Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
La llengua, feina de tots
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 2]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
hoewel die taal, op het nationale Franse niveau, geen enkele erkenning geniet.
1.2 Een andere belangrijke typologische indelingsbasis is die naar het personaliteits- vs. het territorialiteitsprincipe. Met de toepassing van het personaliteitsprincipe (McRae 1975), wordt bedoeld. dat ieder individu, waar hij ook woont, zelf kan bepalen in welke taal hij door de overheid toegesproken wil worden. Daar staat tegenover het zgn. territorialiteitsprincipe (McRae 1975) dat inhoudt dat de plaats waar men woont determinerend is voor iemands officiële taalstatus. Officiële interactie tussen burger en overheid gebeuren in het eerste geval in de taal die door de burger wordt bepaald. In Canada bv. bepaalt iedereen zelf of hij met de federale overheid in het Frans of in het Engels zijn zaken wil afhandelen. Om hem die mogelijkheid te garanderen, moet de overheid er dus voor zorgen dat al haar diensten in beide talen aangeboden worden en ook dat haar plaatselijke kantoren (bv. postkantoren, politie, belastingdiensten enz.) in alle delen van het land in beide talen kunnen functionerenGa naar voetnoot(3). Een variante daarop bestaat in Luxemburg, waar weliswaar geen territorialiteitsprincipe heerst, maar het personaliteitsprincipe in zoverre ingeperkt wordt dat het in vele gevallen van de domeinen afhangt welke taal de overheid met de burger gebruikt (bv. Frans in de administratie, Duits in de rechtsspraak enz.) (Bureau, 1992). Volgens het territorialiteitsprincipe, dat bv. in België en in Zwitserland de betrekkingen tussen overheid en burgers regelt, bepaalt de woonplaats het taalregime. Wie in het (wettelijk afgebakende) Nederlandse taalgebied woont, kan alleen het Nederlands gebruiken in zijn betrekkingen met de overheid. In tegenstelling tot Canada maakt het hier niet uit of men met de federale, de regionale of de communale overheid te maken heeft.
1.3 Meestal komen geen van beide bovengenoemde onderscheidingen (die naar soort maatschappelijke tweetaligheid en die op grond van het toegepaste principe) in een ‘absolute’ vorm voor. Frankrijk bv. is officieel eentalig, maar toch bestaan er soms bepaalde rechten voor minoriteitstalen (bv. beperkt gebruik van Corsikaans in de administratie van het eiland, gebruik van tweetalige verkiezingsformulieren in de Elzas en dergelijke). In België geldt het territorialiteitsprincipe, maar in Brussel het personaliteitsprincipe, omdat er geen geografische basis is waarop men zich naar territorialiteit zou kunnen richten. Toch speelt in al deze gevallen de territorialiteit een doorslaggevende rol, want wat in Brussel kan, kan alleen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in dat territoriaal afgebakende gebied. Het gebruik van het Corsikaans kan alleen iemand opeisen die in Corsika woont enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2. De status van het CatalaansHet behoeft dus geen verbazing te wekken dat, wanneer we Catalonië op grond van het voorafgaande in een schema proberen onder te brengen, we ook voor een ‘gemengde’ situatie komen te staan. Het Catalaans is er ‘regionaal officieel’ en het territorialiteitsprincipe speelt in zoverre, dat het officiële statuut tot dat bepaalde gebied is beperkt. Toch is het personaliteitsprincipe eigenlijk overheersend omdat Castiliaans de officiële taal van het hele koninkrijk blijft. In de Spaanse grondwet staat inderdaad:
In uitvoering van die grondwet werd in december 1978 het Autonomiestatuut van Catalonië vastgelegd. Volgende punten zijn daarin belangrijk:
Een van de instrumenten om dit uit te voeren is de in juni 1980 opgerichte Directio general de politica lingüistica. Deze instelling, die ervoor moet zorgen dat er een adequaat sociolinguïstisch beleid wordt gevoerd, werd gevormd naar het voorbeeld van gelijksoortige instellingen in QuébecGa naar voetnoot(5). Er zijn drie belangrijke onderdelen: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De taalwetgeving van alle autonome gebieden in Spanje heeft een aantal punten gemeen, die men als volgt kan samenvatten:
Op welke punten in de verschillende gebieden de nadruk wordt gelegd en met hoeveel vastberadenheid men bij de ten uitvoerlegging te werk gaat is nogal verschillend, zoals in de onderstaande afzonderlijke behandeling van die gebieden zal worden aangetoond. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3. Pluricentrisme en regionaliteit van het Catalaans3.1 In Spanje zijn Catalaans, Baskisch en Gallicisch als officiële regionale talen erkend (Comet i Codina 1990). Het Catalaans is echter niet alleen in de autonome regio Catalonië officieel, maar ook in de regio's Balearen en Valencia. Het wordt bovendien ook buiten de grenzen van Spanje gesproken en het geheel van de Catalaanssprekende gebieden wordt ‘Els Paisos Catalans’ genoemd (Ros & Strubell 1984). Het bestaat uit:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Die lange opsomming mag geen verkeerde indruk wekken: 97% van alle native speakers van het Catalaans wonen in Spanje (Ros & Strubell 1984, 5). Het gebied binnen Spanje, waar Catalaans een officiële taal is (nrs. 1, 2 en 3) beslaat 60.000 km2. Het heeft een bevolking van ong. 10 miljoen mensen, waarvan volgens Leprêtre (1992, 7) 6 miljoen het Catalaans beheersen en 9 miljoen het verstaan. De cijfers op basis van de volkstelling van 1986 zien er als volgt uit:
Er is nu in Spanje, zegt Siguan (1988, 5) ‘a generalized consensus that the change which has occurred is irreversible, that the recognition of Spain's linguistic and political diversity will remain, and that the role and use of languages other than Spanish will continue to increase’.
3.2 Het Catalaans is dus niet enkel een pluricentrische taal, wat bv. problemen i.v.m. standaardisering veroorzaakt, het is ook een taal die in vele van de bovengenoemde gebieden een andere status en een ander (legaal) statuut heeft. Daardoor is ook hier de vraag belangrijk wat nu precies een ‘taal’ is en wat een ‘variëteit’ (of dialect). Het is bekend dat een onderscheid tussen die twee termen, op grond van puur linguïstische criteria, niet gemaakt kan worden, maar dat men integendeel tot zgn. extralinguïstische criteria zijn toevlucht moet nemen, die specifiek kunnen zijn voor een bepaalde regio of een bepaalde situatie. Ik probeer dat aan de hand van één voorbeeld te verduidelijken: Tot voor kort waren de twee officiële talen van Luxemburg (standaard) Duits en (standaard) Frans. Het door zo goed als iedere autochtone Luxemburger gesproken Letzebuergisch kon, op grond van linguïstische criteria, alleen worden beschreven als een dialect van het Duits (en dat is het ook). In 1984 echter vaardigde het Luxemburgse parlement een wet uit, waarbij Letzebuergisch tot de officiële taal van het land werd uitgeroepen (Bureau 1993, 43). Vanzelfsprekend bleven de twee bovenge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
noemde talen nog een hele boel functies uitoefenen, maar ineens was, wat voorheen een dialect was, een taal geworden. Hoezeer hier dus sociolinguïstische in plaats van linguïstische factoren een rol spelen, blijkt ook uit het volgende: ook buiten het Groothertogdom wordt nog datzelfde Letzebuergisch gesproken, bv. in een deel van de Belgische provincie Luxemburg, waar het echter geen officiële status of erkenning geniet. Hier is hetzelfde linguïstische systeem, dat in het Groothertogdom een taal (geworden) is, dus nog altijd (slechts) een Duits dialect. Voor de Duitse Eifel geldt natuurlijk hetzelfde en wanneer een inwoner van Echternach met zijn buurman uit Echternacherbrück in hun gemeenschappelijk idioom converseren, dan spreekt de ene een taal, t.w. ‘Letzebuergisch’, terwijl de andere een dialect van het Duits gebruikt. Daar zal men zich goed bewust van moeten zijn wanneer men de situatie van het Catalaans in verschillende gebieden en landen beoordeelt. Over dat Catalaans zegt Siguan (1988, 6) het volgende: ‘As with all languages, Catalan shows dialectical variations. These fall into two main groups: western and eastern. The western dialects are spoken in the province of Gerona and in the Balearic Islands and the eastern dialects in the province of Lerida and the old Kingdom of Valencia (Valencian). The Catalan of Barcelona occupies a position between the two, and has the most prestige as the metropolitan dialectGa naar voetnoot(6). The differences between the various dialects are in reality quite small, and linguists have never doubted the unity of the language, which dates back to the Middle Ages. The only objections have been raised by those who claim that the language spoken in Valencia is not derived from Catalan but is the result of an independent evolution. These objections are motivated more by political than by scientific factors, in particular by the suspicion on the part of certain social groups that recognition of the unity of the language called “Catalan” implies some type of dependence on Catalonia.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||
4. Catalonië4.1 Historisch overzichtDe eerste schriftelijke sporen van Catalaans dateren uit de 10de eeuw, de periode waarin de Moren naar het Zuiden werden teruggedreven en het Catalaans de voertaal werd in wat vandaag de Paisos Catalans wordt genoemd.
In 1137 erft de graaf van Barcelona de Aragonese kroon. Hij wordt koning van de Catalaans-Aragonese Confederatie, waarin de twee gebieden een hoge graad van autonomie behouden. Jaume de Veroveraar (1212-1276) voegt Valencia en de Balearen bij Catalonië, waarvan intus- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
sen ook Roussillon (het huidige Frans-Catalonië) deel was gaan uitmaken. Van de 13de tot de 15de eeuw, een periode van economische bloei voor Catalonië, werd het Catalaans in een groot deel van het Middellandse Zeegebied geëxporteerd (cf. l'Alguer, in Sardinië, waar het tot op vandaag nog gesproken wordt). Voor het thuisland was het ook een periode van culturele bloei en ontwikkelde zich een hoogstaande literaire traditie.
Historische toevallen maken een einde aan de bloei: door het zgn. ‘Compromis van Casp’ komt in 1412 de kroon van de Catalaans-Aragonese Confederatie aan Castiliaanse (Spaanse) vorsten en komt een langzaam verval van de Catalaanse cultuur en literatuur op gang. Voor ons kan het interessant zijn, dat het tijdens de regering van Keizer Karel was, dat het Catalaans ophield als officiële taal door de koninklijke administratie gebruikt te worden.
Later lijdt Catalonië een belangrijke nederlaag in de Spaanse successieoorlog. De ‘Nueva Planta’ decreten schaffen in 1716 de eigen Catalaanse bestuursorganen af en het Catalaans wordt als officiële ambtstaal door het Castiliaans vervangen. Volgens Vallverdu begint hier het latere Catalaanse taalprobleem: ‘These centuries, then, saw the beginning of the present-day linguistic conflict in the form of a confrontation between two sectors of society: on the one hand the popular classes [...] and sectors of the bourgeoisie who spoke only Catalan and understood nothing (or little) of Castilian; and on the other the ruling classes and those intellectuals who were diglossically bilingual’ (Vallverdu 1984, 20-21). Het duurt tot de 19de eeuw vooraleer taal en cultuur zich in een nieuwe belangstelling mogen verheugen en halverwege deze eeuw krijgen we zelfs een nieuwe bloeiperiode, dank zij de economische en industriële macht die de Barcelonese middenklasse had verworven. Tot op vandaag bevindt zich overigens het zwaartepunt van de Spaanse industrie in Catalonië. Ook met de taal zelf gaat men zich weer bezig houden en de codificering en standaardizering ervan gebeurt, in het begin van de 20ste eeuw, onder impuls van het Institut d'Estudis Catalans (1907) en de linguïst Pompeu Fabra, die daarom wel eens de vader van het moderne Catalaans wordt genoemd. Hij publiceerde in 1913 de Normes Ortografiques, waarin de spelling en in 1917 de Gramatica Catalana waarin de grammatica beregeld werd. In 1932 volgde van zijn hand nog de Diccionari General de la Llengua Catalana (Leprêtre 1992, 13).
De Catalaanse renaissance had ook politieke consequenties: de roep om zelfbestuur werd steeds luider. Een aanloop daartoe was de oprichting, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in het begin dezer eeuw, van vier provincieradenGa naar voetnoot(7), die samen de Mancomunitat de Catalunya vormden. Ze wordt echter in 1923, na de staatsgreep van Primo de Rivera weer afgeschaft. Dictators zien kennelijk geen heil in regionalisering en ook Franco zou later een centralistische castilianiseringspolitiek voeren. Tussendoor echter was er een kortstondige wederopleving: in 1931, na de afkondiging van de Tweede Republiek kreeg Catalonië een eigen regering, de zgn. Generalitat. Een groot deel van de burgerij en de politieke leiders van de meeste partijen waren voor een doorgedreven catalaniseringspolitiek gewonnen, zowel op linguïstisch en cultureel als op politiek gebied. Vanzelfsprekend streed Catalonië dus aan de kant van de republiek tijdens de door Franco ontketende burgeroorlog. Achteraf zouden ze daar een zware prijs voor moeten betalen: het Catalaans werd uit de scholen, de media en het openbare leven gebannen, het gebruik ervan verboden en vervolgd. Er werd ook een diffameringscampanje gestart, die o.m. volgende slogans op de Catalaanse muren deed verschijnen: Blaf niet als een hond, maar spreek de taal van het Rijk!
Deze repressieve taalpolitiek (Kremnitz 1990) had uiteraard consequenties; er ontstonden inhibities en onzekerheid t.a.v. het gebruik van de eigen taal, die via campagnes als de bovengenoemde geassocieerd werd met boersheid, achterlijkheid, ongeletterdheid en ook anti-Spaanse activiteiten. Castiliaans daarentegen werd verheerlijkt als een wereldtaal, de taal van het patriotisme en van de sociale bovenlaag.
Toen Franco in 1975 stierf had Catalonië bijna veertig jaar van een dergelijke taalpolitiek achter de rug en de consequenties daarvan hebben ook vandaag nog negatieve invloed op de ontwikkeling van het gebruik, de status en zelfs de standaardizering van het Catalaans. Dat men bv. in alle statistieken ziet dat veel meer mensen aangeven Catalaans te kunnen spreken dan te lezen en vooral te schrijven, is hoofdzakelijk daaraan te wijten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 De huidige situatie in Catalonië4.2.1 WetgevingHet autonomiestatuut (ook constitutionele wet genoemd) van 18 december 1979 garandeert dat Catalaans de eigen taal van Catalonië is, de officiële ook, maar het moet die functie delen met het Castiliaans, de officiële ambtstaal voor heel Spanje. Een wet ter bescherming en bevordering van het Catalaans werd door het parlement op 18 april 1983 goedge- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
keurd. Het ging hier om een soort kaderwet, in het raam waarvan later nog vele specifieke bepalingen werden goedgekeurd. In titel 1 wordt het officiële taalgebruik van de administratie geregeld, onder 2 het gebruik van de talen in het onderwijssysteem en onder 3 worden een aantal maatregelen uitgevaardigd om het gebruik van het Catalaans in de media te verhogen (Leprêtre 1992, 22). Dit is echter een moeilijk punt omdat hier, meer nog dan in andere gevallen, het feit dat ook Castiliaans een officiële taal is en moet blijven, voor heel wat problemen zorgt. Alle wetten en andere legale documenten moeten dus steeds in een Catalaanse en een Castiliaanse versie worden gepubliceerd. Problematischer nog is dat in de centrale administratie, die dus onder de bevoegdheid van Madrid staat, vooral Castiliaans de feitelijke voertaal blijft, hoewel ze in theorie verplicht zijn met het publiek Catalaans te gebruiken wanneer daarom gevraagd wordt. ‘The bodies where Catalan has made the least progress’, schrijft Siguan (1988, 9), ‘are the army and the police, although at least in theory citizens can use Catalan in their dealings with the police’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.2.2 Het ‘sandwichmodel’Nog tijdens het Franco regime werd er in verschillende scholen met succes clandestien Catalaans onderwezen. Ook de autonomie-idee kon steeds op overweldigende sympathie rekenen. Er zijn dus ambivalente attitudes: enerzijds aarzeling en onzekerheid t.a.v. het Catalaans en anderzijds enthousiasme en militantisme. Dergelijke ambivalente attitudes komen wel vaker voor in gebieden die door een prestigetaal gekoloniseerd zijn.
Ten gevolge van de werkloosheid en de miserabele sociale situatie emigreerden vele Spanjaarden (vooral uit het Zuiden) naar het welvarender Catalonië. Tussen 1950 en 1975 vestigden zich op die wijze twee miljoen niet-Catalanen in Catalonië, vooral dan in het stedelijke gebied van Barcelona. Velen van hen hadden nauwelijks de basisschool doorlopen of waren helemaal analfabeet. Ze kwamen in een relatief hoogontwikkelde industriële en stedelijke omgeving terecht waar ze niet op waren voorbereid. Er werden woonprojecten voor ze ontwikkeld in de voorsteden en dorpen rond de stad. In sommige vertien- of vertwaalfvoudigde de bevolking in dertig jaar tijds (bv. van 15.000 naar ong. 200.000). Alleen al door hun numerieke invloed liep het aantal Catalaanssprekers terug van 75% in 1940 tot 60% in 1975 (Leprêtre 1992, 15). Vanzelfsprekend hebben deze mensen, op grond van hun afkomst, hun geringe opleiding en vooral ook de repressie tegen het Catalaans, zich niet in de Catalaanse maatschappij geïntegreerd, zich niet gecatalaniseerd. Dat is pas nu aan het gebeuren: het hele linguïstische milieu is veranderd en Catalaans is een verplicht schoolvak geworden. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Dit ligt mee aan de basis van het zgn. sandwichmodel. Het Catalaans zit gekneld tussen een traditionele Castiliaanssprekende bovenlaag en een eveneens Castiliaanssprekende, maar sociaal ondergewaardeerde onderlaag van vooral immigranten. Uit een ‘Enquesta de la Regio Metropolitana’ van Barcelona in 1990, blijkt dat de ‘piràmide lingüistica’ er daar als volgt uitzag:
Sociolinguïstisch onderzoek in westerse mobiele maatschappijen leert dat maatschappelijke groepen zich (ook) t.a.v. taal naar de onmiddellijk bovenliggende groep plegen te richten. Voor de Catalaanssprekende middengroep wordt dit steeds minder het geval; ze zijn zich in snel tempo aan het bevrijden van de invloed van de Castiliaanssprekende bovenlaag, die overigens alsmaar kleiner wordt en de concurrentie van een Catalaanssprekende bovenlaag heeft gekregenGa naar voetnoot(8). De onderste groep spiegelt zich daarentegen steeds meer aan de Catalaanssprekende middengroep, omdat ze beseft dat haar toekomst daar ligt. Vanzelfsprekend bestond/bestaat er ook een Catalaanse onderlaag, die op dezelfde manier reageert (Strubell 1984). Tegenover het Catalaans bestaan inderdaad positieve attitudes niet alleen bij de native speakers, maar ook bij de emigranten, zoals ook uit matched guise onderzoekingen van Woolard (1989) blijkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||
4.2.3 De situatie in cijfersKennis van het Catalaans volgens leeftijdsgroepen in Catalonië (in procenten). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
De cijfers van de volkstelling van 1986 zijn de meest recente officiële gegevens. Zonder enige twijfel is de situatie sedertdien ten gunste van het Catalaans veranderd, zoals o.m. blijkt in Valencia, waar in 1992 een aparte telling werd gehouden (zie onder: 5.3.4). | |||||||||||||||||||||||||||||||
5. Valencia5.1 Vanuit puur linguïstisch standpunt kan er geen twijfel over bestaan, dat in Catalonië, Valencia en de Balearen dezelfde Romaanse taal gesproken wordt. Maar zo een ‘linguïstisch’ standpunt is niet het enig mogelijke en zelfs niet zonder meer het enig juiste. De tegengestelde attituden t.a.v. het Catalaans in Valencia enerzijds en de Balearen anderzijds, wijzen er al op dat we met een extra-linguïstisch probleem te maken hebben en dat verschillen in historische evaluatie, sociaal-economische ontwikkeling en politieke motivering de doorslag geven. Vanzelfsprekend zijn er op het niveau van de spreektaal verschillen tussen bv. Barcelona, Valencia en Palma, zoals die er ook zijn tussen Wenen en Berlijn, Antwerpen en Amsterdam, Genève en Parijs. Of men dan het eigen idioom als een aparte taal beschouwt, zoals velen in Valencia doen, dan wel als een variëteit van dezelfde taal, zoals velen op de Balearen denken, heeft vooral met de bovengenoemde sociolinguïstische factoren te maken. In het autonome gebied Valencia, bestaande uit de provincies Valencia, AlacantGa naar voetnoot(9) en Castello, is er een ruime Castiliaanssprekende groep aanwezig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5.2 Historisch overzichtNa de reconquista werd het koninkrijk Valencia als het ware vanuit het Noorden ‘gekolonizeerd’: de Aragonezen namen bezit van de bergachtige gebieden in het westen, de Catalanen van de meeste stedelijke gebieden en de kustvlakte in het oosten. Het Catalaans werd de gebruikelijke | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
taal in de bloeiende handelscentra terwijl het Aragonees (een soort overgangsvorm tussen Castiliaans en Catalaans) door de adel in het binnenland werd gebruikt. Allerlei sociale en historische feiten zorgden voor een toenemende breuk tussen de adel en de andere sociale groepen en op de duur zelfs een vijandschap tussen de (hoofdzakelijk rurale) adel en het stedelijke patriciaat. De eerstgenoemden identificeerden zich, uit reactie, steeds meer met het hof en vervingen Aragonees als cultuurtaal meer en meer door Castiliaans. Deze Castilianizering van de adel was een feit tegen het einde van de 16de eeuw en had nadelige consequenties voor het in Valencia gebruikte Catalaans. Het verloor aan prestige en omdat het door de hofkanselarij niet meer gebruikt werd, boette het aan standaardizering in: in de verschillende gebieden kreeg de regionale variant van het Catalaans meer en meer de bovenhand, ten nadele van een supraregionale, gestandaardizeerde variëteit. Sommige linguïsten zien dit tijdstip overigens als het begin van de ‘scheiding’ tussen Catalaans en zgn. ‘Valenciaans’ (Ninyoles 1982, 644vv.).
De ‘Nueva Planta’ decreten van 1716 installeerden ook hier officieel een Castiliaanse ambtenarij, die het prestigeverlies van het Catalaans uitbuitte en verergerde door het o.m. in de scholen en in gedrukte teksten te verbieden. Het voorwendsel was hetzelfde dat in 1830 tegen het officiële ambtelijke gebruik van het Nederlands in België naar voren geschoven werd: de talen van Catalonië, Valencië en Mallorca waren zo verschillend, zo beweerde het hof, dat ze onderling onverstaanbaar werden en dus ambtelijk onbruikbaar. Bovendien zou, volgens diezelfde bron, de kennis van het Castiliaans in de steden ruim verbreid geweest zijn en alleen bij de boeren niet hebben bestaan (Ninyoles 1982, 644 vv.).
Tijdens de 18de eeuw was er een korte renaissance van het Catalaans in Valencia, o.m. omdat de adel toenemend het land verliet en zich aan het koninklijke hof in Madrid vestigde. Daardoor kreeg het stedelijke patriciaat meer armslag, wat leidde tot een economische opleving en een toenemende interesse voor de (Catalaanse) volkstaal. Ook linguïsten gingen zich toenemend met de standaardizering van de taal bezighouden en schiepen daardoor eigenlijk de mogelijkheid voor de wederopbloei van de taal die in de 20ste eeuw plaats zou vinden.
In de 19de eeuw zorgden sociaal-economische veranderingen voor een restratificatie van de sociale geleding en de zgn. Restoratie van 1874 zorgde ervoor dat de macht weer in handen kwam van de katholieke, conservatieve en Castiliaanssprekende adel. Er was een economische achteruitgang die de Catalaanssprekende groep van industriëlen ruïneerde. Op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw ziet men politieke tegenstellingen op grond van economische verschillen: de rurale oligarchie ondersteunde de centralizerende Castiliaanse monarchie, | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
terwijl de stedelijke kleine bourgeoisie republikeinse sympathieëen had, vele arbeiders zich tot de anarchisten aangetrokken voelden en de geïsoleerde rurale gebieden een conservatief regionalisme voorstonden. De Valenciaanse middle class begon meer en meer aansluiting te zoeken bij de hogere klassen (‘upward social mobility’) en dat uitte zich ondermeer in een taal shift van het ondergewaardeerde Catalaans ten gunste van de Castiliaanse prestigetaal. De lagere klassen hielden uiteraard aan de volkstaal vast, maar meer en meer ging het om regionele variëteiten (dialecten), die nog minder prestige kregen en zich toenemend van de gestandaardizeerde variëteit verwijderden. Deze regionale variëteiten werden Valenciaans genoemd, wat tegenstrevers toenemend de mogelijkheid bood de taaleenheid met Catalonië te ontkennen (de parallel met ‘Vlaams’ vs. ‘Nederlands’ is opvallend). De taal was in elk geval een duidelijk statussymbool geworden, wat alleen ten voordele van de Castiliaanse prestigetaal werkte.
De repressie tijdens het Francoregime deed de rest en na de Francoperiode ontstond een situatie die ook elders in Spanje veelvuldig voorkwam: enerzijds had iedereen Castiliaans geleerd, los van sociale status, waardoor het Castiliaans gaandeweg zijn symboolfunctie als indicator van klasse en status verloor, maar anderzijds werd het Catalaans (of ‘Valenciaans’) ook het symbool van een autonomistisch streven tegen het Spaanse centralisme van Madrid. | |||||||||||||||||||||||||||||||
5.3 De huidige situatie in Valencia5.3.1 Verschillende opvattingen over Valenciaans in ValenciaEr zijn grosso modo drie verschilende opvattingen te onderscheiden:
Vanzelfsprekend is dit slechts een poging om een complexe realiteit enigszins in te delen en zijn er in de praktijk nogal wat ‘tussenmeningen’. Het gebruik, ook officieel, van de term ‘Valencià’ (Valenciaans) | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voor de officiële taal is een poging om de net genoemde controverse zo veel mogelijk te vermijden. Meestal bedoelt men ermee de in Valencia officieel gebruikte taal, ‘a name which affirms its individual characteristics without questioning the unity of the language’ (Siguan 1988, 12). Uit een in 1992 door de ‘Direccio de Politico Lingüistica’ gehouden enquête blijkt dat naar aanleiding van de vraag of de in Valencia gebruikte taal als een aparte variëteit (‘idioma independent’), dan wel als een met de andere Catalaanssprekenden gedeelde taal (‘llengua compartida’) dient te worden beschouwd 40.2% voor de eerste en 50.7% voor de laatste mogelijkheid kozen; 8.9% hadden geen mening. Op de vraag of die taal dan ‘Catalaans’ genoemd mocht worden (‘La llengua que compartim pot dirse Català?’) antwoordden 44.1% met ‘ja’, 50% met ‘neen’ en 5.8% hadden geen mening (Ordinyana & Fabregat 1992). | |||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.2 WetgevingDe constitutionele wet waarbij in Valencia het autonomiestatuut van kracht werd, werd op 1 juli 1982 goedgekeurd en art. 7 daarvan bepaalt dat ‘Valencià’ en Castiliaans de twee officiële talen van het gebied zijn. Leprêtre 1992 (22) merkt hierbij terecht op dat: ‘Tension between political groups prevented the use of the term “Catalan” to describe the language spoken in the community’. Verder zijn in het statuut o.m. volgende bepalingen opgenomen:
Hoewel de structuur van de wet ongeveer dezelfde is als die in de statuten van de andere autonome gebieden, is de inhoud minder ambitieus. De eerste autonome regering van Valencia heeft overigens jaren lang niets ondernomen om de uitvoering van de wet te verzekeren, en wel precies omwille van de bovengenoemde angst voor identificering met Catalonië. Er werden integendeel pogingen ondernomen om tot een soort aparte standaardizering van het Valenciaans te komen, maar dat mislukte grotendeels omdat in het algemeen de intellectuelen en de linguïsten zich daartegen hebben verzet (Ordinyana & Fabregat 1992). Latere regeringen volgden een realistischer politiek: de naam ‘Valenciaans’ werd bewaard, maar er werd officieel erkend dat het hier een variant van het Catalaans betreft. Sindsdien wordt er ook veel meer voor de promotie van de volks- | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
taal gedaan, maar in tegenstelling tot de regering van Catalonië is voor die van Valencia taalpolitiek niet de voornaamste prioriteit (Siguan 1988).
Net als in Catalonië werd ook hier door het parlement een wet op de ‘normalitzacio lingüistica’ goedgekeurd (23 november 1983) waarbij Valenciaans als de eigen taal van Valencia werd geproclameerd, maatregelen voor het gebruik en de verspreiding ervan werden opgenomen en bepaald werd dat iedere inwoner het recht heeft die taal te kennen en te gebruiken (Leprêtre 1992, 22). | |||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.3 Upward social mobilityDat pogingen om, via het taalgebruik, sociaal hogerop te komen ook in Valencia belangrijk waren (en zijn) blijkt o.m. uit matched guise onderzoekingen uitgevoerd door Ros i Garcia, die ons echter nog meer leren dan alleen dat: - to speak Castilian is to display a high socio-economic status. To speak Valancian is to display social accessibility and may eventually display social prestige as well, since Gimeno (1982) reports that Valencian speakers view the language as appropriate for school use. The fundamental socioeconomic conflict in the 1970s was not between Castilian and Valencian but between their refined and unrefined variants, which illustrates a multi-dimensional diglossic situation (Ros i Garcia 1982, 685 vv.). | |||||||||||||||||||||||||||||||
5.3.4 De situatie in cijfersKennis van het Catalaans in Valencia (in procenten).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
6. De Balearen6.1 Zowel wat taalplaning als wat taalpolitiek betreft bekleden de Balearen een soort tussenpositie tussen Catalonië enerzijds en Valencia anderzijds. Een specifiek probleem is, dat de eilanden eigenlijk nooit een echte eenheid hebben gevormd en dat heeft ook consequenties voor het taalbewustzijn van de bewoners. Bij velen is helemaal niet het besef aanwezig, dat op de verschillende eilanden dezelfde taal wordt gesproken en a fortiori ontbreekt dus dit bewustzijn t.a.v. de taaleenheid binnen de Paisos Catalans. T.a.v. de diglossische situatie waarin zij verkeren, beschouwen velen (bewust of onbewust) Castiliaans als de H-variëteit en het specifieke dialect van ieder eiland als de L-variëteit (Moll 1992). | |||||||||||||||||||||||||||||||
6.2 Historisch overzichtDe provincie van de Balearen werd gecreëerd in 1803, toen Spanje voor het eerst in provincies werd ingedeeld. In 1983 werd het gebied een autonome regio.
De verschillende eilanden, die dus nooit echt hechte betrekkingen met elkaar hebben onderhouden, werden tussen 1229 en 1267 door Jaume I van Aragon veroverd. Vanaf 1349 maakten ze deel uit van de Catalaans-Aragonese dubbelmonarchie, zoals de andere gebieden die in dit artikel worden behandeld. Ze deelden in de bloei van het Koninkrijk, maar nadien ook in het verval ervan, en dat begon toen na het huwelijk van Ferdinand en Isabella, de koninkrijken van Aragon en Castilië werden samengesmolten onder Castiliaanse leiding.
Na de Spaanse successie-oorlog (1713) werden de Balearen voor een tijd aan Engeland afgestaan en ontsnapten op die manier aan de toepassing van de al genoemde Nuevo Planta-dekreten, die in heel Spanje het Castiliaanse bestuur oplegden. In 1798 kwamen de Balearen weer bij Spanje.
In de 19de eeuw vormden de eilanden dan voor het eerst een administratieve eenheid, maar het is ook in die periode dat de verpaupering (en het analfabetisme) het ergste was en grote groepen inwoners emigreerden. Aan de, zowel politieke als linguïstische renaissance (Renaixença) van Catalonië hadden de Balearen geen deel: de taal van de adminstratie was immers Castiliaans en het analfabetisme was zo groot dat de bevolking, die weliswaar de plaatselijke Catalaanse dialecten bleef spreken, aan de genoemde renaissance geen boodschap had.
In de 20ste eeuw zorgde de ontwikkeling van het toerisme voor meer welvaart en dus ook, zoals in Catalonië, voor een toevloed van Castiliaanssprekende emigranten uit de rest van Spanje. Ze maakten tot 30% van de bevolking uit en Moll (1992) zegt van hen: | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ces travailleurs castillanophones ont, sans la moindre chance d'apprendre la langue du pays, contribué à la castillanisation des autochtones. Ceux-ci, tout en restant analphabètes en leur langue, s'étaient de plus en plus familiarisés avec le castillan par l'élévation du degré d'instruction générale (reçue exclusivement en castillan), et surtout par la présence exclusive de la langue officielle dans les média audiovisuels qui envahissaient les foyers; au surplus, le castillan restait a leurs yeux la langue de prestige, la clé de l'accès à la promotion sociale. En somme, malgré les efforts minoritaires, à la mort de Franco (1975) les Baléares se trouvaient dans un processus de substitution linguistique avancé’. Dat er nu goede vooruitzichten bestaan dit language shift proces niet alleen te stoppen, maar zelfs om te keren, is niet zo zeer aan bemoeienissen van de officiële instanties van de eilandengroep te danken, maar veeleer aan de initiatieven van groepen Catalaanse activisten als de ‘Obra Cultural Balear’, die onder punt 6.4 zullen worden besproken. | |||||||||||||||||||||||||||||||
6.3 De huidige situatie op de Balearen6.3.1 WetgevingDe constitutionele wet waarbij in de Balearen het autonomiestatuut van kracht werd, werd op 25 februari 1983 goedgekeurd en art. 3 daarvan bepaalt dat Catalaans en Castiliaans de twee officiële talen van het gebied zijn. In tegenstelling tot Valencia had men hier dus wel de moed om de volkstaal bij zijn officiële naam te noemen.
Ook hier keurde het parlement een wet op de ‘normalitzacio lingüistica’ goed (29 april 1986) waarbij Catalaans tot de eigen taal van de Balearen werd geproclameerd, soortgelijke maatregelen als in Catalonië en Valencia voor het gebruik en de verspreiding ervan werden opgenomen en bepaald werd dat iedere inwoner het recht heeft die taal te kennen en te gebruiken (Leprêtre 1992, 22).
De taalwetgeving op de Balearen is de meest expliciete en misschien zelfs de meest ambitieuze wat de verdediging en de verspreiding van het Catalaans betreft. De tekst zegt o.m. ernaar te streven:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Ook ten aanzien van de eenheid van de Catalaanse taal werd een belangrijke passus opgenomen, die als volgt luidt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.2 Campanya de Normalitzacio LingüisticaDe regering van de Balearen heeft zelf nooit een taalpolitiek organisme opgericht, maar in 1989 werd, op initiatief van de bovengenoemde ‘Obra cultural Balear’ een accoord gesloten tussen de autonome regering, de bestuursraden van de vier eilanden en het stadsbestuur van Palma waarbij een taalplanningsorganisme in het leven werd geroepen, dat de naam ‘Campanya de Normalitzacio Lingüistica’ meekreeg. Zijn taak was o.m. het taalbewustzijn en -gebruik te stimuleren; in de woorden van Aina Moll, die er de directrice van werd: ‘on prétend en premier lieu évéiller chez les autochtones l'orgueil de la langue et la conscience de son unité’ (Moll 1992). Vanaf eind 1991 werd er een grote multimediacampagne gelanceerd waarbij twee slogans werden gebruikt en op ruime schaal verspreid, nl.:
Door de ingewikkelde organisatievorm duurde het enige tijd vooraleer het organisme efficiënt kon functioneren, maar eind 1992 beoordeelde Aina Moll toch met enige tevredenheid de situatie als volgt: ‘Ses effets commencent à se faire sentir, aussi bien dans une lente progression de la connaissance et l'usage du catalan, que dans la sensibilation populaire envers la langue du pays’ (Moll 1992). | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
6.3.3 De situatie in cijfersKennis van het Catalaans volgens leeftijdsgroepen: BalearenGa naar voetnoot(11) (in procenten).
| |||||||||||||||||||||||||||||||
7. De randgebieden7.1 Aan de westgrens van Catalonië, in Franja de Ponent is het Catalaans gereduceerd tot een taal die enkel nog binnen de huiskring wordt gesproken, meestal in een dialectvariëteit die sterk van het Standaard Catalaans afwijkt. Voor enig onderwijs van de taal wordt wel gezorgd, maar alles blijft op een laag pitje en van officiële stimulering is helemaal geen sprake (Perera i Boix 1986).
7.2 In Andorra is het Catalaans de officiële taal, die ook in de administratie en andere officiële organismen wordt gebruikt. Toch is het zo dat de dagelijkse taaltoestand soms een ander beeld te zien geeft. O.m. door het feit dat van de 43.000 inwoners slechts 27% de Andorraanse nationaliteit hebben, 57% de Spaanse en 16% een andere (waarvan ong. 7% de Franse) worden in de dagelijkse omgang zowel Catalaans als Castiliaans en Frans gebruikt en overheerst in de scholen zelfs het Castiliaans (Vila, 1986). Het in kracht treden van de nieuwe grondwet van maart 1993 kan daar misschien mee helpen verandering in te brengen. Lid 2 van art. 2 van deze grondwet luidt: La llengua oficial de l'Estat és el català 7.3 In L'Alguer op Sardinië (de officiële Italiaanse naam is Alghero) zou, op een populatie van ongeveer 40.000, Catalaans door zowat de helft van de bevolking worden gesproken (Bureau 1993, 30). Voorstanders van het Catalaans hebben de laatste jaren inspanningen gedaan om de eigen taal | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
in het onderwijssysteem te introducerenGa naar voetnoot(12). Ze organiseren ook culturele manifestaties waarin de Catalaanse taal en cultuur een belangrijke rol spelen. Makkelijk hebben ze het natuurlijk niet, want meer nog dan een linguïstische minoriteit vormen de Catalaanssprekenden eigenlijk een taaleiland in Sardinië, om nog niet te spreken van Italië. Op het nationale niveau zijn totnogtoe alle pogingen mislukt om een wettelijke bescherming van het Catalaans te verkrijgen en ook op regionaal niveau is er nauwelijks van bescherming, laat staan ondersteuning sprake. Caria (1986) wijst op de ‘absencia total de control i correctios politics per part de les institucions autonomiques de Sardenya i de l' Ajuntament de l'Alguer’Ga naar voetnoot(13). Dat leidt tot een verlies aan interesse bij de jongere generaties en ook tot een kwalitatieve achteruitgang, die hij noemt ‘abundosa corrupcio del llenguatge col.loquiel’. Toch is er sinds enkele jaren de bovengenoemde tegenbeweging op gang gekomen, die onder de algemene slogan ‘per la identitat’ probeert de belangstelling voor het eigen verleden op te krikken en erop te wijzen, dat ‘la llengua catalana’ is en moet zijn ‘simbol i esprit dels algueresos’. Van de bevolking zelf zal het ook moeten komen, vindt Caria, die daarbij zal kunnen steunen op de relatie met Catalonië en de Països Catalans, maar helaas niet op de Italiaanse staat, van wie hij de ‘accio legislativa de tutela’ als ‘inexistent’ betitelt. Het bestuur van l'Alguer doet kennelijk niets, zoals het in 1987 gestichte tijdschrift l'ALGUER aanklaagt. In 1992 had het blad nog geen lire ondersteuning gekregen van het stadsbestuur dat anders bijzonder gul met culturele subsidies is, zo staat in het tijdschrift te lezenGa naar voetnoot(14).
7.4 In Roussillon is het Catalaans sinds de annexatie door Frankrijk in 1659 een taal van de lagere klassen; het wordt er meestal heel denigrerend bekeken. De burgerij schakelde in de 17de eeuw vrij vlug op het Frans over en velen die dat niet wilden, emigreerden naar Barcelona. Volgens Bureau (1994, 10) zouden op ongeveer 300.000 inwoners, er 200.000 van Catalaanse oorsprong zijn, en zouden zo'n 180.000 daarvan | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
nog Catalaans sprekenGa naar voetnoot(15). In de huidige tijd kent Roussillon al decennia een economische recessie, die tot grote emigratie aanleiding geeft. De streek leeft nu vooral van toerisme. Becat (1986) wijst op de grote invloed van de economische situatie op die van de volkstaal. Dit heeft eerst geleid tot een veralgemeende diglossie en later tot een kwantitatief en kwalitatief verlies voor het Catalaans bij iedere volgende generatie. Ook hij wijst natuurlijk op de gevolgen van ‘upward social mobility’Ga naar voetnoot(16) en op wat voor alle minoriteitsgebieden in Frankrijk een grote rol heeft gespeeld, t.w. de ‘escola francesa laica, gratuïta i obligatoria, de la qual ningu no s'escapa des del 1880’. Bovendien speelde lang een belangrijke rol het feit dat Spanje door de fascisten geregeerd werd, waardoor Frankrijk dan het symbool was van ‘llibertat politica i d'espressio, de conquestes socials i democracia’, waar men zich in Roussillon graag mee identificeerde. Sinds een twintigtal jaren is er een soort Catalaanse beweging actief, die een grotere identificatie van de Frans-Catalanen met de eigen cultuur tot stand wil brengen: vooral culturele manifestaties zijn daar een uiting van. Onderwijs in het Catalaans kan alleen op vrijwillige basis. Een aantal kleuterscholen geeft enkel in het Catalaans les en wil de kinderen op die manier een Catalaanse taaleigenheid meegeven (Verdaguer 1992). Zowel in de pedagogische hogescholen als in de universiteit van Perpignan (Perpinyà), waar sinds enige tijd een ‘llicenciatura de Català’ bestaat, probeert men bij de lerarenopleiding behulpzaam te zijn. TF 3 is gestart met het uitzenden van lessen (‘Digui, Digui’) die door de krant ‘L'Indépendant’ worden overgenomen. Toch komt in de media, zegt Becat (1986) het Catalaans slechts aan bod ‘a doses homeopatiques’. | |||||||||||||||||||||||||||||||
8. Bedenkingen i.v.m. taalplanning in de Paisos CatalansEen tijd geleden vroeg de Generalitat van Catalonië mij een rapport te schrijven over de manier waarop de ervaring met het streven naar integratie van de ‘Nederlandse Taalunie’ (Willemyns 1984) eventueel ten voordele van het bevorderen van het besef van taaleenheid en het ontwikkelen van een adequate taalplanning binnen de ‘Paisos Catalans’ zou kunnen worden aangewend. Ik zal de onderhavige uiteenzetting daarom met een samenvatting van mijn toen gebruikte argumenten afsluiten. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Aangezien l'Alguer en Roussillon daarbij minder relevant zijn, beperk ik mij tot de vier delen van het gebied die over een regering beschikken die autonoom genoeg is om bindende beslissingen te kunnen nemen in verband met taal en cultuur. Aangezien Andorra allicht graag zal meewerken hoeft zijn statuut als onafhankelijke staat geen hinderpaal te zijn.
Ik ben van mening dat het voorbeeld van de ‘Nederlandse Taalunie’ inderdaad een inspiratiebron voor een taalplanningspolitiek in de bovengenoemde delen van het Catalaanse gebied zou kunnen zijnGa naar voetnoot(17). Een supraregionale (c.q. supranationale) instantie zou ermee belast kunnen worden corpus en status planning initiatieven voor het Catalaans te coördineren, indien de vier autonome regeringen erin zouden toestemmen een deel van hun prerogatieven eraan af te staan (in om het even welke juridische constructie). Mari wijst er overigens op, dat de autonomiestatuten van deze gebieden iets dergelijks perfect mogelijk maken (Mari 1992, 53-54).
8.1 Een belangrijk probleem zal uiteraard zijn of bij alle partijen de politieke wil voor zoiets opgewekt kan worden en vanzelfsprekend kan men ervan uitgaan dat de regering van Valencia het moeilijkste te overtuigen zal zijn. Het zal dus heel wat psychologische fijngevoeligheid, Fingerspitzengefühl en flair vergen om te proberen de Valencianen voor iets dergelijks warm te maken. Het ligt daarom voor de hand dat iedere gedachte aan een soort ‘pan-catalanisme’ uit den boze is.
Het komt er integendeel op aan twee heel belangrijke punten naar voren te schuiven, nl. dat ook Valencia er belang bij heeft de krachten te bundelen om het hoofd te kunnen bieden aan de Castiliaanse uitdaging zowel van binnen als van buiten de eigen grenzen en ten tweede dat het ‘Valenciaans’ zeer gebaat zou zijn met, c.q. grote nood heeft aan taalstandardizering. Ik ga even op dat eerste punt in.
8.2 Sociolinguïstisch onderzoek i.v.m. taalbehoud (language maintenance) en taalverlies (language shift/loss) heeft heel duidelijk aangetoond dat alleen een taalvariëteit die alle normale taalfuncties uit kan oefenen, gebruikt kan worden in alle domeinen en waarin men over alle onderwerpen kan spreken en schrijven, in staat is met een redelijke kans op succes te overleven in een situatie van competitie met een prestigevariëteit die al die condities probleemloos vervult (in dit geval dus Castiliaans). Alleen | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
codificatie en elaboratie, m.a.w. een volledige standardizering kan eventueel de nodige garanties geven en daartoe komen kan men slechts dank zij uiterst zorgvuldige en consistente taalplanningsmaatregelen.
8.2.1 Zoals eerder vermeld is de vrij algemene Valenciaanse drang naar ‘autonomie’ voor hun eigen taal veeleer van politieke dan van linguïstische aard. Aangezien echter, zoals ik al heb gezegd, de status van taalvariëteiten of codes veelmeer afhangt van sociolinguïstische (inclusief politieke) factoren en overwegingen dan van linguïstische, moeten de Valenciaanse ideeën en gevoeligheden au sérieux worden genomen. Verder is het zeker zo dat, indien de Valenciaanse politieke tegenkanting enigszins geneutralizeerd zou kunnen worden, er beslist minder weerstand zou bestaan tegen het overnemen van de ‘Catalaanse’ norm. Omdat het hier gaat om de belangrijkste troef voor de Catalaanse zaak, denk ik dat er geen middel onverlet mag worden gelaten om het bovenstaande te bereiken.
8.2.2 Een ander belangrijk argument is dat ‘status’ politiek hand in hand gaat met ‘corpus’ politiek en dat dus een echte standaardizering in Valencia op den duur onontbeerlijk en essentieel zal zijn om het prestige en de status van de taal te verhogen. Ook in Vlaanderen hebben we concurrentie met een andere taal gekend (Frans) en bestond ook bij sommigen de vrees dat het ‘eigen karakter’ verloren zou kunnen gaan bij een ‘overmatige’ aanpassing van de taal aan de noordelijke norm (Van de Craen & Willemyns, 1988). Die vroegere situatie vertoont dus nogal wat overeenkomst met de hedendaagse Valenciaanse. In Vlaanderen werd echter het bewijs geleverd, dat het eerstgenoemde argument uiteindelijk veel invloedrijker is dan het laatstgenoemde, dat zelfs geleidelijk aan verdwenen is en nauwelijks meer sporen heeft nagelaten dan sporadische negatieve attitudes tegenover de Noorderbuur en zijn taalvariant (Willemyns, 1988). Zo een reactie van duidelijk sentimentele aard verhindert de integratie met het Noordelijke model natuurlijk niet. Indien nu, ook in Valencia, het belang van de eerstgenoemde (taalpolitieke) factor voldoende en overtuigend kan worden beklemtoond en aangetoond, mag een gelijkaardig resultaat als in Vlaanderen zeker worden verwacht.
8.3 Afgezien nog van welke argumenten dan ook, zou het in elk geval een goede zaak zijn mocht men er de Valenciaanse regering toe kunnen brengen een consistente taalpolitiek te voeren, door er o.m. voor te zorgen dat de onduidelijkheid ten aanzien van het preferentiestatuut van de talen in Valencia tot een einde wordt gebracht. Ik ga er van uit dat het vooruitzicht van een ‘Taalunie’-achtige instantie, indien overtuigend aangebracht, hen kan helpen de knoop door te hakken. Niemand kan er immers blind voor zijn, dat het uitblijven van een duidelijk engagement | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
voor allen nadelig is, terwijl omgekeerd, de voordelen van samenwerking zo voor de hand liggen dat ze eigenlijk helemaal niet hoeven te worden opgesomd.
8.4 Ik ga ervan uit dat het veel minder moeite zal kosten de Balearen en Andorra bij het voorgestelde initiatief te betrekken. Dat betekent echter natuurlijk niet dat hun medewerking minder kostbaar en minder noodzakelijk zou zijn.
8.5 Omdat de ‘Nederlandse Taalunie’ bij haar oprichting eigenlijk niets meer aan de standaardizering van het Nederlands hoefde te doen was corpus planning stricto sensu niet direct een issue. Voor een vergelijkbare Catalaanse organizatie echter is het een belangrijk punt, waaraan ze meteen veel van haar tijd en geld zou moeten besteden. Het opstellen van gezaghebbende primaire taalbronnen (woordenboek, spraakkunst en - in eerste instantie zelfs - een eenvormige spelling) zou er zeer toe bijdragen een door allen aanvaarde norm voor de geschreven taal te creëren. De implementatie van die norm zou dan meteen mogelijk worden nadat dit Catalaanse instituut over het soort politieke macht zou beschikken dat min of meer met die van de ‘Nederlandse Taalunie’ vergelijkbaar zou zijn (Willemyns, 1984). Toch zou het, om taktische redenen, allicht verkieslijk zijn niet onmiddellijk een maximale transfer van prerogatieven na te streven, maar integendeel geleidelijk aan te werk te gaan en te proberen de bevoegdheden van het instituut uit te breiden, wanneer het een keer werkt en zijn competentie en nut heeft bewezen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
9. Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
|
|