ga naar voetnoot7 De Pelicans hadden een trouw publiek. Zo vormden ze een ‘economic backbone’ van Penguin Books en maakten andere experimenten mogelijk als Penguin modern painters, Puffins, King penguin books, Penguin music scores, The things we see enz. Samengevat: er hebben zich in de periode 1936-1956 veel (deel)projecten voltrokken, met als voornaamste overeenkomsten dat deze buiten het domein van de fictie en buiten het domein van de herdrukken plaatsvonden.Ga naar voetnoot8 | |
PrismapocketsHet verhaal van een hevig bekritiseerd initiatief, maar een onmiddellijk daaropvolgend doorslaand succes van een pocketserie zien we terug bij de Prismapockets van uitgeverij Het Spectrum. Een korte blik terug: de aanvang van de Prismareeks in 1951 veroorzaakte alom twijfel. Sommige adviseurs van de uitgeverij beschouwden de Prismapockets als ‘stoplappen’: dat wat in de gewone uitgeverij aan goede boeken (en kostendekking!) te kort schoot, zou opgevuld worden met pocketboeken. De buitenwacht, het boekenvak, had ook veel bedenkingen, met name over de financiële kant van het verhaal en of de pocket niet de door velen zo gevreesde cultuurvervlakking belichaamde.Ga naar voetnoot9
Op 25 oktober 1951 lagen de eerste pockets onder de naam Prisma - à f 1,25 - in de Nederlandse en Vlaamse boekwinkels: De heer van Jericho van Edmund Nicolas, De vliegende danstent van Bruce Marshall, Erik en Pieter Bas van Godfried Bomans. Op 22 januari 1952 kwam het eerste deel uit van de 34-delige Dickensserie in de vertaling van Godfried Bomans. Eind 1953 was de Prisma-editie van de 34-delige Dickensserie compleet en waren er in totaal al 1.258.000 exemplaren in pocketformaat verkocht.Ga naar voetnoot10 In 1955 werden | |
[pagina 88]
| |
de Prisma-Woordenboeken geïntroduceerd. Tot het begin van de jaren zestig kostten ze, evenals alle Prismapockets, f1,25. In 1957 startte Aula, met als ondertitel ‘het wetenschappelijke pocketboek’. Aula was de eerste wetenschappelijke pocketreeks in het Nederlandse taalgebied. De doelstelling van de serie was een rijk geschakeerd assortiment waarin een boek van Bok, Cybernetica, even vanzelfsprekend een plaats vond als Het verschijnsel mens van Teilhard de Chardin. De pockets kostten f1,95. Daarnaast kwamen er telkens nieuwe pocketreeksen bij, als de Prisma-Juniores, opgevolgd door de Prisma-Kinderpockets (vanaf 1961), in 1962 de Karl May-Pockets, in 1963 Marka voor organisatie en bedrijf, in 1964 de Prisma-Compendia voor studie en praktijk, de Prisma-Detectives en de Biggles-Pockets. | |
De vergelijking: distributieWat valt nu direct op, wanneer we de Prisma's vergelijken met de Penguins? Zoals eerder genoemd distribueerde Penguin Books de PenguinsFig. 4: Twee delen uit de Prisma Pockets, eigen bezit.
| |
[pagina 89]
| |
onder andere via de warenhuizen. In Nederland was dat toentertijd niet mogelijk; erkende uitgevers leverden alleen aan de erkende boekhandels. Het Spectrum was een erkende en daarbij katholieke uitgeverij en snel na de start van de reeks bleek dat katholieke aspect parten te spelen; veel erkende, algemene boekhandels hadden geen trek in de Prisma's, bleek uit een onderzoek. Besloten werd daarom om een aparte katholieke pocketreeks op te zetten, De Zonnewijzer, en de Prismapockets zo algemeen mogelijk voor de dag te laten komen. Op deze manier lukte het om een brede spreiding te bewerkstelligen en later, toen de regelgeving verruimd werd, bijvoorbeeld ook in de tijdschriftenkiosken verkocht te worden. | |
De vergelijking: promotieDe wijze waarop Penguin Books en Het Spectrum de promotie aanpakten vertoont heel veel overeenkomsten. Allereerst: een uitgever van pockets verkeert in een nog minder comfortabele positie dan de doorsnee hardcover-uitgever. Hij heeft door de lage prijs van de pocket nog minder geld per titel te besteden aan reclame. In het geval van Penguin: het was onbetaalbaar om te adverteren voor één Penguintitel. Hoe ging men dan te werk? Een groot gedeelte van het promotiebudget werd gebruikt voor The Monthly List, een maandelijkse alfabetische lijst met alle uitgaven. Deze functioneerde enerzijds als effectieve reclame en was anderzijds ook gewoon nodig om bestellingen binnen te krijgen. De lijst werd met behulp van een mailinglijst zeer wijd verspreid, zodat veel lezers en boekhandelaren wisten welke nieuwe boeken er waren uitgekomen. De mailinglijst werd voortdurend uitgebreid, mede met behulp van de door lezers teruggestuurde antwoordkaarten, die in alle Penguins werden ingelegd. Het attenderen op nieuwe boeken middels The Monthly List bleek zeer succesvol. Elke maand kwamen vijftien tot twintig nieuwe titels uit, bijna ieder dag één, en zo werd er toch een maandelijks moment van aandacht gecreëerd.Ga naar voetnoot11
En hoe zag het promotiebeleid van Het Spectrum eruit? Het Spectrum bouwde een zeer omvangrijk adressenbestand op met behulp van inlegkaarten in de pockets. Hierop kon de lezer zijn voorkeur voor bepaalde genres kenbaar maken. Vervolgens kreeg iedereen die de antwoordkaart had ingestuurd, elke | |
[pagina 90]
| |
twee maanden het Prismanieuws, een krant met de aankondigingen van nieuwe titels. Deze krant is te beschouwen als de evenknie van The Monthley List en was voor die tijd vrijwel uniek in Nederland. Illustratief hiervoor is bijvoorbeeld dat Het Spectrum eind jaren vijftig niet wilde deelnemen aan een overkoepelende pocketgids omdat men al een eigen periodiek had.Ga naar voetnoot12 Daarnaast werden, op basis van de antwoordkaarten, mailings verstuurd aan specifieke doelgroepen. Deze bevatten in de regel ook bestelcoupons (al dan niet met korting) die de consument kon inleveren bij de boekhandelaar. In de jaren zestig bevatte de ‘adressograaf’ van het Spectrum om en nabij 650.000 gesorteerde adressen in het Nederlandse taalgebied. De geselecteerde adressen bleken vooral bij specialistische onderwerpen een enorme respons op te leveren. Marktonderzoek en verkoopstatistieken vormden de dragers voor het promotie- en verkoopbeleid van Het Spectrum.Ga naar voetnoot13
Er zijn nog andere parallellen te trekken. Penguin Books ervoer bijvoorbeeld dat de boekhandel het soms problematisch vond om hun goedkope boeken voor in de winkel te positioneren. Daarom kwam men met verkoopondersteunende middelen om de klant naar achter in de winkel te leiden. Verdergaand nog waren de zogenaamde Penguin Exhibitions, die werden georganiseerd in samenwerking met de boekhandel. Bij Penguin Books noemden ze deze tentoonstellingen ‘mobile embassies’.Ga naar voetnoot14 In deze opstellingen werden alle Penguintitels in mooie display's getoond. Bij Het Spectrum organiseerde men geen rondreizende tentoonstellingen, maar wel danken we aan deze uitgeverij de bekende moderne pocketmolens, heel kleine en roterende ambassades, zou je kunnen zeggen. In de jaren zestig beschikten meer dan duizend verkooppunten in Nederland en Vlaanderen over Prismaboekenmolens, in aan de ruimte aangepaste formaten.Ga naar voetnoot15 De Prismaboekenmolens werden overigens daarna door verschillende uitgevers exact nagemaakt. Zo zijn op het gebied van distributie en promotie meerdere vergelijkingen te maken. Bogaard haalde in 1960 het boekje Penguin comes to age, lees: The Penguin Story 1935-1956 aan. Het is dan misschien nu niet zo verrassend meer dat dat boekje een aantal hoofdstukjes over juist de net behandelde onderwerpen ‘distributie’ en ‘promotie’ bevat. | |
[pagina 91]
| |
Fig. 5: ‘An educational exhibition organized by Horace G. Commin Ltd., Barnemouth and a fixture designed specially for the Book House, Whitehall’. Cf. Penguins Progress 1935-1965, p. 55.
| |
[pagina 92]
| |
De vergelijking: kwantitatiefThe Penguin Story 1935-1956 bevat ook een complete fondscatalogus, die het mogelijk maakt om de structuur en de inhoud van de Penguinreeksen met de Prismareeksen te vergelijken. Voor de analyse heb ik verder gebruik gemaakt van prospectussen, verschillend archiefmateriaal en van fondslijsten, om een globaal beeld te krijgen van overeenkomsten en verschillen tussen het uitgeefbeleid en de strategieën van de twee uitgeverijen. Uitgaande van de veronderstelling dat de formule van en titels uit de Engelse pocketreeks Penguin als voorbeeld gediend hebben voor het uitgavebeleid van de Prismapockets door Het Spectrum, moet er tussen de te gebruiken fondslijsten een redelijke termijn liggen waarin titels overgenomen kunnen worden. Hetzelfde geldt voor reeksstructuren, genres en andere zaken. Gekozen is daarom voor een tussenperiode van ruim tien jaar: als basis dienden een volledige Penguin-Pelicanfondslijst uit 1955-1956 en een integrale fondslijst van de Prisma's en de Aula's in 1966. Een aardige bijkomstigheid is dat er rond deze jaartallen, 1956 en 1966, ongeveer dezelfde aantallen titels in beide reeksen waren verschenen. De Penguins en Pelicans bestonden in 1955 twintig jaar en er waren inmiddels 1136 Penguins en ongeveer 369 Pelicans verschenen, dus in totaal 1505 titels.Ga naar voetnoot16 In 1966, dus na 25 jaar pocketreeksen van Het Spectrum waren er 1220 Prismapockets verschenen en 303 Aulapockets, in totaal 1523 pockets.Ga naar voetnoot17 Voor de begrijpelijkheid van de analyse zal hierna gerefereerd worden aan de grote fictie en nonfictiereeksen van Het Spectrum onder de naam Prisma (daar hoort dan ook Aula onder) en voor wat betreft de pockets van Penguin Books met de term Penguin (dus inclusief Pelican).
Zoals eerder is beschreven, startten de Penguins met uitsluitend herdrukken van boeken die al een literaire reputatie hadden en een commercieel succes | |
[pagina 93]
| |
in hardcover-uitvoering, maar wel zoveel mogelijk van moderne auteurs. Dit fondsbeleid betrof praktisch alle Penguins in strikte zin, met de oranje en groene covers. Een groot deel van de werken in de zusterseries - Pelicans, Puffins, Penguin Handbooks, Classics, Reference books en alle andere - waren originele werken, verworven, geredigeerd, gedrukt en verschenen op dezelfde manier als boeken van een hardcover-uitgever.
Het Spectrum pakte het gedeeltelijk anders aan. Het genre van de eerste Prisma's was overwegend fictie; vertalingen of Nederlandse herdrukken. Het hoefde niet per se om literatuur te gaan, men wilde vooral ontspanning bieden.Ga naar voetnoot18 Verder werd al in het eerste jaar van de Prismapockets binnen de serie een apart project gerealiseerd: veertig delen met werk van Dickens. Bij Penguin Books diende het aanbod aan titels zeer gevarieerd te zijn, een dergelijk project zou men nooit overwogen hebben. De uitgever van Het Spectrum, Bogaard, meende zelf dat juist dit Dickensproject, doordat er elke drie weken een nieuw deel in de winkel lag, bij heeft gedragen aan de bekendheid van de Prisma.Ga naar voetnoot19
De organisatie van de beide pocketreeksen kent grote overeenkomsten: een hoofdreeks met veel of uitsluitend fictie, de Penguins en de Prisma's. Inhoudelijk kan men wel een iets andere positionering constateren, Bij Penguin Books legde men meer nadruk op de literaire kwaliteiten en bij Het Spectrum meer op de ontspanning. Na verloop van tijd kwam er een nonfictiereeks, de Pelican en de Aula, bij. Daarna volgden nog beperkte, specifieke reeksen. Penguin telde in 1956 liefst 29 reeksen, waarvan sommige heel klein. Rondom de Prismapockets verschenen in 1966 twaalf zusterreeksen. Beide uitgevers voorzagen daarnaast overigens ook veel titels in de hoofdreeks van coderingen om het genre duidelijk te maken, bv. de C voor Crime and Mystery bij Penguin was goed vergelijkbaar met de D van detective bij de Prismapockets.
Waar de Penguinreeks voornamelijk werd gereserveerd voor fictie en biografieën etc., verscheen in de Prisma al vanaf 1954 ook allerlei nonfictie; van puzzelboeken tot een handleiding voor het schrijven in goed Nederlands. Hier begon als het ware de mengelmoes van titels die het handelsmerk van de Prismapockets is geworden. Toen Het Spectrum in 1958 met de nonfictiereeks Aula begon, verdween de nonfictie toch niet uit de Prisma. In zowel de Aula als de Prisma kwamen nonfictietitels voor. Bij Penguin Books werd het | |
[pagina 94]
| |
criterium ‘fictie’ voor de Penguinpockets wel streng gehanteerd. Zo kan het gebeuren dat sommige titels die in Engeland in de Pelican verschenen, enkele jaren later in vertaling in de Prisma belandden. Voorbeelden hiervan zijn een pocket over het dagelijks leven in het oude Rome, over ‘de psychologie der dieren’, ‘chemie’ en ‘kunst zien en begrijpen’. | |
De vergelijking: de auteurs en de titelsPenguin Books hanteerde als derde vuistregel dat men moderne auteurs wilde uitgeven. Op zichzelf lijkt dit overigens een opmerkelijke strategie, want het uitgeven van rechtenvrije klassiekers bleek vaak lucratief voor een pocketuitgever.Ga naar voetnoot20 Ook bij Het Spectrum richtte men zich op moderne auteurs. Dat lijkt misschien wat onwaarschijnlijk, gezien het relaas over het Dickensproject, maar bij het fondssegment ‘vertaalde fictie’ betrof het bij 90% van de titels recente werken. De 10% ‘oude vertaalde fictietitels’ waren afkomstig van een handjevol auteurs. Charles Dickens opende zoals gezegd de Prisma. De Karl May-titels (vijftig delen tussen 1962 en 1967) verschenen eerst ook in de Prisma, maar kregen op termijn een eigen serie, de Karl May Pockets. Dostojewski en G.K. Chesterton sloten de rij met respectievelijk twaalf romans en negen boeken. Het Spectrum verhoogde daarentegen de uitgave van ‘contemporaine vertaalde fictie’ met honderdtallen per jaar in de Prisma. Een groot gedeelte van deze titels werd uit het Engels vertaald (ca. 460 oorspronkelijk Engelstalige titels op een totaal van 1220 Prismatitels in 1966).
Het vermoeden rijst dat Het Spectrum wellicht niet alleen de formule van de Penguin books overnam, maar zich misschien ook wel liet inspireren door de titels die Penguin Books uitgaf. Het is onmogelijk om te achterhalen en te bewijzen dat identieke titels en auteurs bij Penguin Books en Het Spectrum ook daadwerkelijk door het Spectrum van Penguin afgekeken zijn, tenzij Het Spectrum dat zou bevestigen. In een aantal gevallen ligt het wel heel duidelijk, namelijk bij de licenties van Penguin Books aan Het Spectrum. Dat gebeurde vanaf 1956 en betrof een zeer beperkt aantal titels per jaar, om precies te zijn 61 licenties tot 1966. Enkele fictietitels blijken door Het Spectrum gebruikt te zijn voor de Prisma-detectives, een zusterserie. Opvallend | |
[pagina 95]
| |
genoeg ging het verder voornamelijk om nonfictie, half om half bestemd voor de Prisma en voor de Aula, incidenteel voor Marka. Eerder is beschreven dat Penguin Books veel herdrukken bracht in haar fictieserie Penguin. Dit impliceert dat Penguin Books hiertoe licenties had aangekocht. De rechten op uitgave zouden dus na verlooop van tijd terugkeren bij de oorspronkelijke Engelse uitgeverij. Dat vormt een probleem in dit onderzoek, want Het Spectrum zou contracten gesloten kunnen hebben met de oorspronkelijke Engelse uitgevers van de gewenste titels. Hieruit volgt dat niet te bewijzen is voor hoeveel titels Het Spectrum zich heeft laten inspireren door de titels in de Penguinreeks. Het omgekeerde bewijzen kan echter wel. Als alle titels van de Penguin books per 1955 worden vergeleken met alle Prismatitels per 1966, dan blijkt dat, inclusief de net genoemde licenties, Het Spectrum zich redactioneel in het geheel niet verliet op de selectie van Penguin Books. Het kwantitatieve bewijs hiervoor luidt als volgt: 96 auteurs komen zowel in de Penguin als in de Prisma voor. Slechts 71 specifieke titels van vijftig verschillende auteurs komen in beide series voor. We hadden al 61 licenties geconstateerd, rechtstreeks van Penguin Books, dus dan zijn er elf titels die gelicentieerd zijn van
Fig. 6: Licenties van Penguin Books Itd. aan Het Spectrum, 1956-1966.
een Engelse uitgeverij en waarvoor Het Spectrum misschien inspiratie opgedaan zou hebben door de fondslijst van Penguin Books te bekijken. Op het totaal aan 1523 pockets is dat minder dan 1%. Het is dus veeleer wel heel opmerkelijk te noemen dat er niet méér toevallige overeenkomsten zijn geweest. | |
De vergelijking: slotTot slot kan geconcludeerd worden dat Het Spectrum inderdaad goed heeft gekeken naar de formule, de structuur van de Penguinreeks en de marketingmethoden van Penguin Books en daar met succes lering uit getrokken heeft. Redactioneel heeft Het Spectrum zich absoluut niet Penguin books ten voorbeeld gesteld, maar zich gericht op hun eigen positionering op de Nederlandse markt. In de woorden van Bogaard: ‘Er moet keus zijn voor iedereen, op elk gebied van ontspannende en van vormende, verrijkende lectuur.’Ga naar voetnoot21 | |
[pagina 96]
| |
Bij Penguin Books wordt gezegd: ‘Goede boeken te maken voor mensen die een gezonde smaak voor boeken hebben ontwikkeld. Voor degenen die een basis-interesse in boeken ontberen hebben we niets te bieden.’Ga naar voetnoot22 En we weten nu dat beide reeksen, met deze verschillende doelstellingen, maar met veel overeenkomsten in aanpak, met recht klassieke reeksen zijn geworden. |
|