Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1991
(1991)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 116]
| |
Domien sleeckx (1818-1902) en Vlaemsch Belgie (1.1.1844-22.11.1844)
| |
[pagina 117]
| |
voor een klein lezerspubliek te verschijnen. Een Vlaams dagblad op touw zetten is dus een riskante onderneming; anderzijds is het toch ook de enig mogelijke uitweg voor een ruimere verspreiding van de Vlaamsgezinde idealen. Het is de journalist en historicus Karel Lodewijk Torfs (Antwerpen, 1808-1868), hoofdredacteur van het Antwerpsch Nieuwsblad, die al op het eind van augustus 1842 aan Snellaert en Willems voorlegt of ‘eene Courant, in de gezuiverde spelling opgesteld, en alle dagen (zon- en feestdagen uitgezonderd) te Antwerpen verschynende, en den zelfden dag te Gendt, te Brussel, te Leuven enz. rondgedeeld’ kans heeft ‘om wel te slagen’. Het voorstel moet voorlopig wel geheim blijven ‘om in het kamp der vlaemsche gazettiers geenen alarm te verwekken’Ga naar voetnoot(2). Snellaert heeft Torfs' idee vanaf mei 1843 in zijn Kunst- en Letterblad gepropageerdGa naar voetnoot(3). Toch geeft hij de voorkeur aan een dagblad, gevestigd te Brussel, waar het politieke nieuws wordt gemaakt. In augustus gaat hij Pieter Frans van Kerckhoven te Antwerpen en Michiel van der Voort te Brussel hierover polsen. Beiden vinden het een uitstekend en noodzakelijk initiatief maar financieel volstrekt onhaalbaarGa naar voetnoot(4). Snellaerts eis maakt in het Kunst- en Letterblad wel een discussie los over de lamentabele toestand van de Vlaamse persGa naar voetnoot(5). Snellaert formuleert zijn opvattingen over een Vlaams dagblad in de hoofdstad nooit scherper dan in oktober 1843. Voor hem is het duidelijk dat de krant onder geen beding kan worden opgesteld door een letterkundige vereniging. Hij pleit daarentegen voor een onafhankelijke en bezoldigde redactie die permanent te Brussel verblijft. Het kapitaal voor de krant moet via het plaatsen van aandelen samengebracht wordenGa naar voetnoot(6). Bij de uiteindelijke realisatie van het project hebben de initiatiefnemers duidelijk met Snellaerts eisen rekening gehouden. | |
[pagina 118]
| |
1.2. Het plan neemt concrete vormen aan: de Hermans stichten Vlaemsch BelgieTe Antwerpen wil men na de ruzies in de zomer van 1843 de geschokte eenheid opnieuw herstellen. Op initiatief van Conscience wordt in oktober een geheim en eendrachtig broederschap onder de Vlaamse vrienden opgericht. Rik probeert ook ‘wachthuizen’ op te richten te Gent via Snellaert en te Brugge via Serweytens, de voorzitter van de toneelvereniging Kunstliefde. Midden november hebben de ‘broeders’ een naam gekozen. Voortaan noemen ze zichzelf ietwat geheimzinnig de ‘Hermans’. Conscience heeft te Gent voorlopig twee vertegenwoordigers gevonden: Ferdinand Snellaert en Philips Marie BlommaertGa naar voetnoot(7). Te Antwerpen bestaat de groep uit zeven man. Theodoor van Ryswyck en het driemanschap Conscience, De Laet en Van Kerckhoven zijn er zeker bijGa naar voetnoot(8). De andere namen blijven open. Schmook vermoedt hier (de onpartijdige) Hyacinth Colins, Vlaamsgezind provincieraadslid en ondervoorzitter van de Olijftak, en de Van Ryswyckgetrouwen Ed. ter Bruggen en Domien Sleeckx. Dat Sleeckx al in november 1843 Herman is, is vrij onwaarschijnlijkGa naar voetnoot(9). Hij treedt wellicht pas de volgende maand toe. De Hermans stellen zich tot doel de ‘public relations’ van de Vlaamse Beweging beter te verzorgen. Aan elk Vlaams initiatief moet zoveel mogelijk ruchtbaarheid gegeven worden. Ze ‘laken nooit - nooit wat voor de tael der vaderen werd gedaen’ want ‘by hen zyn niets dan Broeders’. De leden zijn volstrekt vrij in hun politieke overtuiging. Allen voeren echter het nationale principe hoog in het vaandel. Met de enge partijpolitiek laten ze zich niet in. Om hun doel te bereiken gaan de Antwerpse Hermans de media bespelen. In Franstalige en Nederlandstalige kranten protesteren ze tegen de discriminatie van het Nederlands. Met Snellaert wordt een overeenkomst gesloten: het Kunst- en Letterblad zal naar Antwerpen worden overgebracht, waar het ‘het orgaen van (...) de verbroedering’ zal worden. Maar Conscience en zijn vrienden, plots weer sterk in hun hervonden maar zo kortstondige eenheid, willen meer dan een cultureel-informatief tijdschrift alleen. Een dagblad in de moedertaal zou voor de verspreiding van hun ideologie pas doeltreffend zijn! De Hermans kennen Snellaerts voorstel en grijpen het nu met beide handen aan. Wat enkele maanden | |
[pagina 119]
| |
voordien nog onrealiseerbaar leek, kan nu plots wel: met trots kan Conscience Snellaert op 21 november 1843 melden dat ‘nog misschien voor Nieuwjaer te Brussel’ ‘een groot dagelyksch vlaemsch dagblad’ ‘Vlaemsch Belgie’ ‘zal’ ‘verschynen’ ‘uitsluitelyk ten voordeel der Hermanische beweging’Ga naar voetnoot(10). Snellaert zal van dan af bij de onderhandelingen betrokken wordenGa naar voetnoot(11). | |
1.3. Praktische voorbereidingen1.3.1. Het samenstellen van de redactie (december 1843)Dat Jan de Laet hoofdredacteur van Vlaemsch Belgie wordt, staat al snel vast. Van de Antwerpse Hermans is hij degene met de grootste journalistieke ervaring aangezien hij regelmatig aan o.a. de Brusselse krant L'Emancipation heeft meegewerkt. Bovendien kent hij de Brusselse context goed. In de eerste helft van de jaren '30 heeft hij er in de Franstalige culturele middens vertoefd. De redactie zal overeenkomstig Snellaerts voorstel onafhankelijk zijn en uit drie man bestaan. De Laet mag zijn ‘eerste opsteller’ vrij kiezen en hem tot het Hermanschap toelaten. In december 1843 benadert De Laet zijn vriend Sleeckx met het voorstel om samen naar Brussel te vertrekken. Sleeckx heeft geen journalistieke ervaring maar zijn Vlaamsgezindheid is oprecht en zijn werkkracht spreekwoordelijk. Dat heeft hij in de Olijftak al bewezen. De Laet belooft hem een fabuleuze jaarwedde van 2000 fr.Ga naar voetnoot(12). Daar heeft Domien wel oren naar. Als onderwijzer heeft hij het financieel immers niet breed. Zijn vrouw verwacht sedert oktober 1843 een tweede kind. Op de Lagere Hoofdschool verdient hij maar 600 fr. per jaar en de verdubbeling van zijn jaarloon laat op zich wachten. Hij hakt de knoop gauw door. Op 23 december 1843 verhuizen De Laet en Sleeckx met hun gezinnen naar BrusselGa naar voetnoot(13). Ook Geraard Jan Dodd reist met hen mee. Hij zal de Brusselse drukker Wouters behulp- | |
[pagina 120]
| |
zaam zijn bij het zetten van de krant. De Laet heeft als redactiebureau een pand gehuurd in de Kanselarijstraat nr. 17, dicht bij de Sint-Michielskathedraal. Jaak Frans van de Velde (Hamme, 20.3.1817 - Parijs, 6.10.1893) uit Dendermonde maakt daar enkele dagen later als derde lid van de redactie zijn opwachtingGa naar voetnoot(14). Hij is wellicht door Snellaert als redactielid voorgesteldGa naar voetnoot(15). Van de Velde is een jongeman van gegoede liberalen huize. Zijn vader Jan Lieven is notaris te Dendermonde, zijn broer Hippoliet Frans (1805-1872) vrederechter te Veurne. Van de Velde is misschien nog beter dan De Laet op zijn nieuwe taak voorbereid. Samen met zijn broer Juliaan (1815-1869) heeft hij immers tussen 15 november 1833 en 2 maart 1838 de Courrier de la Dendre uitgegeven, waaraan o.a. zijn stadsgenoten Prudens van Duyse en Leo de Burbure meewerktenGa naar voetnoot(16). Volkskunde is naast toneelGa naar voetnoot(17), muziek en poëzie, één van Jaaks voornaamste liefhebberijen. In 1839 debuteert hij met een opstel ‘Over de benaming van Makeleters van Dendermonde’ in Willems' Belgisch MuseumGa naar voetnoot(18). In 1840 komt hij in contact met Snellaert die van hem geregeld sagen uit het land van Hamme en Dendermonde in het Kunst- en Letterblad opneemt. In ruil ronselt Jaak abonneesGa naar voetnoot(19). Hij onderhoudt te Gent ook vriendschappelijke contacten met Prudens van Duyse, baron Jules de Saint-GenoisGa naar voetnoot(20) en Frans Rens aan wiens Nederduitsch Letter- | |
[pagina 121]
| |
kundig Jaerboekje hij vanaf 1841 met poëzie meewerktGa naar voetnoot(21). In 1842 duikt hij via Emmanuel Rosseels ook in Van Kerckhovens Noordstar opGa naar voetnoot(22). Samen met zijn broers Hippoliet en Adolf van de Velde staat hij de in België verblijvende Duitse volkskundige Johann Wilhelm Wolf bij in de redactie van de folkloristische tijdschriften Grootmoederken (1842) en Wodana (1843). Op professioneel vlak wil het maar niet vlotten. Na het verdwijnen van de Courrier werkt hij enkele jaren op het notariskantoor van zijn vader. In oktober 1842 solliciteert hij naar een betrekking van kantonaal inspecteur voor het lager onderwijs. Hij schakelt hierbij zijn vriend Van Duyse in die hem bij Ledeganck, de kersverse provinciale inspecteur, gaat aanbevelenGa naar voetnoot(23). Aanvankelijk lijkt alles vlot te verlopenGa naar voetnoot(24). Uiteindelijk raakt hij toch niet benoemd. Het Gentse episcopaat wijst hem in februari 1843 af op grond van enkele liberale verzen die hij vroeger had geschreven. De voorspraak van zijn vriend, de katholieke politicus Pieter de Decker haalt niets meer uitGa naar voetnoot(25). Snellaerts (?) aanbod om tot de redactie van Vlaemsch Belgie toe te treden komt dan ook juist op tijd. Net als Sleeckx wordt ook hij nu opgenomen in het broederschap der HermansGa naar voetnoot(26). | |
1.3.2. Het samenbrengen van het startkapitaal1.3.2.1. De clerusConscience had voorgerekend dat er 30.000 fr. nodig was om Vlaemsch Belgie gedurende één jaar te laten verschijnen. Via het plaatsen van 120 aandelen van elk 250 fr. en het werven van abonnementen hoopten de Hermans het nodige kapitaal te verzamelen. Op 1 januari 1844, toen het | |
[pagina 122]
| |
eerste nummer van de pers liep, waren nog maar vijftig aandelen verkocht. De Laet, Sleeckx en Van de Velde beschikten aanvankelijk dus maar over een schamele 12.500 fr.Ga naar voetnoot(27). Uiteindelijk zou het kapitaal nooit meer dan 20.000 fr. bedragenGa naar voetnoot(28). De overwegend Fransgezinde liberalen waren niet geneigd om Vlaemsch Belgie financieel te steunenGa naar voetnoot(29). Ze recruteerden hun kiezers immers niet in de Nederlandstalige milieus. De clerus daarentegen toonde onmiddellijk interesse: il comprit au moins que le Vlaemsch Belgie pouvait un jour devenir un organe puissant, et qu'il importait de rechercher notre alliance, pour chasser du pays tous ces journaux de la France, qui viennent nous en imposer.Ga naar voetnoot(30) Jan Baptist van Hemel, Vlaamsgezind superior van het Mechelse Klein Seminarie én vertrouweling van aartsbisschop Sterckx, nam - wellicht op verzoek van Conscience of Sleeckx - een abonnementGa naar voetnoot(31). Het is vrijwel zeker dat ook hij de clerikale steun voor Vlaemsch Belgie organiseerdeGa naar voetnoot(32). Welk belang had de clerus bij de financiering van het dagblad? Voor een precies antwoord op deze vraag is inzicht in de situatie van de pers te Brussel eind 1843 - begin 1844 noodzakelijk. Het is bekend dat het unionisme vanaf 1839, na de ondertekening van het vredesverdrag met Nederland, afbrokkelt. Het zijn vooral de jonge doctrinaire liberalen, voorstanders van een doorgedreven scheiding tussen kerk en staat, die er oppositie tegen voeren. Ze willen niet langer samenwerken met de katholieken, die het unionisme gunstig gezind zijn omdat die regeringsvorm het best de rechten van de kerk in de staat waarborgt. Van 18 april 1840 tot | |
[pagina 123]
| |
13 april 1841 slagen Joseph Lebeau en Charles Rogier er zelfs in om voor korte tijd een homogeen liberaal kabinet te leiden. Met Jean Baptiste Nothomb wordt het unionisme voorlopig tot 1846 hersteld. De doctrinair-liberale agitatie ertegen houdt echter aan. Eind 1843 is de situatie zo geëvolueerd dat een dynamische Franstalige, exclusiefGa naar voetnoot(33) liberale pers te Brussel zich opmaakt voor een ultieme aanval tegen de katholieken en de unionistischgetrouwe liberalen met Nothomb aan kop. Met de beslissende parlementsverkiezingen van 10 juni 1845 in het verschiet krijgen de liberalen steeds meer belangstelling voor de pers als politiek wapen. Symptomatisch voor deze evolutie is dat op 1 juli 1843 de unionistische L'Indépendant van de Mérode (katholiek) en Nothomb vervangen wordt door de gematigde maar niet unionistische L'Indépendance, die met zijn 1200 inschrijvers al gauw de meest gezaghebbende liberale krant in België wordt. Hét strijdblad van het exclusieve, vrijzinnige en anticlericale liberalisme wordt vanaf 1844 echter vooral L'Observateur met zijn 1400 abonnees. Voor de katholieken is dit de te duchten tegenstander, de krant van de vrijmetselaars, de spreekbuis van de jonge liberalen Rogier, Verhaegen, Lebeau en Delfosse. Eind 1843 kunnen de katholieken tegenover deze vechtlustige liberale pers te Brussel eigenlijk enkel de weinig combattieve Journal de Bruxelles (opgericht op 1 januari 1841; 2000 abonnees) van Dieudonné Stas plaatsen. De krant wilde de identiteit van Kerk en conservatieve maatschappij bepleiten. Door de onverschilligheid van de katholieke bourgoisie en kardinaal Sterckx’ politiek van weinig enthousiaste en geheim gehouden steun aan de eigen katholieke pers was de krant er echter niet in geslaagd het overkoepelende, leidinggevende blad van de katholieke opinie in België te worden. In de schaduw van de Journal verscheen nog L'Emancipation die insgelijks het conservatisme en unionisme met weinig slagkracht verdedigdeGa naar voetnoot(34). Wilde de katholieke fractie aan de liberalen het hoofd bieden, dan moest ze haar invloed op de pers te Brussel op alle mogelijke manieren zien te vergroten. Toen Vlaemsch Belgie als uitdrukkelijk onpartijdig, eer- | |
[pagina 124]
| |
ste Nederlandstalige dagblad in de hoofdstad werd aangekondigd, vormde het blad niet onmiddellijk een bedreiging voor de clerus. Toch had een pro-katholieke krant meer zekerheid geboden. Als voorzorgsmaatregel kocht de clerus zich daarom in de krant in om het blad op die manier toch zo veel mogelijk aan zich te binden. De scherpzinnige Jaak van de Velde voelde instinctief aan ‘que le parti prêtre ne nous avait jamais voulu du bien que pour nous rendre impuissant’Ga naar voetnoot(35). Anderzijds was de clerus het Nederlands niet ongenegen. De katholieke opinie vond zijn steun immers in belangrijke mate op het Fransonkundige platteland. Voor de verspreiding van het geloof en de hieraan gerelateerde katholieke beïnvloeding werd regelmatig gebruik gemaakt van Nederlandstalige stichtelijke lectuurGa naar voetnoot(36): L'utilité de la langue flamande est évidente. Que d'histoires, que de chroniques, que de documents, qui n'ont jamais existé qu'en flamand! Le peuple se sert encore exclusivement de cette langue; il faut donc que les personnes instruites la possèdent afin de communiquer au peuple les connaissances dont il a besoin, pour bien comprendre et accomplir ses devoirs civils et religieux. Le clergé à qui cette noble fonction est réservée, s'intéressera plus que personne au succès de la langue flamande, dont le peuple des campagnes se sert exclusivement dans la plupart de nos provinces. Personne ne peut se dissimuler d'ailleurs que cette langue sert de digue au torrent de corruption et d'immoralité qui inonde nos villes, à cause de cette multitude de romans et de livres obscènes ou impies que la France nous envoie. La moralité du peuple y trouve donc aussi une sauvegarde et une défenseGa naar voetnoot(37). De Hermans hadden voor de verwezenlijking van hun Vlaams dagblad dringend geld nodig. Ze aanvaardden dan ook de clericale steun. Toch meenden ze wat naïef dat dit hun onafhankelijkheid niet zou beknotten: Si le journal, comme vous pourriez me le répondre, a une teint catholique, il n'est cependant pas dévoué au parti, et les circonstances nous permettent encore toujours de combattre sous la bannière de l'autre, même en conservant la forme religieuse. Le clergé sait cela très bien, aussi craint-il toujours que nous leur échapperons un jourGa naar voetnoot(38). Ook om een andere, niet minder belangrijke reden konden de Hermans de helpende hand van de clerus moeilijk weigeren. Pas op 5 augustus 1843 hadden de Belgische bisschoppen als reactionnaire maatregel tegen de oprukkende ‘immorele’ liberale pers een verbod uitgevaardigd tegen de lectuur van slechte boeken en dagbladen. Weigerden de Hermans de clericale steun, dan betekende dit dat Vlaemsch Belgie onmiddellijk zou | |
[pagina 125]
| |
worden ondergebracht bij de verboden lectuur. Abonnees zouden dan nog moeilijker gevonden wordenGa naar voetnoot(39). Al was Vlaemsch Belgie geen katholieke krant, dan praatte het dagblad in het eerste kwartaal van 1844 toch regelmatig zijn clericale broodheren naar de mondGa naar voetnoot(40). Al in het eerste nummer (1.1.1844) durfde men nadrukkelijk te stellen: De franschgezinde dagbladen mogen ons vryelyk orangisten en protestanten noemen, zoo als de Emancipation en de Eclair doen. De tyd zal echter wyzen wie Belg en catholyk is, zy of wy. Een ‘onzedig’ verhaal van Van Kerckhoven durfde De Laet niet op te nemenGa naar voetnoot(41). Maar Sleeckx recenseerde Heiderscheidts stichtelijke Verhalen uit het Nieuw Testament ingerigt tot een leesboek voor kinderen en christelyke huisgezinnen wel uitzonderlijk positiefGa naar voetnoot(42). Ook de drukkers waren katholieken: het waren Wouters tot 9 maart 1844, daarna de door de Jezuïeten gesteunde C.J.A. Greuze. | |
1.3.2.2. Lucien Léopold Joseph Jottrand (1804-1877)Als Snellaert in augustus 1843 aan Michiel van der Voort vraagt of een Vlaams dagblad in de hoofdstad haalbaar is, dan meent die dat daartoe 50.000 fr. nodig is. Van één man te Brussel, ‘de advokaet Jottrand (een Wael)’Ga naar voetnoot(43) weet hij dan al zeker dat die de krant zou steunen. En inderdaad, op 21 november 1843 meldt Conscience Snellaert dat Jottrand van het startkapitaal van 12.500 fr. 8000 fr. (of 32 aandelen) voor zijn reke- | |
[pagina 126]
| |
ning neemtGa naar voetnoot(44). Daarmee zou hij hoofdaandeelhouder van Vlaemsch Belgie zijn geweest. Jottrands aanzienlijke financiële inbreng moet evenwel worden gerelativeerd. Als hij in december 1844 tegen Greuze en Van de Velde een proces inspant met Vlaemsch Belgie als inzet, dan is in het verslag sprake van een participatie van ‘slechts’ 3000 fr. (of 12 aandelen)Ga naar voetnoot(45). De Vlaamsgezinde Waal Jottrand steunt de krant omdat hij als liberaal demokraat strijdt voor de gelijkberechtiging van alle Belgen, dus ook van de Vlamingen. Gelijkheid tussen Vlamingen en Walen verzekert bovendien het voortbestaan van België. Jottrand is een buitenbeentje. Als lid van het Nationaal Congres verdedigt hij in 1830 de republikeinse staatsvorm. Hij is thuis in de Brusselse journalistiek. Als hoofdredacteur van Le Courrier Belge (tussen 1832 en 1837) staat hij een sociaal bewogen radicalisme à la Kats voor. Op 16 april 1837 sticht hij samen met Alex en Felix Delhasse en J.J. Altmeyer Le Radical. Nog in 1837 is hij redacteur van het satirisch blad La Bombe. Begin juli 1844 - pas zeven maanden na de stichting van Vlaemsch Belgie - waagt hij met A. Bartels en de gebroeders Delhasse te Brussel de uitgave van de progressieve Le Débat SocialGa naar voetnoot(46). Jottrand is een gelovig man maar ook een overtuigd anticlericaal. Conscience drukt Snellaert dan ook niet voor niets op het hart diens naam als aandeelhouder nooit te noemenGa naar voetnoot(47). Vreest hij dat de clerus en andere katholieke kandidaat-abonnees zich terug trekken als die vernemen dat ze samen met de radicale Jottrand achter dezelfde krant aanzitten? De Hermans zijn voor de verwezenlijking van hun ideaal zowaar gewiekste opportunisten. | |
1.3.2.3. J. Mannekens-van LidthDe clerus vindt een veel betrouwbaarder medefinancier in de persoon van J. Mannekens-van Lidth, katholiek burgemeester van Walem, een dorp tussen Duffel en de kardinaalsstad Mechelen. Mannekens kent de Antwerpse Vlaamsgezinden goed. Hij is erelid van de Olijftak. In oktober neemt hij deel aan de vergadering die te Antwerpen het Taelcongres voorbereidt. Via zijn vrouw, T.F.A. van Lidth de Jeude, is hij ingetrouwd | |
[pagina 127]
| |
in de conservatief-katholieke adel van MechelenGa naar voetnoot(48). Zijn broer, L. Mannekens-Noël, houdt een kostschool te HemiksemGa naar voetnoot(49). Mannekens is lid van de raad van beheer van Vlaemsch Belgie. Op verschillende plaatsen wordt gewag gemaakt van zijn (financiële) inzet voor het dagblad. Als Frans Rens op het Vlaams feest te Brussel (11.2.1844) een heildronk uitbrengt op de redactie van Vlaemsch Belgie, heft De Laet het glas op MannekensGa naar voetnoot(50). Op hetzelfde feest wordt beslist de volksvertegenwoordigers A. de Corswarem en P. de Decker hulde te brengen omdat ze in de Kamer de Commissiespelling krachtdadig hebben verdedigd. Op 27 februari brengen Jan de Laet, Jaak van de Velde, Jan de Jonghe en J. Mannekens De Decker een bezoekGa naar voetnoot(51). Een maand later is de krant nog explicieter: Het is den Antwerpenaren en Brusselaren genoeg bekend wat krachtdadige bescherming de heer Mannekens-van Lidth, burgemeester van Waelhem, onze moedertael vergunt; welke opofferingen van tyd en van geld hy doet om onze vaderlandsche zaek te ondersteunen en diensvolgens wat erkentenis wy hem allen verschuldigd zyn voor zyn warme vaderlandsche gevoelens en zyne krachtdadige medewerking.Ga naar voetnoot(52) Waarom heeft Mannekens zich voor Vlaemsch Belgie geïnteresseerd? Zijn Vlaams idealisme zal een rol hebben gespeeld. Mannekens zetelt voor het kanton Duffel in de Antwerpse provincieraad waar hij samen met Olijftakondervoorzitter Hyacinth Colins, Egied Meeussen, Florens de Brauwere van Hoogendorp, Emiel Geelhand-Moretus e.a. deel uitmaakt van een Vlaamsgezinde groepGa naar voetnoot(53). We vermoeden dan ook sterk dat Vlaemsch Belgie via Mannekens en o.i.v. Hyacinth Colins - een Herman! - bij tijd en wijle als spreekbuis van die groep heeft gefungeerd. In juli besteedt de krant immers ongemeen veel aandacht aan de | |
[pagina 128]
| |
Vlaamsgezinde acties van de groep binnen de Antwerpse provincieraadGa naar voetnoot(54). Veelbetekend voor Mannekens' interesse is ook dat Walem in 1844 in een uitzichtloze economische situatie verkeert. Gelegen aan de oude weg Antwerpen-Luik-Bergen speelde het vroeger een belangrijke rol bij het vervoer van koopwaar en de handel in hooi. Door de aanleg van de spoorweg Antwerpen-Brussel heeft het dorp zijn economische functie verloren. Schrijnende armoede is het gevolg. Ongetwijfeld heeft Mannekens in Vlaemsch Belgie een spreekbuis gevonden voor de noden van zijn gemeenteGa naar voetnoot(55). We kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat Mannekens in de krant een bevoorrechte positie bekleedt. Hij kan als vertrouwenspersoon van de Mechelse clericale financiers hebben gefungeerd. Als Vlaemsch Belgie over kop gaat en door de clerus wordt omgevormd tot de ultramontaanse De Vlaemsche Belgen zal Mannekens ook hier, naast Sleeckx, Van de Velde en enkele nieuwe figuren, in de beheerraad blijven zetelen. | |
1.3.2.4. Vlaamse letterkundigen - de Pruisische connectieDe Vlaamse letterkundigen dragen vanzelfsprekend ook hun steentje ertoe bij om hun krant te financieren. Begin december 1843 ronselen Conscience, Van Ryswyck en De Laet aandelen en abonnementen in VlaanderenGa naar voetnoot(56). Vooral te Antwerpen lijken ze hierbij succes te boeken, mede dank zij een netwerk van propagandisten die in de cafés voor de krant reclame makenGa naar voetnoot(57). Ook te Brussel gaan de zaken goed. Alleen Gent heeft weinig interesse. De ‘taelminnaren’ - Snellaert en Blom- | |
[pagina 129]
| |
maert uitgezonderd - distantiëren zich van dit al te politiek geladen initiatiefGa naar voetnoot(58). Els de Bens heeft het aantal abonnees in het eerste kwartaal (1.1.1844-31.3.1844) op 420 geschatGa naar voetnoot(59). Dit lijkt ons overdreven. De bronnen zijn hierover nochtans vrij eensgezind. Van Kerckhoven spreekt op 3 januari 1844 van 200 abonnementenGa naar voetnoot(60). Sleeckx telt er voor het eerste trimester uiteindelijk 290Ga naar voetnoot(61). Dit aantal wordt bevestigd door Jaak van de Velde die bij het begin van het tweede kwartaal (1.4.1844) gewag maakt van 300 inschrijversGa naar voetnoot(62). Welke Vlaamsgezinden doen bij de start een duit in het zakje? De Antwerpse Hermans kopen twee aandelenGa naar voetnoot(63), de Olijftak één aandeel en één abonnementGa naar voetnoot(64). Kunstschilder Eugeen de Bock wordt abonneeGa naar voetnoot(65) net als Jan Baptist van HemelGa naar voetnoot(66). Te Gent liggen de zaken moeilijker. Jules de Saint-Genois en misschien ook zijn boezemvriend Pieter de Decker kopen elk een aandeelGa naar voetnoot(67). WillemsGa naar voetnoot(68), Blommaert en Snellaert zijn zeker op de krant geabonneerd. De Tael is gansch het Volk neemt voorlopig wegens de politieke consequenties geen inschrijvingGa naar voetnoot(69). Ook de Pruisische gezant te Brussel, H. von Arnim, heeft een abonnement. Hij kent de Duitse sympathieën van de redacteurs en wil de krant op die manier steunen. Ernstige financiële steun komt te laat door een traag werkende Pruisische administratieGa naar voetnoot(70). Via Snellaert neemt Gustav | |
[pagina 130]
| |
Höfken, hoofdredacteur van de Augsburger Algemeine Zeitung een inschrijvingGa naar voetnoot(71). Was de financiële inbreng van de Vlaamsgezinden wellicht gering - velen beschikten niet over de nodige middelen -, dan vermeldde het eerste nummer toch een indrukwekkende lijst ‘bestendige medewerkers’. Hun namen werden per provincie gerangschikt. De meesten kwamen hun belofte echter nooit na. De redactie werd doorgaans aan haar lot overgelaten. In de praktijk zou ze tijdens de eerste maanden nog het meest steun ondervinden van leden van het Brusselse Nederduitsch Tael- en Letterkundig GenootschapGa naar voetnoot(72). Voorzitter Jan Baptist Theodoor de Jonghe, Johan Michiel Dautzenberg, Karel Frans Stallaert, Eugeen Stroobant en Victor Coremans zouden trouwe medewerkers blijkenGa naar voetnoot(73). Hun hulp hoeft geen verwondering te wekken. De Laet, Sleeckx en Van de Velde hadden zich bij hun aankomst te Brussel onmiddellijk bij het genootschap aangeslotenGa naar voetnoot(74). Vanuit de Olijftak bleven vooral Hendrik Conscience en Pieter Frans van Kerckhoven de krant door dik en dun steunenGa naar voetnoot(75). De Tael is gansch het Volk deed ook hier weinig of geen inspanning. Enkel Blommaert stuurde artikels inGa naar voetnoot(76). Snellaert en de Saint-Genois staken sporadisch een handje toe. Vanuit Eeklo begon Pieter Ecrevisse, notaris en provincieraadslid, vanaf 21 februari zeer regelmatig mee te werken. Ook Edward Michels (Sint-Niklaas), redacteur van de Gazette van het Land van Waes deed zijn best. West-Vlaanderen bleef praktisch volledig afwezigGa naar voetnoot(77): Brussel bleek al te ver te liggen. Bepaalden de Hermans de ideologische koers van de krant, dan stond een raad van beheer borg voor de financiële gezondheid van de onderneming. Naast de redacteurs De Laet, Sleeckx en Van de Velde werden nog drie beheerders aangeduid: Mannekens-van Lidth vertegenwoordigde de | |
[pagina 131]
| |
provincie Antwerpen of de Olijftak, Jan Baptist Theodoor de Jonghe (1801-1860)Ga naar voetnoot(78), voorzitter van het Nederduitsch Tael- en Letterkundig Genootschap, stond vreemd genoeg voor West-Vlaanderen in. De Tael is gansch het Volk had met Philips Marie Blommaert (1808-1871), vertegenwoordiger voor Oost-Vlaanderen, eveneens een stem in de beheerraad. Op die manier hadden de drie elkaar beconcurrerende Vlaamsgezinde centra elk een stukje beslissingsmacht in handen. Ook politiek gezien was de raad evenwichtig samengesteld. Drie liberalen (De Laet, Van de Velde en Blommaert) stonden tegenover drie katholieken (Sleeckx, De Jonghe en Mannekens). | |
1.4. Sleeckx' aandeel in Vlaemsch Belgie1.4.1. Krachtlijnen van de krantHet is beslist onnodig Els de Bens' omstandige inhoudsanalyse van Vlaemsch Belgie over te doenGa naar voetnoot(79). Essentieel is dat de krant er behoorlijk in geslaagd is zijn programma trouw te blijven. ‘Onzydig tusschen de staetspartyen’ heeft zij altijd eerst de Vlaamse eisen verdedigd en de discriminatie van het Nederlands in het onderwijs, de administratie en het gerecht aangeklaagd. Men heeft de krant unionistisch genoemd. Dit is slechts ten dele correct. Nuancering lijkt hier geboden. Bij de verdediging van haar Vlaams-ideologische standpunten is de krant immers strikt politiek neutraal. Vlaemsch Belgie is dan niet de onvoorwaardelijke verdediger van de unionistische regering Nothomb. Neemt het kabinet maatregelen die Vlaanderen economisch schade berokkenen - de wetten op de suiker, de koffie, de tabak en de doorvoer van vee, het verzet van Nothomb tegen het Zollverein - dan wordt hiertegen in de scherpste bewoordingen geprotesteerd. Anderzijds is het juist dat de krant op het strikt politiek-ideologisch vlak conservatief is en daarom beslist meer sympathie heeft voor het maatschappijbestendigende unionisme. Nergens wordt het exclusieve liberalisme toegejuicht, niet alleen omdat het anti-Vlaams is maar ook omdat | |
[pagina 132]
| |
het radicale opties neemt. Bestuurlijke scheiding wordt dan vanzelfsprekend niet bepleit. De krant verdedigt de belgicistisch-Vlaamse ideologie waarin gestreefd wordt naar een evenwaardige behandeling van Walen en Vlamingen. Tegenover het buitenland neemt men de dan gangbare Vlaamsgezinde houding aan: Frankrijk is de boeman, Duitsland de bondgenoot. Voor Nederland heeft men politiek weinig interesse. Men is zich wel bewust van de culturele banden met de Noorderbuur maar men onthoudt zich van orangistische sympathieën. Trouwens, Antwerpenaars als Conscience, De Laet en Sleeckx waren op dit ogenblik niet erg met de Nederlanders in hun schik. Daarvoor lag het bombardement op hun stad in 1830 nog te vers in hun geheugen. | |
1.4.2. De taakverdelingWij merkten al op dat de redactie er voor de opmaak van de krant praktisch alleen voor staat. Van de beloofde steun van buitenaf komt niet veel in huis. Elke dag opnieuw, met drie man een blad van vier bladzijden brengen, praktisch zonder technische hulpmiddelen en op een wankele financiële basis, moet beslist geen pretje geweest zijn. Daarbij komt nog dat het met de taakverdeling onder de redacteurs al snel fout loopt. Alles wijst erop dat De Laet niet bestand is tegen de stress van het journalistenbestaan. Al van bij de start heeft hij het moeilijk. Als hij begin januari een zenuwaanval krijgt moet Conscience hem tijdelijk vervangenGa naar voetnoot(80). Aanvankelijk worden de volgende afspraken gemaakt. Als hoofdredacteur moet De Laet niet alleen aan nieuwsgaring doenGa naar voetnoot(81), hij wordt ook verondersteld de hoofdartikels te schrijven en de drukproeven te lezenGa naar voetnoot(82). Bovendien is hij verantwoordelijk voor het bestuur en de administratie van de krant. Hij voert de briefwisseling, moet de aandelen plaatsen, abonnees werven en medewerkers zoekenGa naar voetnoot(83). Bovendien verzorgt hij de public relations. Dit laat hem toe voortdurend op de voor- | |
[pagina 133]
| |
grond te tredenGa naar voetnoot(84). Sleeckx zal zich er later over beklagen dat op die manier ‘al de lof, al het voordeel van 't blad voor hem alleen was’Ga naar voetnoot(85). Sleeckx en Van de Velde worden naar hun eigen zeggen enkel geëngageerd voor ‘het verveerdigen van nieuwstydingen en andere kleinigheden’, nieuwsgaring en schrijfwerk dus. Ze hebben werk- noch loonzekerheidGa naar voetnoot(86). De afspraken worden niet nageleefd. De Laet lijkt zijn energie vooral te gebruiken om op alle mogelijke manieren steun voor zijn blad te vindenGa naar voetnoot(87). Hij is daardoor vaak afwezigGa naar voetnoot(88). Tegen zijn eigenlijke administratieve en journalistieke taak is hij minder opgewassenGa naar voetnoot(89). Dit deel van zijn job gaat hij snel verwaarlozen. Het gevolg is dat de ondergeschikte bedienden Sleeckx en Van de Velde steeds meer de verantwoordelijkheid over het volledige pakket redactie- en administratiewerk - het hard labeur - op zich nemenGa naar voetnoot(90). Conscience, die de onmacht van De Laet onder ogen ziet, zou hen hierin hebben aangemoedigd. Na het eerste trimester rust de eigenlijke redactie van de krant voor een groot stuk op hun schoudersGa naar voetnoot(91). Zij bepalen steeds meer de inhoud van de krant. Hoe herverdelen de twee vrienden nu het werk? De geroutineerde Jaak van de Velde neemt duidelijk het voortouwGa naar voetnoot(92). Hij neemt niet alleen de | |
[pagina 134]
| |
hoofdartikels voor zijn rekeningGa naar voetnoot(93), ook drie vierden van de artikels over binnenlandse politiek, over Vlaamse Beweging, industrie, handel en nijverheid zijn van zijn hand. Hij maakt bovendien alle samenvattingen van de Kamerzittingen en schrijft het gros van de bijdragen over het Zollverein met de daarbij horende aanvallen tegen de regering Nothomb.Ga naar voetnoot(94). Sleeckx heeft minder verantwoordelijkheid. Hij moet het metier nog leren. Hij is belast met het politiek overzicht, de buitenlandse politiek en DuitslandGa naar voetnoot(95). Later spreekt hij zelfs nog van ‘heel de staetkunde’ en ‘een deel van 't stadnieuwsGa naar voetnoot(96). Af en toe schrijft hij een hoofdartikelGa naar voetnoot(97). De literaire recensies neemt hij integraal voor zijn rekeningGa naar voetnoot(98). Sporadisch plaatst hij een eigen gedicht of een verhaaltje. De rest van het werk verdelen de twee collega's onder elkaar. Op de redactie heerst geen goede sfeer. De hoofdredacteur neemt zijn verantwoordelijkheid niet op maar strijkt toch steeds de eer op. Sleeckx en Van de Velde doen het zwaarste werk maar hun inzet wordt onvoldoende gewaardeerd. Ambities worden niet waargemaakt, frustraties groeien. | |
1.4.3. Sleeckx' aandeel in Vlaemsch Belgie1.4.3.1. Literaire arbeid van een HermanGrosso modo heeft Sleeckx enkel zijn literaire arbeid met zijn naam of een letterafkorting ondertekend. Bij de bespreking van zijn aandeel in Vlaemsch Belgie kunnen wij noodgedwongen alleen met deze artikels rekening houden. Het gros van zijn literair werk bestaat uit boekbesprekingen. Als huisrecensent heeft hij er veertien van gesigneerd. Bij het recenseren volgt hij | |
[pagina 135]
| |
de voorschriften zoals ze door de Hermans geformuleerd zijnGa naar voetnoot(99). Hij beoordeelt een werk niet in de eerste plaats op zijn intrinsieke literaire waarde maar wel op het nut dat het voor de Vlaamse Beweging kan stichten. Het literaire werk is pas ten volle geslaagd als beide voorwaarden vervuld zijn. Anna van Jules de Saint-Genois mag zich in zo'n gunstig oordeel verheugenGa naar voetnoot(100). Getrouw aan zijn criteria is Sleeckx daarom meer opgezet met ‘de ongelukkige’ maar Vlaamsgezinde verzen van A. d'HuygelaereGa naar voetnoot(101) dan met ‘de schoone’ Balladen van Theodoor van Ryswyck ‘die door een slegt beredeneerd Orangismus’ ‘kwaed’ aan de Vlaamse zaak doenGa naar voetnoot(102). Dat hij op die manier kan doorgaan voor een ‘smaek- en onkundig recensent’ stoort hem niet. Sleeckx laat zich nog door een tweede criterium leiden, nl. dat van de zo typisch romantische ‘oorspronkelijkheid’. In zijn visie valt het begrip uiteen in twee facetten. Enerzijds staat oorspronkelijkheid of originaliteit tegenover verderfelijke naäperij of plagiaatGa naar voetnoot(103). Anderzijds is een werk per definitie slechts oorspronkelijk en bijgevolg waardevol als het getrouw de Vlaamse zeden en volksaard weerspiegelt, als de lezer er zijn eigen ‘echt vlaemsch karakter’ in terug kan vinden. De Noordnederlandse literatuur ontwikkelt zich daarom in Sleeckx' ogen negatief omdat ze zich steeds meer ‘op den leest der vreemde voortbrengselen’ schoeitGa naar voetnoot(104). Naast zijn recensies neemt Sleeckx ook twee eigen prozaverhaaltjes op. ‘Het drykoningenfeest’ is een wrange en afstandelijk beschreven vertel- | |
[pagina 136]
| |
ling over een verkeerd geïnterpreteerde diefstal. Het verhaal speelt zich af in een lager sociaal milieu. Maar Sleeckx blijft opvallend koel en zelfs cynisch tegenover de ellende van zijn personagesGa naar voetnoot(105). In ‘Een raed van Frans Mieris’ gooit hij het over een heel andere boeg en beschrijft hij met zin voor realisme en humor een scène uit het leven van kunstschilder Jan SteenGa naar voetnoot(106). Het gebrekkige stukje bevat de plot voor een later toneelstuk Jan Steen uit vryen (1851). In heel wat bijdragen valt zijn Duitsgezindheid op. Hij beoordeelt S.M. Firmenichs Germaniens Völkerstimmen zeer positiefGa naar voetnoot(107). In ‘De duitsche zangers op den brusselschen schouwburg’ prijst hij het Duitse zangtalent en is hij vol van Webers FreischützGa naar voetnoot(108). Eén maal plaatst hij in een hoofdartikel de Franse pretentie tegenover de Duitse waardering voor VlaanderenGa naar voetnoot(109). | |
1.4.3.2. Een politieke stunt van een HermanOp 30 juni 1844 biedt Sleeckx zich als kersverse vader op het Brusselse stadhuis aan om de geboorte van zijn zoon Frans te melden. Hij veinst Fransonkundig te zijn en eist van Verhulst, schepen van de burgerlijke stand, een Nederlandstalige akte. In een tweetalige gemeente moet men immers vrij één van beide landstalen kunnen kiezen. Sleeckx beroept zich op artikel 23 van de grondwet dat de taalvrijheid stipuleert. Verhulst weigert aan zijn verzoek te voldoen en biedt een Franstalige geboorteakte aan. Op 12 juli 1844 daagt Sleeckx de schepen daarom voor de rechtbank. Een week later (19.7.1844) wordt de zaak in kortgeding behandeld. Sleeckx laat zich bijstaan door de Mechelse katholieke advocaat H. Verhaegen jr., broer van de liberale volksvertegenwoordiger Theodoor Verhaegen én een goede vriend van J. Mannekens-van LidthGa naar voetnoot(110). Verhulst laat zich verdedigen door de Brusselse advocaat DuvigneaudGa naar voetnoot(111). Het vonnis valt op 27 juli 1844. Sleeckx krijgt ongelijk. Aangezien geen enkele wet het taalgebruik in de administratie regelt, ligt de keuze van het taalregime bij de ambtenaar. Sleeckx wordt tot de kosten veroordeeldGa naar voetnoot(112). | |
[pagina 137]
| |
Het proces krijgt veel weerklank in de pers. Natuurlijk heeft Vlaemsch Belgie er zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan gegeven. De protestartikels hierover zijn anoniem. Dat Sleeckx ze heeft geschreven ligt o.i. voor de hand. Steun krijgt hij hierbij van Amatus Liebaert (1783-1854), Oostends stadsontvanger en voorzitter van de rederijkerskamer aldaar die voor hem op zoek gaat naar precedenten die in zijn voordeel kunnen spelenGa naar voetnoot(113). Ook andere kranten van diverse gezindten als Het Antwerpsch Nieuwsblad, Den Vaderlander, de Journal de Bruxelles, L'Observateur, L'Indépendance enz. erkennen de redelijkheid van Sleeckx' eis. Enkel L'Observateur vreest op grond van een precedent dat hij geen gelijk zal krijgen. Wat heeft Sleeckx met dit proces beoogd? Zijn daad is ongetwijfeld politiek gekleurd. Hij wil de discriminatie van het Nederlands aan de kaak stellen en vooral de publieke opinie hierover wakker schudden. Gezien de weerklank in de pers is hij daarin geslaagd. Tot nu toe heeft men zijn actie steeds als een persoonlijk initiatief gezien. Toch heeft Sleeckx niet ondoordacht gehandeld. Zijn daad kadert ook hier in de filosofie van de Hermans. Hij heeft immers beloofd zoveel mogelijk ruchtbaarheid aan de Vlaamse zaak te geven en zich hiervoor desnoods op het politieke terrein te wagen. Met de geboorteaangifte van zijn zoon doet zich daartoe een uitstekende gelegenheid voor. Vooral onder de Antwerpse Hermans - en zeker bij Van Kerckhoven en Sleeckx - leeft al een tijdje de overtuiging dat de Vlaamse beweging pas vooruitgang kan boeken als aan politieke actie wordt gedaan. Geregeld beschuldigen ze de Gentse flaminganten ervan het gebruik van het Nederlands als een pure ‘liefhebbery’ te zienGa naar voetnoot(114). Sleeckx' actie kadert in die overtuiging: Wat aengaet UEd. gevoelen, dat wy rustig en stil moeten voortgaen, daer kan ik het met u niet eens over worden. Dat er te Gent zoo nog al eenige schryvers denken, begryp ik zeer goed. Er zyn daer nog schrikkelyk veel liefhebbers (...). Dat ik en myne vrienden van Antwerpen, er zoo niet over denken, hoef ik u niet te zeggen. Wy hier te Brussel, wy zyn overtuigd dat het enkel met krachtige woorden, met krachtige daden is, dat wy het | |
[pagina 138]
| |
nog diepingewortelde fransche element zullen uit zyne plaets ligten. Nu wil ik echter niet beweeren dat iedereen moet doen als wy, dat iedereen den burgerlyken stand een proces moet aendoen, (...), o neen. (...) Dan, ik ben van gevoelen dat hy die zich moedig en krachtig gevoelt, met moed en kracht moet arbeiden, wil hy getrouw aen zyne zending van Vlaemsche stryder blyven.Ga naar voetnoot(115) | |
1.5. De lange doodsstrijd van Vlaemsch Belgie1.5.1. Naar buiten toeOp 22 november 1844 valt Vlaemsch Belgie schijnbaar onverwacht. In het laatste nummer neemt hoofdredacteur De Laet afscheid van zijn publiek in de ‘zoete overtuiging van in alle omstandigheden een EERLYK MAN gebleven te zyn’. Wat hij daarmee bedoelt is voor veel lezers wellicht onduidelijk. Een algemene vergadering der aandeelhouders wordt in het vooruitzicht gesteld. De abonnees kunnen hun geld voor het lopende kwartaal terug krijgen ‘ten kantore der korrespondenten’ of bij Michiel van der Voort, secretaris van het Nederduitsch Tael- en Letterkundig Genootschap. Hetzelfde nummer bevat een anoniem en voor de abonnees even verwarrend bericht waarin een nieuw Vlaams dagblad De Vlaemsche Belgen al voor de volgende dag wordt aangekondigd. De krant zal uitgesproken katholiek zijn. De redactie blijkt in handen van Sleeckx, de auteur van het bericht, en van zijn spitsbroeder Van de Velde. Greuze is ook hier de drukkerGa naar voetnoot(116). De volgende dag publiceert De Laet in vier liberale kranten, L' Indépendance, L' Observateur, Le Journal d'Anvers en Torfs' Antwerpsch Nieuwsblad een aanval tegen de redactie van De Vlaemsche Belgen. Sleeckx, Van de Velde en Greuze zouden de val van Vlaemsch Belgie in de hand hebben gewerkt en zich al van 15 november volledig van de krant meester hebben gemaakt ‘by middel van sinds lang gesmede en behendig aengelegde kuiperyen’. Vanaf die dag zou Greuze geweigerd hebben de krant te drukken voor rekening van de maatschappij die door De Laet geleid werd. De ex-hoofdredacteur dreigt met een proces. Sleeckx en Van de Velde reageren eerst anoniemGa naar voetnoot(117). Vlaemsch Belgie is gevallen door de luiheid van De Laet, beweren ze. Al maanden was hij niet echt meer bij de redactie van de krant betrokken. In een later onder- | |
[pagina 139]
| |
tekend berichtGa naar voetnoot(118) weerleggen ze zijn beschuldigingen. Tot op de laatste dag zijn ze hem loyaal gebleven. Greuze kon voor De Laets maatschappij niet langer drukken omdat haar kapitaal opgesoupeerd was. | |
1.5.2. Achter de schermenWas de buitenstaander door het failliet verrast, dan was achter de schermen het einde van Vlaemsch Belgie al maanden voorspeld. De neergang van de krant is nooit in detail beschreven. Els de Bens gelooft in een plots einde als gevolg van een brutale machtsgreep van de clerus. Ons lijkt de overname veeleer minutieus voorbereid. Voor een - gewaagde - reconstructie van de feiten beschikken we grosso modo over een zestal brieven. Vijf ervan dateren van voor de val en hebben daarom een hogere graad van betrouwbaarheid: twee (10 april en 26 augustus 1844) zijn van Jan de Laet aan Ferdinand Snellaert, drie (25 mei, 1 juni en 20 november 1844) van Jaak van de Velde aan zijn broer Hippoliet. Wellicht persoonlijker gekleurd is de brief die Sleeckx op 25 november 1844 aan de Saint-Genois richt, twee dagen na De Laets aanval in de pers. Daarin verdedigt hij zich tegen de aantijgingen en verantwoordt hij de koerswijziging van de krant. Hij beroept zich op Conscience die de juistheid van zijn relaas zal bevestigen. In een nauwkeurig en vaak moeilijk onderzoek hebben wij de zes brieven met elkaar én met de inhoudelijke evolutie van de krant geconfronteerd. De resultaten zijn vrij verrassend. | |
1.5.2.1. De zaak DubusVlaemsch Belgie legt al vroeg een hypotheek op zijn toekomst. Als begin april 1844 bekend wordt dat de Waalse katholieke ex-volksvertegenwoordiger François Dubus zich kandidaat stelt bij een tussentijdse verkiezing in Turnhout, besluiten de Hermans hiertegen in Vlaemsch Belgie te protesteren. Hoewel de krant door de clerus gefinancierd wordt, wil men toch aan het Vlaams-ideologische principe de voorrang geven. Om de clericale geldschieters niet al te zeer voor het hoofd te stoten, komt men wel overeen Dubus' kwaliteiten als politicus intact te laten en geen tegenkandidaat voor te stellenGa naar voetnoot(119). Op 6 april 1844 publiceert de | |
[pagina 140]
| |
krant in een hoofdartikel zijn aanklacht: het betaamt niet dat een Waal zich in een Vlaams district verkiesbaar steltGa naar voetnoot(120). Onvoorzichtiger had men niet kunnen zijn. Dubus was jarenlang één van de meest vooraanstaande Kamerleden geweest, een kopstuk van de katholieke fractie, behoeder van het unionisme en bovendien een vertrouwensman van de aartsbisschop. Had hij op aandringen van de bisschoppen in 1841 niet het wetsvoorstel neergelegd om de Leuvense universiteit rechtspersoonlijkheid te gevenGa naar voetnoot(121) en was hij niet één van de propagandisten van een sterke katholieke pers geweestGa naar voetnoot(122)? Bovendien moest Dubus kost wat kost in Turnhout het pleit winnen. Tijdens de verkiezingen van juni 1843 was hij in zijn eigen district Doornik zijn Kamerzetel aan zijn liberale opponent kwijt gespeeld. Via de tussentijdse verkiezing te Turnhout kreeg hij de kans zijn zetel te heroveren en de katholieke rangen in de Kamer te versterken. Elke vorm van kritiek, ook vanuit flamingantische hoek, kon zijn overwinning in gevaar brengenGa naar voetnoot(123). De publikatie van dit anti-katholieke artikel heeft tot gevolg dat de clerus onmiddellijk zijn steun intrektGa naar voetnoot(124). Van Hemel zegt zijn abonnement op. Het is hem niet langer mogelijk de onderneming te helpen, schrijft hij de redactieGa naar voetnoot(125). Zo verliest Vlaemsch Belgie van de ene dag op de andere zijn belangrijkste financier. De Hermans hadden hun ideologische onafhankelijkheid tegenover de clericale financiers duidelijk overschat. In de loop van april 1844 worden koortsachtig plannen gesmeed om de verloren steun te compenseren. Van de Velde doet H. von Arnim, Pruisisch gezant te Brussel, een voorstel: als zijn land de resterende aandelen van Vlaemsch Belgie koopt, zal de krant de Pruisische belangen verdedi- | |
[pagina 141]
| |
gen. In die periode laat het blad zich opvallend vergoelijkend uit over de strenge Pruisische censuurGa naar voetnoot(126). Toch gaat de deal niet doorGa naar voetnoot(127). In de tweede helft van april stelt De Laet de Gentenaars een plan voor dat het blad ‘van alle staetspartyen onafhankelyk moet maken’Ga naar voetnoot(128). Ook nu stoot hij op de Gentse lauwheid. Enkel Blommaert en de Saint-Genois kopen een aandeelGa naar voetnoot(129). Bijna dramatisch is daarom de oproep in het Kunst- en Letterblad van 15 april 1844: Vlaemsch Belgie heeft toegevendheid en steun nodig of anders gaat het ten onderGa naar voetnoot(130). | |
1.5.2.2. De clerus in het offensiefOndertussen is de clerus Vlaemsch Belgie geïnteresseerd blijven gadeslaan. Nu de krant erg verzwakt is, doet zich een uitstekende gelegenheid voor om het neutrale en onbetrouwbaar gebleken blad volledig te verwerven en er een loyaal katholieke krant van te maken. Op die manier kan de geestelijkheid zijn pers in de hoofdstad met een potentieel belangrijk blad uitbreiden. Men gaat hierbij omzichtig te werk. Vanaf de eerste week van mei worden enkel de ideologisch betrouwbare en ‘omkoopbare’ Sleeckx en Van de Velde benaderd om naar de katholieke fractie over te lopen. Die hebben wel oren naar de betere werkvoorwaarden die hen worden aangeboden. De clerus drijft een wig tussen de liberale hoofdredacteur en zijn twee medewerkers door handig in te spelen op de gefrustreerde ambities van het duo. Deze methode had al eerder zijn deugdelijkheid bewezen. Ongeveer op identieke wijze had de clerus in 1840 de eveneens onpartijdige Emancipation in handen gekregenGa naar voetnoot(131). Sleeckx en Van de Velde begrijpen dat het blad zijn politieke onafhankelijkheid verliest, als ze het aanbod aannemen. Toch is hun sommetje | |
[pagina 142]
| |
gauw gemaakt. Naast het materiële voordeel dat ze hen biedt, betekent een politieke koerswijziging ook dat Vlaemsch Belgie kan blijven voortbestaan. Dit kan de Vlaamse Beweging alleen maar ten goede komen. Voor hen is het een uitgemaakte zaak dat een Vlaamsgezinde krant enkel kan blijven bestaan als ze zich onder een partijpolitiek vaandel schaart. De katholieken lijken hen hierbij de beste waarborgen te bieden. Hun politieke keuze is daarom wellicht meer door opportunisme - of noem het strategie - dan door een bewuste ideologische voorkeur ingegeven. ‘Plutôt un ennemi qui comprend la grandiosité de nos efforts, qu'un ami qui les méconnait. Et puis j'aime encore beaucoup plus la domination du parti catholique que celle de la France!’, meent Van de Velde. Het standpunt dat ze formuleren is belangrijk voor de toekomst. Sleeckx en Van de Velde zijn de eersten die door de moeilijkheden met Vlaemsch Belgie inzien dat een neutrale Vlaamse Beweging altijd krachteloos zal blijven. Twee jaar vroeger nog dan Van Kerckhoven begrijpen ze dat een onzijdig Vlaams front te weinig slagkracht heeft om vooruitgang te boeken. De Vlaamse Beweging moet zich daarom met een politieke fractie associëren. Het pleit voor het tweetal dat ze De Laet niet bij voorbaat in de steek willen laten. Sleeckx en Van de Velde proberen hem te bepraten om samen de overstap te wagen. De Laet laat zich aanvankelijk niet overreden. Maar als de financiële toestand van zijn krant precair wordt, geeft hij toch toe. Op het einde van mei 1844 begint de redactie met Jan Baptist van Hemel - tussenpersoon voor aartsbisschop Sterckx? - onderhandelingen ‘pour conclure une alliance’Ga naar voetnoot(132). De Laet schrijft een katholieke geloofsbelijdenis die door de drie redacteurs wordt ondertekend. Hoe de onderhandelingen verder verlopen, is niet bekend. Feit is dat de clerus de liberale De Laet blijft wantrouwen. Daardoor kan de alliantie vooralsnog niet doorgaanGa naar voetnoot(133). Maar Van Hemel blijft wellicht contact houden met Sleeckx en Van de Velde. Hij weet best dat het tweetal door de laksheid van De Laet steeds meer de inhoud van de krant zelf bepaalt: een troef achter de hand. Een crisis is nu onafwendbaar. Het peil van de krant zakt zienderogen. De nummers vertonen nog maar weinig afwisseling. De hoofdartikels zijn | |
[pagina 143]
| |
vaak vervangen door korte ‘staetkundige overzigten’. Medewerking van buitenaf is er nog nauwelijks. Opvallend is dat naast de Gentse nu ook de overwegend katholieke Brusselse medewerkers het laten afweten. Heeft de zaak-Dubus hen afgeschrikt of wordt op hen clericale druk uitgeoefend? Enkel uit Antwerpen komt nog steun vanwege het Kunst- en Letterblad, van Conscience en Van Kerkhoven dus. Vooral het peil van de feuilletons verraadt de diepe malaise. Vlaemsch Belgie ziet zich verplicht materiaal uit andere kranten over te nemen. Het kan niet zonder betekenis zijn dat vooral uit de Gentse ultramontaanse VlamingGa naar voetnoot(134) regelmatig wordt geput. | |
1.5.2.3. De inzet van ConscienceDoor toedoen van Conscience kan het faillissement tijdelijk worden afgewend. De krant krijgt via Wappers en zijn vrienden een financiële injectie van 5000 fr.Ga naar voetnoot(135). Van midden juni tot eind juli 1844 kan de krant opnieuw even adem halen. Op 30 juni leeft Vlaemsch Belgie een half jaar. Trots kan de redactie herhalen nog steeds politiek ongebonden te zijn. Toch zijn de zorgen nooit ver weg. Men vraagt dringend om literaire medewerking en financiële steunGa naar voetnoot(136). Tegen augustus is de kas opnieuw bijna leeg. Op 1 augustus ziet de redactie zich gedwongen te verhuizen naar een goedkoper pand in de Brabandstraat 34 in de buurt van het meer afgelegen NoordstationGa naar voetnoot(137). Tegen het midden van de maand is het blijkbaar weer Conscience die het voortouw moet nemen om aan een nieuwe dreigende crisis het hoofd te bieden. Hij gaat met de Gentse Hermans onderhandelen over de toekomst van het geheime genootschap en van Vlaemsch BelgieGa naar voetnoot(138). Zijn inzet heeft resultaat want te Gent en later ook te Antwerpen wordt een commissie gevormd die initiatieven zal nemen om de krant te redden. Na zijn verblijf te Gent vertrekt Conscience onmiddellijk naar Brussel. Met De Laet, die blijkbaar zelf geen eigen initiatieven neemt, maakt hij tussen 16 en 25 augustus een propagandareis door Klein-Brabant. De formule heeft succes want er kunnen zestien nieuwe abonnees worden gevonden. Via advertenties voor notariële verkopen hoopt men ook aan geld te komen. In Mechelen wordt de propaganda beter georganiseerd. Conscience en De Laet krijgen er steun van het provincieraadslid Florens de | |
[pagina 144]
| |
Brauwere van HoogendorpGa naar voetnoot(139) en van zijn neef, de advokaat Constant de Brauwere, twee liberalen. Ook H. Broers, katholiek schepen, belooft de krant meer bekendheid te geven. In Klein-Brabant staat de familie Peeters aan hun kant. Even keert het tweetal naar Brussel terug. Begin september vertrekken ze opnieuw voor een tweede reis doorheen de KempenGa naar voetnoot(140). Vóór het bezoek van Luise von Ploennies aan Brussel (12.9.1844) zijn ze terug thuis. Ook de Gentenaars nemen nu eindelijk een initiatief. Door bemiddeling van Snellaert biedt Hippoliet van Peene aan om te Brussel met Broedermin en Taelyver een benefietvoorstelling te geven ten voordele van Vlaemsch BelgieGa naar voetnoot(141). | |
1.5.2.4. Katholieke voorkeur in de BrabandstraatVanaf midden augustus - De Laet is dan niet thuis - laten Sleeckx, Van de Velde en Greuze hun voorkeur voor de katholieken steeds duidelijker blijken. Ze lijken een gunstig klimaat voor een overname voor te bereiden. Kleine signalen wijzen in die richting. Greuze gaat alvast met de Jezuïeten samenwerken. Op 19 augustus maakt hij voor het eerst reclame voor zijn ultramontaanse uitgave Het Heilig Hert, door eenen priester der Societeit Jesus. Nog opvallender is dat op 26 augustus een omstandig verslag wordt afgedrukt van de prijsuitdeling aan het Klein Seminarie te Mechelen waar Jan Baptist van Hemel superior isGa naar voetnoot(142). De pro-katholieke trend zet zich in de krant vanaf oktober steeds sterker door wat ons doet vermoeden dat de overname nu bewust wordt voorbereid. Op 10, 11, 13 en 17 oktober wijdt de krant vier hoofdartikels aan de opvattingen van de Journal de Bruxelles -hét katholieke topblad - over de Vlaamse Beweging. De toon is van beide zijden zeer wel- | |
[pagina 145]
| |
willendGa naar voetnoot(143). Vanaf 25 oktober wordt overvloedig reclame gemaakt voor de stichtelijke Levensschets van Gerardus Majella die bij Greuze wordt gedrukt. Op 31 oktober en 9 november plaatst Sleeckx opvallend positieve recensies over die Levensschets, over Heiderscheidts Geschiedenis van het Oude en het Nieuwe Testament en over het kerkelijk goedgekeurde Mester Jochem's lotgevallen en reistogt naer Gheel door Jan Baptist StraetmanGa naar voetnoot(144). Op 7 en 8 november drukt men als feuilleton de Uitvaert van Ferdinand den katholyke, in 1516 te Brussel gezongen af. Vlaemsch Belgie is klaar voor het overstapje naar het katholieke kamp. De Laets beschuldiging dat Sleeckx, Van de Velde en Greuze met de hulp van de clerus de machtsgreep lang voordien hebben voorbereid, lijkt hierbij bewaarheid. Toch draagt ook hij verantwoordelijkheid. Met beter management was hij de controle over zijn onderneming wellicht niet kwijt geraakt. | |
1.5.2.5. De overnameVlaemsch Belgie kan zijn lot uiteindelijk niet ontlopen. Sleeckx en Van de Velde waarschuwen De Laet al van in september dat de fondsen opraken. De aandeelhouders moeten dringend bijeengeroepen worden. Te laat - rond 6 november - organiseert de hoofdredacteur een vergadering waarop duidelijk wordt dat het kapitaal (20.000 fr.) op 15 november opgebruikt zal zijnGa naar voetnoot(145). De aandeelhouders geven De Laet de toestemming snel een nieuw kapitaal te vormen, wat een onmogelijke opdracht blijktGa naar voetnoot(146). De potentiële beleggers kennen zijn administratieve onverantwoordelijkheid ondertussen wel. Ook bij het aartsbisdom klopt hij opnieuw vergeefs aanGa naar voetnoot(147). Volgens Sleeckx' versie worden hij en Van de Velde op dit kritieke ogenblik opnieuw benaderd door ‘iemand, die wist hoe het met alles stond’ - Van Hemel of Mannekens? -. die de tijd rijp acht om van Vlaemsch Belgie een katholiek blad te maken of een nieuw katholiek blad te stichten. De Laet kan gezien zijn politieke overtuiging geen deel van | |
[pagina 146]
| |
de redactie uitmaken. Sleeckx en Van de Velde lichten Conscience hierover in. Die raadt De Laet aan zijn krant uit handen te geven. Hij weigert. De hoofdredacteur spant zich tijdens de laatste dagen nog sterk in om zijn krant te redden. Bij H. von Arnim vindt hij geen ernstige steunGa naar voetnoot(148). Via Conscience doet hij Sleeckx en Van de Velde het tegenvoorstel om toch samen verder te werken. Alle redacteurs zouden evenveel verdienen en evenveel bevoegdheid krijgen. Sleeckx en Van de Velde blijven hem loyaal en geven toe. Uiteindelijk trekt De Laet in extremis zijn voorstel in en stemt in een overname toe op voorwaarde dat Sleeckx en Van de Velde de schulden overnemen en de aandeelhouders akkoord gaan. Als echter blijkt dat De Laet zijn belofte niet houdt de aandeelhouders hierover te consulteren, laten Sleeckx en Van de Velde hem in de steek en gaan met de katholieken in zee. Op 20 november wordt definitief besloten dat het neutrale Vlaemsch Belgie onder hun leiding zal worden opgevolgd door de katholieke Vlaemsche Belgen. | |
1.6. BesluitAchteraf beschouwd had Vlaemsch Belgie weinig kans om te overleven. De krant vertrekt al onder een slecht gesternte. De Gentse flaminganten beschouwen het uitgeven van een krant als een politieke daad waarvan ze zich wensen te distantiëren, de Antwerpse Hermans geloven dat enkel via politiek geladen acties de Vlaamse Beweging vorderingen kan maken. Een consensus kan niet gevonden worden. De Gentenaars weigeren daarom, op een paar uitzonderingen na, hun steun aan het initiatief. Ook de vestigingsplaats Brussel is niet zo voordelig. De hoofdstad is verfranst. De Vlaamsgezinde kolonie is er te beperkt. De financiële basis van de krant is te klein. Bovendien steunt een te heterogene groep de krant, waarbij de verschillende financiers zich door steeds weer andere motieven laten leiden. Dat maakt het voor de krant uiterst moeilijk om geen enkele belangengroep voor het hoofd te stoten. Door haar politiek neutrale houding moet het blad daarenboven van haar achterban veel kritiek incasseren. Voor de liberale lezers is het blad te katholiek, voor de katholieken te liberaal. De steun komt overwegend vanuit katholieke hoek. De clerus is wellicht de hoofdaandeelhouder. Bewust van het gevaar van een al te sterke liberale pers ziet de Kerk de noodzaak in haar macht ook op dat terrein uit te breiden. Een neutrale krant als Vlaemsch Belgie vormt niet onmid- | |
[pagina 147]
| |
dellijk een bedreiging maar biedt anderzijds te weinig garanties op een pro-katholieke houding. Daarom steunt de clerus de krant financieel om de politieke lijn ervan zoveel mogelijk te bepalen en toe te slaan als de tijd rijp is. Met de clerus hebben de Hermans onbewust hun paard van Troje binnengehaald. Ook met de samenstelling van de redactie loopt het fout. De Laet is een gewaardeerd schrijver, Sleeckx en Van de Velde zijn ambitieus maar moeten nog veel bewijzen. Als de hoofdredacteur minder geschikt blijkt voor zijn job dan zijn ondergeschikten maar naar buiten toe toch met de eer blijft lopen, groeien binnenskamers de frustraties. Voor de clerus is het dan een kleintje om de conflicten binnen het team uit te buiten en de krant op het geschikte moment binnen te rijven. Vanuit de praktijk raken Sleeckx en Van de Velde er bovendien steeds meer van overtuigd dat de Vlaamse Beweging hulp moet zoeken bij de katholieke fractie, wil ze vooruit komen. Uiteindelijk moet dit radicale standpunt tot een definitieve breuk met De Laet leiden. |
|