ren. Een echo van het uitgangspunt voor deze uitgave ving ik recent nog op tijdens mijn lectuur van Kuiterts studie Het ene boek in vele delen. De Uitgave van Literaire Series in Nederland 1850-1900 (1993): ‘Er is nog geen onderzoek gedaan naar de manier waarop uitgevers met “klassiekenreeksen” omsprongen’ (p.21). Op metaniveau is over de problematiek nagedacht, zoals onder meer blijkt uit de publicatie van het Huygens Instituut Literaire Monumentenzorg: Theorie en praktijk van een klassiekenreeks (1997). En op 24 maart 1999 is in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde een studiedag georganiseerd met als thema de ‘beschikbaarheid van klassieke teksten uit de Nederlandse letterkunde’. In de acta van die dag, ‘Klassieken op de markt’, kunnen vooral de bijdragen van Raymond Vervliet en E.K. Grootes worden nagelezen (ook Gillis Dorleijn refereert aan de bijdrage van E.K. Grootes); hun artikels handelen respectievelijk over de wijze waarop men in de negentiende en de twintigste eeuw met ‘klassieken’ omging en over canonvorming nadacht, én welke pogingen zijn ondernomen klassieke Nederlandstalige teksten in reeksen onder te brengen, van de twee niet-gerealiseerde pogingen een Bibliotheek der Nederlandse Letteren samen te stellen (zie H.T.M. van Vliets bijdrage in het dossier) tot de Delta-reeks van de Stichting
Nederlandse Literaire Klassieken, die in september 1993 is opgericht (zie G.J. Dorleijn in het dossier). Dat overzicht hebben we, nu nog het fundamenteel onderzoek.
In dit themanummer worden aanzetten voor de studie van enkele klassieke reeksen in de twintigste-eeuwse Vlaamse literatuur gepresenteerd, met aandacht voor de uitgever, de reeksformule, de receptie van de reeks. Daarnaast hebben Liesbeth van Melle en ik literatuurwetenschappers en boekhistorici, editiewetenschappers en literatuurhistorici naar een bijdrage over een specifieke literaire reeks (al dan niet met vertaalde literatuur), een klassiekenreeks of een klassieke reeks gevraagd.
Tot slot van deze inleiding willen we in onze dankbetuiging Anne Marie Musschoot, voorzitter van de studiedag in de Academie, vermelden. Met haar spreken wij in de inleiding van de acta de hoop uit dat de (interdisciplinaire, multiperspectivische) aanpak van de boekhistorische studie, in de lijn van de Franse ‘histoire du livre’ en de praktijk in Duitsland, Engeland en sinds de jaren negentig in Nederland, ook in Vlaanderen tot nieuw wetenschappelijk onderzoek mag leiden.
Een laatste woord van dank is gericht tot Georges de Schutter, toen vast secretaris van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde die, samen met de Vakgroep Nederlandse Literatuur en Algemene Literatuurwetenschap van de Universiteit Gent, de studiedag organiseerde.