Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
Charles-Joseph de Ligne:
| |
[pagina 2]
| |
Dat hij aldus distantie weet te bewaren, ligt aan zijn ingewikkelde situatie. Als prins en heer van Beloeil, het familiegoed in Henegouwen, was hij een vazal van de Duitse keizer, d.w.z. het hoofd van het H. Roomse Rijk, een titel die in 1806 door die van keizer van Oostenrijk werd vervangen. Deze vorst heerste over een Babylonische spraakverwarring, een mozaïek van naties dat onder de druk van het nationaliteitsprincipe langzamerhand zou verbrokkelen, in feite tot heden. Overigens werd Ligne na een lange carrière veldmaarschalk in het Oostenrijkse leger waarbij hij vanzelfsprekend met complexe taalproblemen werd geconfronteerd. Tijdens de Zevenjarige Oorlog kon bijv. een brigade uit een Hongaars, een Italiaans, een Duits en een Waals regiment bestaan,Ga naar voetnoot3 wat tegenwoordig in de NAVO- en UNO-strijdkrachten weer regel is geworden. Ook de Spaanse en de Franse legers waren vaak zo'n allegaartje. Wel was Frans de voertaal bij uitstek van de Europese elite, maar na de dood van Frederik II en Jozef II - aldus LigneGa naar voetnoot4 - kon het er geen aanspraak meer op maken de wereldtaal te zijn. Het Duits kwam in Midden-Europa weer tot zijn recht en bovendien tegenover een gewoon soldaat, bijv. een Kroaat of een Pool, was het Frans totaal onbruikbaar. Ook toen was het taalprobleem o.m. sociaal van aard. Het gebeurde wel eens, zoals Ligne opmerkt, dat een officier bevelen gaf die voor de manschappen onverstaanbaar waren en hij vertelt hoe een generaal die aan het hoofd van de Waalse dragonders stond, maar geen Frans verstond, zijn toevlucht moest nemen tot de schaarse woorden die hij wel onthouden had, d.w.z. vloekwoorden, ‘Allons foutre, sacredieu!’Ga naar voetnoot5 Daar konden de Bretonse en de Vlaamse soldaten tijdens W.O.I. nog van meepraten. Voor zijn part deed de prins zijn best om de talen van zijn subalternen zo niet grondig aan te leren dan toch te radbraken: een beetje Pools, Slavonisch èn Turks, de taal van de vijand. Volgens zijn zeggen kende hij geen Engels, wat Italiaans en vooral Duits, dat hij evenwel niet goed beheerste.Ga naar voetnoot6 Het is dan ook geen wonder dat hij van een soort Esperanto droomde dat met de muziek te vergelijken zou zijn.Ga naar voetnoot7 Met de Hongaren sprak hij wel eens Latijn.Ga naar voetnoot8 Een polyglot was hij dus slechts tot op zekere hoogte. Aan het hof, in de omgang met vrienden, voor zijn briefwisseling en zijn literaire werken volstond het Frans. Dat neemt niet weg dat hij van een uitzonderlijk | |
[pagina 3]
| |
taalgevoel blijk geeft. Zo vergelijkt hij de gevoelswaarde van de term ‘monsieur’ met allerlei vertalingen: Cela me rappelle que le ‘monsieur’ des Français est bien sec. Le ‘dominus’, le ‘signor’, le ‘seigneur’, quoique un peu tragiques, sont plus nobles. ‘Mylord’ l'est encore plus; et même notre ‘transparence’, ou notre ‘grâce’, quoique ridicules, valent mieux que ‘monsieur’.Ga naar voetnoot9 ‘Notre “transparence”’ (let op het gebruik van ‘notre’) wijst terug op het Duits ‘Durchlaucht’ (Hoogheid, monseigneur) dat vreemd genoeg inderdaad in verband staat met het werkwoord ‘durchleuchten’, ‘durchscheinen’ dat aldus letterlijk wordt vertaald. Ook door accenten en fouten wordt hij bijzonder getroffen, wat in zo'n veeltalige omgeving niet verwonderlijk is. Hij kan een gesprek in drie talen - Frans, Duits en Italiaans - weergevenGa naar voetnoot10 en pasticheert de manier waarop Duitsers en Oostenrijkers zijn moedertaal uitspreken: ‘Barlons blutôt tu bon cros Brince’Ga naar voetnoot11 enz. In dit verband is hij niet vrij te pleiten van vooroordelen die trouwens nog steeds gangbaar zijn. Horatius, zo zegt hij, zou de liefde en het genot niet hebben kunnen bezingen in het Latijn zoals dat in Duitsland door ‘barbaarse’ ou- en ch-klanken wordt ontsierd.Ga naar voetnoot12 Er zijn dus mooie en lelijke klanken, beschaafde en barbaarse talen, wat filologisch gesproken onzin is. Hoe dan ook, vreemde spraakgeluiden geven vaak aanstoot. Vaak, maar niet steeds. Zoals te verwachten is, spant de moedertaal voor hem de kroon en het is op grond van een vermeende verwantschap tussen de Franse tongval en die van de Hongaren wanneer ze Latijn gaan spreken dat de laatste hem bevalt: ‘je trouve leur façon de le parler si douce, que c'est celle qui ressemble le plus à la françoise’.Ga naar voetnoot13 Terwijl hij in 1787 in de Krim verblijft, luistert hij met welgevallen naar de gesprekken van de plaatselijke bevolking: La langue est noble comme la grecque ou l'espagnole. Il n'y a point ici le sifflement ou le grossier ou le traînant ou le chanté ou l'ignoble de celles de l'Europe.Ga naar voetnoot14 Van het Moldavisch houdt hij omdat het nog duidelijk het stempel draagt van zijn Romeinse oorsprong: C'est un mélange harmonieux de latin et d'italien. On dit szluga, au lieu de je vous souhaite le bon jour. On dit formos coconitza, pour dire une belle fille; sara bona, pour dire bon soir; et dragua mi, pour dire je vous aime. Puis-je mieux finir ma lettre que par cette vérité, que je saurais vous dire | |
[pagina 4]
| |
en douze langues au moins, et que vous me rendez, j'en suis sûr, en bon français.Ga naar voetnoot15 De vreemde taal die Ligne noodgedwongen het best spreekt, is natuurlijk het Duits waar hij overigens zijn Frans proza mee doorspekt: Je sais très bien lire, écrire, parler, entendre et ordonner en allemand, mais dans mes Meldungen à Loudon, entre autres, que je faisais sans le secours de mes aides de camp, il y avait des fautes de construction ou quelquefois de termes.Ga naar voetnoot16 In zijn memoires geeft hij een voorbeeld dat de doodernstige Loudon, met wie hij steeds in het Duits converseerde,Ga naar voetnoot17 van het lachen deed proesten. In een van zijn rapporten aan zijn meerdere had hij nl. de Franse uitdrukking ‘à la pointe du jour’ in het Duits letterlijk weergegeven en in plaats van ‘bei Anbruch des Tags’ het woord ‘Spitz’ (Nl. spitshond, ook lichte roes) gebruikt. De belachelijke en trouwens totaal gebrekkige zin in kwestie luidde: ‘ich werde seyn Morgen in meinen Vorposten in Spitz des Tags’.Ga naar voetnoot18 Zijn taalvaardigheid mag dan zeer onvolkomen zijn, maar zijn soldatenduitsGa naar voetnoot19 stelt hem toch in staat zich verstaanbaar te maken. Zo wenst hij in Oostenrijk een biechtvader te vinden die Frans spreekt, want ‘J'aurais pu dire en allemand, mais trop grossier, le seul genre des péchés que je commets, car excepté celui-là, je n'en avais pas d'autres que de ne jamais aller à l'église’.Ga naar voetnoot20 Commentaar is overbodig: het gaat zeker om het zesde gebod. Van de Duitse toneelliteratuur is hij behoorlijk op de hoogte; hij kent een twintigtal stukken, evenveel als in het Italiaans, en hij maakt van zijn bewondering geen geheim.Ga naar voetnoot21 Alles bij elkaar is zijn houding tegenover het Duits en Duitsland dubbelzinnig. Enerzijds boezemt het Duitse en vooral het Oostenrijkse jargon hem afkeer in: hij vindt het ronduit ‘ignoble’;Ga naar voetnoot22 anderzijds wijst hij erop dat geen enkel volk zachtaardiger, betrouwbaarder en minder wreed is dan het Duitse: Je ne connais pas un nation plus douce, sans aménité pourtant, meilleure, plus sûre et moins cruelle que toute l'Allemagne.Ga naar voetnoot23 In dit opzicht sluit hij zich aan bij de idealistische opvattingen van o.a. Mme de Staël over het romantische Duitsland van dichters, kunstenaars | |
[pagina 5]
| |
en wijsgeren. Pas aan het einde de 19de eeuw zouden Sedan en het beleg van Parijs de Fransen uit de droom helpen. We weten hoe de vork in de steel zit: goede of slechte volkeren zijn er niet. De collectieve schuld die hun vijanden hun soms in de schoenen schuiven, getuigt enkel en alleen van eenzijdigheid. Wat de Duitse zeden betreft, is het oordeel van Ligne idyllisch getint; vreemd genoeg is dat niet het geval wanneer hij het over de taal heeft. Integendeel. Vreemd is dat omdat hij, zoals we straks zullen zien, gewoonlijk een nauw verband legt tussen taal en volksaard. Wel heeft hij hier vooral de dialecten van de soldaten op het oog, maar zelfs het beschaafde(r) Duits van de Weense society wordt door hem niet gespaard: Ce maudit idiome allemand qui nécessite un ton et des manières de parler grossières, comme par exemple, parmi les femmes de se tutoyer.Ga naar voetnoot24 Tot besluit is het zonneklaar dat hij zonder de minste aarzeling de voorkeur geeft aan het Frans naast het Italiaans - in het laatste geval niet zonder voorbehoud. Het zijn ‘deux idiomes faits pour l'amour, et que Mars n'a sûrement jamais parlés’.Ga naar voetnoot25 Frans is dus de taal van de liefde, benevens andere zegeningen die verderop ter sprake zullen komen, en rekening houdend met zijn libidineuze en aristocratische geaardheid is het daarom superieur. Maar ik zou nu toch even terug willen komen op het bezittelijk voornaamwoord dat Ligne in verband met een Duits woord gebruikt: ‘notre 'transparence'’ en verder ‘notre armée’, d.i. het Oostenrijkse leger,Ga naar voetnoot26 en ook nog ‘(ce) que nous appelons en allemand, handgriff’.Ga naar voetnoot27 Is het Frans zijn moeder- en omgangstaal, dan kan het zich niet of niet helemaal vereenzelvigen met de staat die uit diverse naties bestaat.Ga naar voetnoot26 Nadat zijn zoon Charles in september 1792 was gesneuveld (Chateaubriand vertelt in zijn memoires (X,2) hoe hijzelf, zwaar gewond en ziek, tijdens de aftocht van het Prinsenleger naar Brussel werd vervoerd in diens foergons, in feite zijn lijkstoet, en het toeval wilde dat ook Goethe daar niet ver vandaan was) na de dood van Charles dus laat zijn vader in het park van Beloeil een obelisk oprichten ter nagedachtenis aan zijn zoon en laat hij daarop twee inscripties graveren, nl. één in het Latijn en een andere in het Duits: ‘Sein Muth macht meinen Stolz, seine Freundschaft mein Glück’:Ga naar voetnoot28 een geschikte hulde aan een Oostenrijks officier, een onderdaan van de keizer. En het Nederlands dan? Hoe staat Ligne daartegenover? Jammer genoeg weidt hij er niet over uit, al kent hij natuurlijk de Vlaamse steden en de Vlamingen; overigens bezit hij land in Vlaanderen - de slag | |
[pagina 6]
| |
bij Oudenaarde (1708) vond plaats ‘dans mes Terres’Ga naar voetnoot29 en in 1784-5 voert hij gedurende zeven dagen oorlog met de Hollanders dicht bij Antwerpen: deze z.g. ‘guerre de l'Escaut’Ga naar voetnoot30 was dus nog van kortere duur dan de tiendaagse veldtocht in 1831. Hun taal is hij echter niet machtigGa naar voetnoot31 hoewel hij die dankzij zijn kennis van het Duits toch een beetje verstaat: hij heeft inderdaad een paar Nederlandse boeken in zijn bezit. Is het uit onkunde dat hij er zich ongunstig over uitlaat? Volgens hem behoort het Nederlands vast en zeker niet tot de ‘mooie’ talen. De Hollanders vindt hij kleurloos - ‘fade’Ga naar voetnoot32 - en dat is een gebrek waar ook hun taal mee behept is. Op een andere plaats - vergeet niet dat hier een officier, een grootgrondbezitter en een aristocraat aan het woord is - spreekt hij van hun ‘lâcheté’ en hun ‘bassesse mercantile et bourgeoise’.Ga naar voetnoot33 Wanneer hij in Gent wordt gevierd, schreeuwen de mensen hem de oren van het hoofd met hun vivats ‘flamands et par conséquent peu harmonieux’. Er is bij hem echter geen sprake van een of andere anti-Vlaamse gezindheid, want zijn Vlaamse tafelgenoten karakteriseert hij als ‘bons buveurs, friands et bonnes gens’ met wie hij uitstekend overweg kan. Paradoxaal genoeg beschrijft hij zichzelf als ‘demi-Germain, Batave, Belge, Tudesque et Barbare’.Ga naar voetnoot34 Aan Voltaire schrijft hij echter in 1767 vanuit Brussel: Je vous ai quelquefois parlé des Flamands avec assez d'ironie. On ne se gêne pas, lorsqu'on a du mal à dire. Ils ont cependant quelque chose qui m'arrête lorsque je veux m'égayer sur leur compte. Leur amour pour tout ce qui porte votre nom, marquerait presque une naissance de goût.Ga naar voetnoot35 Erg complimenteus is dat niet. Daarbij moet men wellicht rekening houden met de mentaliteit van de geadresseerde die van onze cultuur geen hoge dunk had. Brussel, zo zei Voltaire, was ‘Un vrai pays d'obédience, / Privé d'esprit, rempli de foi’. In het algemeen was Ligne weinig partijdig, uiterst tolerant; zo heeft hij een Mémoire sur les Juifs geschreven dat in die tijd van een opmerkelijk onbekrompen denkwijze getuigt. Zoals gezegd, bracht hij, hoewel in Brussel geboren, zijn jeugdjaren door te Beloeil. Sprak zijn familie Frans, dan gebruikten de dorpelingen om hem heen heel vermoedelijk een Picardisch dialect dat hij Waals noemt en als slecht Frans omschrijft.Ga naar voetnoot36 Waals is dus de taal van de | |
[pagina 7]
| |
Heimat. Terwijl hij in Rusland reist en zijn jonge postiljons, landgenoten van hem, met elkaar hoort praten, kan hij niet nalaten nostalgie te gevoelen. Hij denkt dan terug aan zijn kindertijd: ‘Ce patois, cet organe très jeune et cet accent me faisaient toujours un singulier effet’.Ga naar voetnoot37 De jonge edelman had inderdaad met de dorpsjongens gespeeld, zoals hij ook in Brussel ravotte met ‘les enfants des capons de Sainte-Gudule’.Ga naar voetnoot38 Hij stond dus vroeg in contact met het volk waar hij trouwens ook later als militair mee omging. In een van zijn brieven vraagt hij zich af waar de benaming ‘Waal’ vandaan komt: Caesar sprak immers van Nerviërs, doch nu heten - aldus de tekst - alle Franstaligen uit de Oostenrijkse Nederlanden ‘Walen’. Vandaar de z.g. ‘gardeswallonnes’Ga naar voetnoot36, maar ditmaal wordt het probleem ingewikkelder gemaakt doordat die regimenten niet alleen uit echte Walen samengesteld waren, maar ook uit Duitssprekende Limburgers en Luxemburgers èn VlamingenGa naar voetnoot39 die uit ‘la Flandre flamingante’Ga naar voetnoot40 afkomstig waren. We constateren eens te meer dat de taalkwestie bij ons steeds een warboel is geweest. Het is echter zeer de vraag of de zaak in de Balkan eenvoudiger is. Ontegenzeglijk houdt Ligne van de Nederlanden, zijn geboorteland. In een van zijn gedichten schrijft hij: J'en suis, et j'y voudrois bien être;
Mais par la volonté d'un Maître,
Je n'y suis pas.
Pourquoi me faire de la peine?
On ne veut que très-peu de gêne
Aux Pays-Bas.Ga naar voetnoot41
Hoe verhoudt deze spontane Heimatliebe - of is het soms alleen maar heimwee? - zich dan tot de liefde tot vorst en vaderland? Ik zei zoëven dat in het Keizerrijk de staat zich niet met een bepaalde taal kon identificeren. Deze complexe politieke instelling had haar betrekkelijke samenhang niet te danken aan het principe dat de Franse Revolutie met dwangmaatregelen toepaste, m.n. de gelijkschakeling van het Frans en de Republiek door de systematische uitroeiing van de streek- en minderheidstalen die op vaderlandse bodem werden gesproken. Ligne verkondigt juist de tegenovergestelde stelling: ‘quoique né en Allemagne (de Oostenrijkse Nederlanden hingen af van de Duitse keizer), le français est ma langue favorite’.Ga naar voetnoot42 Het begrip ‘Franstalig’ impliceert in dit geval, zoals vandaag de dag in België, geen politieke Fransgezind- | |
[pagina 8]
| |
heid. Het postrevolutionaire Frankrijk scheldt hij zelfs uit voor een ‘détestable, exécrable et abominable nation’Ga naar voetnoot43 juist vanwege de geweldadigheden, o.m. de koningsmoord, die daar gepleegd zijn. De Fransen, zo zegt hij nog, zijn ‘des tigres-singes’, waarbij zijn gesprekspartner preciseert: ‘Oui (...). Les premiers sont restés en France et les autres sont émigrés’.Ga naar voetnoot44 In de 18de eeuw was zo'n onderscheid geen uitzondering: voor Frederik II en andere Fransschrijvende Duitsers, Italianen, Russen en Nederlanders was Frans de taal van de cultuur, de literatuur; de nationaliteit was een kwestie apart. Toch bleef Ligne niet helemaal ongevoelig voor de nieuwe denkbeelden. Tegen de Pruisische koning verklaart hij: où est l'Allemagne si ce n'est vous, Sire, et lui (nl. de keizer). Même langue, même intérêt, sans cela point de patrie.Ga naar voetnoot45 Ditmaal lijkt het wel duidelijk: taal en vaderland zijn één. Maar met dien verstande dat ze door twee - Duitse - vorsten verenigd en belichaamd worden. Enerzijds wordt het nieuwe - het belang van de taal als eenheid scheppende factor - wel beklemtoond, maar daarom wordt de oude opvatting van de dynastieke staat toch niet van de hand gewezen, m.a.w. een beginsel dat op het oppergezag van de monarch berust: ‘l'Etat, c'est moi’. De vorst heeft nog voorrang op volk en taal, op de gemeenschap van zijn onderdanen en de afzonderlijke idiomen die ze bezigen: Ubi corona, ibi patria. Hij is het die de band smeedt; de taal kan dus (nog) niet ‘gans het volk’ zijn. Voor Ligne geldt in allereerste plaats de feodale getrouwheid aan het vorstenhuis, een opvatting die zelfs in onze tijd nog niet helemaal in het vergeetboek is geraakt. Daarom kan hij, hoewel Franstalig, van ‘notre “transparence”’ spreken, net zoals hij ook van ‘notre armée’ gewag maakt. In het eerste voorbeeld verwijst ‘notre’ per slot van rekening niet zozeer naar de Duitse taal als wel naar het Weense hof, en het leger is dat van de keizer. Deze mentaliteit wordt door talrijke voorbeelden geïllustreerd. Op zeker ogenblik stelt hij niet zonder vleierij dat ‘les Sujets (...) de la Maison d'Autriche courent avec joie au feu pour des Souverains qu'ils aiment’Ga naar voetnoot46 en in het ontwerp van een Discours à la Nation Belgique richt hij zich als volgt tot zijn opstandige landgenoten: mes ancêtres (...) vous ont seuls retenus dans le parti de notre Souverain (nl. tijdens de Tachtigjarige Oorlog). (...) Puissé-je de même avoir la consolation de vous unir avec celui qui nous gouverne (de keizer), par une indissolubilité de principes et d'attachement mutuel (...).Ga naar voetnoot47 | |
[pagina 9]
| |
In een brief aan Jozef II (6-IV-1788) spreekt hij van ‘la fidélité, et le zele pour le Souverain’ waar zijn regiment blijk van geeft.Ga naar voetnoot48 En hier is nog een laatste uitlating die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat: (...) si le regne (d.i. het bewind) est juste, périssons pour notre Prince, car en rendant service à l'un, on rend service à l'autre.Ga naar voetnoot49 Ongetwijfeld was zijn kindertijd te Beloeil de gelukkigste periode van zijn leven. Wanneer hij erover praat, ontpopt hij zich als een discipel van Rousseau: ‘On était bon, pur et gai par nature’. ‘On’ betekent in dit verband: kinderen, simpele mensen, boeren, allemaal bloedverwanten van de nobele wilde. Deze deugden weerspiegelen zich overigens in hun taal, in ‘la naïveté du patois de vieille bonhomie gauloise’.Ga naar voetnoot50 Evenals de romantiek is Ligne inderdaad vast overtuigd dat taal en volksaard van elkaar niet te scheiden zijn: ‘La langue sert à faire connoître le caractere d'une Nation’.Ga naar voetnoot51 Evenals Montesquieu is hij de mening toegedaan dat het klimaat en de bodem invloed uitoefenen op onze zeden en zelfs op de manier waarop we spreken - ook al gaat de regel niet steeds op. Bijv. Franse klanken klinken volgens hem aangenamer dan die van andere talen, behalve het Russisch en het Pools. Hoe is dat te verklaren? Doordat de Slaven in een droog land wonen? Maar ook in Italië regent het niet veel en het Italiaans vindt hij precies ‘rude (...), glapissant (...), désagréable’.Ga naar voetnoot52 Of is het eerder aan de Petersburgse moerassen toe te schrijven dat de vrouwen in die streek een sirenenstem hebben? Dan zou dat ook moeten gelden voor de Hollandsen en die hebben juist - aldus Ligne - een ‘organe dégoûtant’! Dat soort goedkope Völkerpsychologie zal in de 19de eeuw opgang maken. In dit perspectief is Frans synoniem met hoffelijkheid, fraaiheid en zwier,Ga naar voetnoot53 Hongaars met levendigheid en eergevoel terwijl Spaans trots en lui betekent, Duits energiek en Hollands plat en laf.Ga naar voetnoot51 De taal die Ligne het meest aanprijst, althans om praktische redenen, noemt hij Illyrisch, de voertaal van het Oostenrijkse leger waarin Duits slechts door een minderheid wordt gesproken: ‘les deux tiers de notre armée ne parlent et n'entendent que celle-là’. Daarmee bedoelt hij het Slavonisch,Ga naar voetnoot54 gesproken in het Noorden van het voormalige Joegoslavië, bij Kroatië, en verwant aan het Russisch en het Pools; zelfs de Illyrische naam van de duivel is volgens hem aangenaam voor het oor.Ga naar voetnoot55 | |
[pagina 10]
| |
Blijft nog een belangrijke vraag, nl. zijn houding in 1789-90 tegenover de Brabantse Omwenteling waar Vlamingen een beslissende rol in speelden. Als oorzaak had de opstand de onhandige hervormingen van Jozef II; daaruit ontstond een gisting die uiteindelijk nog aangewakkerd werd door de gebeurtenissen in Parijs. Na een lang incubatietijdperk spitst het conflict zich toe in 1787. De krijgsverrichtingen zijn welbekend: inval van het patriottenleger in de Kempen op 24 oktober 1789, vervolgens verovering van Turnhout, en die van Gent van 13 tot 16 november; in december wordt Brussel door de Oostenrijkers geëvacueerd en het volgende jaar is de overwinning van de rebellen een voldongen feit. Deze triomf was echter van korte duur: in novemberdecember 1790 was het roemrijke avontuur al afgelopen. Op welke manier reageerden Ligne en zijn gezin op deze omstandigheden? Tenslotte stond het lot van hun vermogen, o.m. het familiegoed, in de Nederlanden op het spel; daarnaast waren eventueel voor de vader en zijn zoons grootse toekomstplannen gewettigd - indien de opstand maar succes had. Herhaaldelijk distantieert Ligne zich van de revolutionairen in zijn geschriften, maar dat neemt niet weg dat Jozef II het nodig achtte hem in die periode van de Nederlanden te verwijderen door hem een opdracht in de Balkan toe te vertrouwen. Waarom? In november 1789 bekent hij aan de keizer dat een van zijn adjudanten ongelukkigerwijs tijdens de opstand naar de Nederlanden is getrokken, wat de vorst wellicht heeft doen vermoeden dat Ligne zich tot de patriotten in betrekking wou stellen. Hier is de tekst van zijn brief: J'ai regretté profondément les lettres pleines de confiance et d'amitié que Votre Majesté m'écrivait l'année dernière; mais je n'ai pas douté du retour de ses bontés, même après l'ordre sévère de choisir pour mon quartier d'hiver ou Belgrade, ou Esseck, ou Petervaradin, au lieu de me permettre d'aller à Vienne remettre ma santé. Je me suis dit: ‘Un voyage qu'un de mes aides-de-camp a fait mal-à-propos dans les Pays-Bas, au plus fort de la révolte, fait croire peut-être à Sa Majesté que j'y étais pour quelque chose, et que j'avais quelque rapport avec les mécontents; cela ne sera pas long. Sa Majesté se ressouviendra d'abord, et puis trouvera que cela est impossible’.Ga naar voetnoot56 Dit is enigszins een vroom bedrog, een verdraaiing van de feiten. In december schrijft hij inderdaad aan maarschalk de Lacy dat de Vlamingen hem met beden om hulp overstelpen; ze stellen hem nl. voor zich aan het hoofd van de beweging te stellen, hetgeen hij afwijst: ‘j'ai ajouté que je les remerciais des provinces qu'ils m'offraient, mais que je ne me révoltais jamais pendant l'hiver’.Ga naar voetnoot57 Zoals gewoonlijk komt hij er makkelijk vanaf: met een kwinkslag. Toch staat het vast dat hij met Van der | |
[pagina 11]
| |
Noot correspondeerde.Ga naar voetnoot58 Ook weten we dat de bewuste adjudant Dettinger heette;Ga naar voetnoot59 bovendien zijn er omstandigheden van doorslaggevende betekenis die Ligne in zijn schrijven zorgvuldig verzwijgt en die hem nog meer compromitteerden; ik bedoel de instemming van zijn vrouw en zijn zoon Louis met de rebellen. Beperkte de prinses zich doorgaans tot betuigingen van sympathie in haar brieven,Ga naar voetnoot60 dan aarzelde Louis, die officier bij het Franse leger was, niet de daad bij het woord te voegen. In oktober 1789 verblijft hij te Brussel, maar gaat plotseling weg ten gevolge van een geschil met d'Alton, de Oostenrijkse bevelhebber. Hij sluit zich dan aan bij de opstandelingen, wat een felle reactie van de keizer uitlokt, en in november neemt hij actief deel aan de verovering van Gent, hoewel weliswaar volgens het getuigenis van de Franse gezant ‘en curieux’, d.w.z. als liefhebber en vrijwilliger.Ga naar voetnoot61 Van zijn hand is wellicht een Relation fidelle envoyée par le Prince Louis de Ligne à sa Mère, concernant tout ce qui s'est passé à Bruxelles, Mons, Namur, Gand, Bruges & Ostende. De vader bevestigt dit in zijn mémoires: (Louis was) volontaire pour son compte par étourderie plutôt que par séduction (quoique deux ou trois personnes l'y aient engagé) à la prise de Gand par les rebelles de Vandernoot.Ga naar voetnoot62 De verbanning van de vader naar de Balkan was dus lang niet ongegrond. Reeds in november krijgt hij echter van de keizer de toelating om omstreeks nieuwjaar naar Wenen terug te keren.Ga naar voetnoot63 Op 29 november schrijft de prinses aan Vandenbroucke, haar intendant, dat haar man | |
[pagina 12]
| |
tegen de revolutie gekant is,Ga naar voetnoot64 doch juist een maand later (29 december 1789) laat ze hem weten dat de prinsen, m.a.w. de vader en zijn oudste zoon Charles, ‘(sont) dans l'impossibilité de se laisser aller a leurs penchans; que je garantis etre entierement pour leur païs’.Ga naar voetnoot65 Dus voor de opstandelingen. Intussen hadden dezen de overhand gekregen en was Ligne blijkbaar van mening veranderd. Op 3 januari 1790 richt hij aan zijn vrouw vanuit Wenen een brief die op 23 januari in het Journal de Bruxelles (no 20, pp. 159-160) werd gepubliceerd (ook afzonderlijk verschenen, Kon. Bibl. Brussel, II, 8122 A, dl. 4, 10, in 8o). Met of zonder zijn toestemming? Men weet het niet. En is de brief echt? In ieder geval gaf de auteur geen weerwoord. Hoe dan ook, het gaat niet om een officieel schrijven en ditmaal steekt hij zijn sympathie met de toen triomferende rebellen niet onder stoelen of banken. De Oostenrijkse overheid, t.w. Trauttmansdorff en d'Alton, haalt hij door het slijk (‘le d'Alton est un monstre’) en hij bewondert de manier waarop de patriotten te werk zijn gegaan: On disait (drie jaar tevoren): nous nous révoltons; mais cette fois-ci, on ne l'a pas dit, on l'a fait, & d'une manière qui fait autant d'honneur à l'invention qu'à l'exécution. Il est beau à notre Nation d'avoir chassé les Autrichiens avec autant d'humanité que de valeur, & couvert de honte une demi-douzaine de Généraux. Het slot en het praktische besluit zijn veel minder enthousiast: voor zijn part zal hij een neutrale houding aannemen, in zekere zin de kat uit de boom kijken. Hij zit immers tussen twee stoelen: zijn vorst en zijn naar zelfstandigheid strevende natie: vous sentez bien que ma carrière est trop avancée pour que je quitte le service. Je ne serai ni transfuge, ni ingrat (...). Je ne servirai pas contre elle (d.i. ma Nation), ni avec elle contre l'Empereur.Ga naar voetnoot66 Wel zal hij zich verzetten tegen elke inmenging, van welke mogendheid dan ook, bijv. Pruisen, in binnenlandse aangelegenheden. Het lag voor de hand dat het blad de volle nadruk legde op zijn vaderlandsliefde toen het op 2 februari de verwachte aankomst van Ligne en zijn zoon te Brussel aankondigde: chacun attache à ce voyage des motifs particuliers suivant sa manière de voir, ou son intérêt particulier: il est très-certain que, d'après la lettre du | |
[pagina 13]
| |
Prince à son épouse, il n'apporte ici que des sentimens patriotiques, & que tous les bons citoyens verront avec autant de joie que de confiance, les Princes de Ligne réunis aux Ducs d'Ursel & d'Aremberg.Ga naar voetnoot67 Net in dezelfde zin spreekt hij nog op dezelfde dag (3 januari) in een schrijven aan zijn secretaris Legros van d'Alton en Trauttmansdorff en van Van der Noot ‘qui a deployé Certainement bien de l'ame et du genie’.Ga naar voetnoot68 Het project van een reis naar de Nederlanden ging niet door, maar uit een brief van Charles aan zijn vriend Joseph Poniatowski (gedateerd 4 of 5 januari, dus onmiddellijk na die van zijn vader aan zijn moeder) vernemen we dat ze wel degelijk aanstalten maakten om te vertrekken: mon pays me rappelle et je pars dans deux jours avec mon Père; dieu sait si je puis rester au Service; dieu sait si je dois le faire; dieu sait si mon pays sera république, si nous nous donnerons aux prussiens. Si je quitte et fais la guerre aux autrichiens, j'ai l'air d'un transfuge; si je reste au Service, j'ai l'air d'être un traître à ma Patrie. Si je quitte et reste à n'en rien faire mon sang bouillonne dans les veines de voir les autres se battre et se battre pour la bonne cause.Ga naar voetnoot69 Het is dus duidelijk dat de oudste zoon dezelfde houding aanneemt als de vader, in tegenstelling tot de moeder en Louis. Het kwam er voor hen op aan de belangen van de familie te behartigen, doch dit kon slechts slagen ten koste van hun carrière in Oostenrijk. In meer algemene en minder materialistische termen stonden ze voor een tragisch dilemma: hun vorst of hun vaderland verraden. In feite waren ze tot inactiviteit veroordeeld. Ligne bleef dan ook in Wenen zitten, ver van het krijgstoneel. Eind februari is hij er nog, want een officier, ene Deverton of de Verton, schrijft hem aldaar om in zijn regiment weer dienst te mogen nemen.Ga naar voetnoot70 Intussen was Jozef II op 20 februari overleden. Ligne was tegelijk verscheurd, scherpzinnig en omzichtig. Men zou kunnen veronderstellen dat hij dankzij het engagement van Louis op twee fronten hoopte te winnen, doch rekening houdend met zijn ingeboren loyaliteit, om nog te zwijgen van zijn anciënniteit als officier, zal deze ambitie hoogstens een vaag voornemen zijn geweest. Overigens mislukte de opstand vrij kort daarop. Jozef II zag wel in dat hij hem trouw bleef: ‘je vous remercie de votre fidélité’, zo zei hij hem nog.Ga naar voetnoot71 | |
[pagina 14]
| |
Hij werd er later toen het oproer gedempt was door zijn opvolger enigszins voor beloond. Reeds in januari 1790 hoopt hij grootbaljuw van Henegouwen te zullen worden;Ga naar voetnoot72 in mei 1791 werd hij inderdaad benoemd en op 8 augustus hield hij als zodanig zijn plechtige intocht te Bergen. Van meet af aan had Ligne de keizer trouwens bevestigd dat hij als een ‘Oostenrijks generaal’ op zou treden indien hij met de opstandelingen geconfronteerd werd: hij zou ze eenvoudig achter slot en grendel zetten.Ga naar voetnoot73 Dit is makkelijker geschreven dan gedaan. Wordt hij op de proef gesteld zoals hier het geval is, dan kiest hij uiteindelijk toch voor de vorst - en zijn carrière. Voor deze edelman was de revolutionaire geest in wezen uit den boze,Ga naar voetnoot74 erger dan het despotisme: Malheur (...) à ceux à qui la passion fait prendre les armes contre leur souverain, et qui troublent ainsi le bonheur des nations!Ga naar voetnoot75 De revolte in de Nederlanden verhaastte de dood van Jozef. Kort voor zijn overlijden, toen Ligne terug was in Wenen, zei hij tegen hem: Votre pays m'a tué: Gand pris a été mon agonie; et Bruxelles abandonnée, ma mort. Quelle avanie pour moi! (il répéta plusieurs fois ce mot.) J'en meurs (...). Allez aux Pays-Bas: faites-les revenir à leur Souverain; et si vous ne pouvez pas, restez-y: ne me sacrifiez pas vos intérêts, vous avez des enfants.Ga naar voetnoot76 De keizer zelf zou het dus zijn die hem tot de reis in kwestie aanspoorde, nl. om de Nederlanden door zijn bemiddeling terug te winnen. En hij was genereus genoeg om hem te zeggen dat hij zijn eigen belang hoger dan dat van zijn vorst moest stellen. Denk aan uw kinderen. Inderdaad. Een paar maanden nadien, in augustus, herhaalt Ligne deze uitlatingen van Jozef in Espèce de campagne de 1790, maar hij preciseert de draagwijdte ervan doordat hij nu de reis als een tactische list van de keizer voorstelt. Ligne zou nl. weggaan en in Brussel moeten doen alsof hij de revolutie goedkeurt om in de gunst van de rebellen te geraken; vervolgens zou hij ze aanraden zich te onderwerpen aangezien ze aan het buitenland toch geen steun zouden hebben. De prins stemt met dat plan in, maar trekt zijn belofte in zodra hij op de hoogte is van ‘Tout ce qui arriva de folie aux Pays-Bas, pendant huit jours après mon entretien avec Sa Majesté’,Ga naar voetnoot77 d.w.z. ruwweg geschat tussen begin januari 1790 en hoogstens 20 februari (dood van de keizer). Om dat enigszins | |
[pagina 15]
| |
goed te maken zou hij dan aan zijn vrouw de beruchte brief van 3 januari hebben geschreven, die in het Journal de Bruxelles werd gepubliceerd: Pour acquitter en partie mes engagements et préparer mon arrivée, si enfin j'avais été obligé d'y aller, je fis la sottise d'écrire une lettre qu'on eut la bêtise de montrer et la malice d'imprimer. Je croyais que deux ou trois personnes seules la verraient et que ce qu'elles auraient lu, courant dans le public, pouvait les prévenir en ma faveur et me rendre utile à mon Souverain et ma patrie en les racommodant. J'avais l'air de désapprouver l'un et de faire ma cour à l'autre. (...) Cela me fit beaucoup de peine d'être ainsi compromis.Ga naar voetnoot77 Dat is nauwelijks te geloven. De prins arriveert te Wenen tegen nieuwjaar, ontmoet de keizer, aanvaardt zijn voorstel, en zou hem dan op de koop toe laten weten dat hij het afwijst om dat foefje uit te vinden: dat alles in drie dagen tijd. Geloofwaardiger zijn de brieven van de prinses en de prins aan Vandenbroucke. Op 3 februari verklaart ze: le P. a refusée l'empereur d'y venire (aux Pays-Bas) comme negociateur, il ma mandée a moi que quoiqu'il aprouvoit tout ce qui sest fait: sa cariere etoit trop avancée pour qu'il quitte le service de lempereur mais qu'il ne le servira pas plus contre son pais que son Pays, contre la persone de l'em.(pereur).Ga naar voetnoot78 en op 7 april geeft hijzelf onomwonden toe besluiteloos te zijn geweest: je gemis de toutes les horreurs qui se sont passées apres avoir admiré pendant un mois la belle revolution qui s'etait faite aussi heureusement (...).Ga naar voetnoot79 De laatste zin wijst erop dat zijn loftuitingen op 3 januari oprecht waren. Aarzelen is nu eenmaal menselijk. Alles wel beschouwd, wint het Ancien régime het aldus van de denkbeelden van de Franse Revolutie, ook al was Ligne toegankelijk voor de ideeën van de Verlichting, bijv. Montesquieu, en de hervormingen die deze denkers voorstonden. De opvatting van de dynastieke staat maakt het hem mogelijk een persoonlijk probleem op te lossen: ze stelt hem in staat de veelheid, o.m. van de talen, dus zijn kosmopolitisme, te accepteren en er tevens boven uit te stijgen om de eenheid in feodale geest te herstellen. Op taalgebied koestert hij de gewone vooroordelen van de toenmalige adel en gegoede stand - ook in Vlaanderen - tegen het Nederlands. Pas in de 20ste eeuw zouden ze langzamerhand van mening veranderen. Van antipathie jegens de Vlamingen is daarbij echter geen sprake. |
|