Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1987
(1987)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 459]
| |||||||||||
Openbare vergadering van 28 oktober 1987De jaarlijkse openbare vergadering werd gehouden in het Academiegebouw te Gent op woensdag 28 oktober 1987.
Aanwezig: de heren De Belser, voorzitter, Keersmaekers, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris; de heren Lissens, Roelandts, Vanacker, Gysseling, Moors, Van Elslander, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, de heren Coupé, Couvreur, Deschamps, Lampo, De Paepe, Van Herreweghen en Geerts, leden; Mw. Haasse, buitenlands erelid.
Afwezig met kennisgeving: de heren Hadermann, Goossens en Janssens, leden; de heer Pauwels, binnenlands erelid. | |||||||||||
Toespraak
| |||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||
waarborgen. Het lijkt me niet ongepast daar bij wijze van inleiding even de aandacht op te vestigen op een ogenblik dat de waarachtigheid en de waardigheid door oververhitte pragmatici en op hol geslagen futuristen als inefficiënte, versleten beginselen uit het computerprogramma dreigen te worden gehaald. Dames en heren, tot de trouwe gasten, die wij hier ieder jaar mogen verwelkomen, behoren eveneens vele prominenten. Ook vandaag heb ik de eer en het genoegen op de voorste rijen te mogen begroeten: Monseigneur L.A. Van Peteghem, Bisschop van Gent; de heren J. Monsaert, Burgemeester van de Stad Gent; A. De Schryver, Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Gent; J. Ockers, Advocaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; Fr. Van Parys, emeritus Eerste Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent; E. Bonte, emeritus Eerste Advokaat-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; M. Deneve, Ere-Luitenant-generaal en Oud-Algemeen Commandant van de Rijkswacht; Prof. Dr. F.J. Van Ingen, vertegenwoordigt de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam; Prof. Dr. G. Verbeke, Vast Secretaris van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België; Prof. Dr. A. Cottenie, Ererector van de Rijksuniversiteit Gent; Prof. Dr. J. Maton van de Rijksuniversiteit Gent; W.J. Witkam, Ambassaderaad voor Pers en Culturele Zaken bij de Nederlandse Ambassade te Brussel; G. Bracke, Schepen van Cultuur van de Stad Gent; J. Decavele, Directeur voor Culturele Zaken van de Stad Gent; G. Stalmans, Ere-Luitenant-Kolonel van de Rijkswacht. Een bericht van verhindering ontvingen wij tot hùn en onze spijt van de volgende gezagdragers en vooraanstaanden: de heren H.Th. Schaapveld, Ambassadeur der Nederlanden; W. Martens, Eerste Minister; Fr. Grootjans, Voorzitter van de Vlaamse Raad; G. Geens, Voorzitter van de Vlaamse Regering; A.E. De Schryver, Minister van Staat; P. Dewael, Gemeenschapsminister van Cultuur; G. Verhegge, Procureur-generaal bij het Hof van Beroep te Gent; van de Rectoren van de Rijksuniversiteit Gent en van de Katholieke Universiteit Leuven; de heren R. De Geest, Krijgsauditeur voor Oost- en West-Vlaanderen; J. De Coene, Eerste Auditeur bij de Raad van State; E. De Ryck, Secretaris-generaal van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; Monard, Secretaris-generaal van het Ministerie van Onderwijs; W. De Groote, emeritus Voorzitter van het Hof van Beroep te Gent; L. De Winne, Provinciegriffier; H. Schutyser, Arrondissementscommissaris van Gent-Eeklo; E. Van Lerberghe, Leidend | |||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||
Ambtenaar van de Administratie voor Kunst en Toerisme; C. Goossens, Administrateur-generaal van de B.R.T.; R. Elsen, Adviseur-Hoofd van Dienst bij de Administratie voor Kunst en Toerisme; van de Vaste Secretarissen van de ‘Académie Royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique’, van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België en van de ‘Académie Royale de Médecine de Belgique’; en van de heren Prof. Dr. Van Caeneghem van de Rijksuniversiteit-Gent; Ir. J.P. Korbee, Consul der Nederlanden te Gent; H. Liebaers, Beheerder van Europalia; Dr. L. Simons, Hoofdbibliothecaris van de UFSIA; J. Mortelmans, Ere-Directeur-generaal bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; P. Huys, Cultureel Adviseur bij het provinciebestuur Oost-Vlaanderen.
Geachte aanwezigen, vooraleer het woord te verlenen aan onze ondervoorzitter, prof. Keersmaekers, zou ik zoals gebruikelijk eerst heel even willen terugblikken op het voorbije, academisch jaar, dat ons helaas niet altijd de onbeschaduwde vreugde en de volmaakte voldoening heeft geschonken die wij, veeleisende stervelingen, geneigd zijn ervan te verwachten. Na de viering van ons 100-jarig bestaan in oktober van vorig jaar, waarbij mijn wakkere voorganger Dr. Deschamps bloemen en feestklanken om zich heen heeft mogen strooien, hebben wij in de eerste helft van 1987 tot driemaal toe de vlag halfstok moeten hijsen. In één enkel seizoen zijn ons drie verdienstelijke, ook buiten de eigen kring zeer gewaardeerde collega's ontvallen: op 21 januari ons lid de dichter P.G. Buckinx, op 3 februari ons erelid prof. dr. Edward Rombauts en op 6 maart ons erelid prof. dr. Adolf Van Loey. En zeer onlangs, op 9 oktober, werden wij andermaal verrast door het droeve bericht dat ons erelid prof. J. Vanderheyden overleden was. Zij hebben allen in ons hart en onze herinnering een eerbiedige stilte, vervuld van ontzag en bewondering, nagelaten. ‘En niets’ - ik citeer uit het gedicht ‘Na een afsterven’ van Jos De Haes - ‘en niets kan deze stilte zo vergroten / als machteloze nietigheid dat kon. / Onmachtig peinzend hart, gij roeit gesloten / naar donkren oevergrond en horizon’. Ik wou, dames en heren, waarde collega's, dat ik zoals Ovidius kon zeggen: ‘Haec brevis est nostrorum summa malorum.’ (= dit zijn, kort samengevat, al onze narigheden). Maar dit zijn ze helaas niet allemaal, het lot hanteert blijkbaar een zwaardere, doorslaander hamer dan de voorzitter van de Academie. Ik betreur het hierbij ook nog te moeten vaststellen, dat de zetels van twee toegewijde, arbeidzame se- | |||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||
niores in de loop van 1987 bijna doorlopend onbezet zijn gebleven als gevolg van een langdurige ziekte: de zetel van prof. Maurits Gysseling, onze gezaghebbende naamkundige - die hier vandaag, tot onze vreugde, eindelijk toch weer present is - en de zetel van onze literaire Eminence Grise André Demedts, die ondertussen het erelidmaatschap heeft verkregen. Ook Maria Rosseels heeft, om deze sombere balans te besluiten, eind vorig jaar om gezondheidsredenen haar zetel ter beschikking gesteld en om het erelidmaatschap verzocht. Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om hen alle drie een spoedig herstel - en wat prof. Gysseling betreft: een nieuwe aanloop tot vruchtbaar onderzoek - toe te wensen. Al deze beproevingen en tegenslagen, zeer geachte toehoorders, hebben weliswaar de stemming gedrukt, maar geenszins onze activiteiten verlamd. Zowel in de commissievergaderingen en plenaire vergaderingen als op de openbare vergadering in Beauvoorde hebben wij boeiende lezingen beluisterd, waarmee de Academie - ik geloof niet dat ik tot grootspraak verval - haar blazoen heeft verguld. Op 27 mei hebben wij voor onze beide gewezen literaire adviseurs en dichters Karel Jonckheere en Bert Decorte een publiek forum gecreëerd, dat hen de gelegenheid verschafte om herinneringen op te halen aan hun ambtelijk verleden in dienst van het officiële letterenbeleid. Vele publicaties, waaronder bekroonde prijsvragen, het Gedenkboek 1886-1986 en het Jaarboek 1987, zijn momenteel ter perse of in voorbereiding en mogen u ervan overtuigen dat de Kon. Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde ondanks het ongewoon grote aantal vacatures ook in 1987 niet op haar lauweren heeft gerust. In de vacatures zal vermoedelijk binnen afzienbare tijd door de verkiezing van nieuwe leden worden voorzien en ik heb alle redenen om de verjonging van ons Genootschap, die naar alle waarschijnlijkheid het gevolg hiervan zal zijn, met vertrouwen tegemoet te zien. Ik kan u ondertussen alvast mededelen dat de Academie in haar vergadering van vorige woensdag de dichter Jan Veulemans tot opvolger van wijlen P.G. Buckinx heeft verkozen - een verkiezing die alleen nog op het fiat en de bekrachtiging van de Heer Minister wacht. Ik zou nu nog wat verder in het verleden willen teruggaan, héél ver zelfs, om een beroemde dode uit de Nederlandse literatuur te herdenken en te huldigen. Vier eeuwen geleden, op 17 november 1587, zag Joost Van den Vondel in Keulen het levenslicht als zoon van een geëmigreerde, Antwerpse doopsgezinde. Wie, die middelbaar of hoger onderwijs heeft genoten, kent hem niet, de dichter van ‘Lucifer’ en ‘Gysbregt van Aemstel’, van ‘Kinderlyck’ en ‘Op het stokske van | |||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||
Joan van Oldenbarnevelt’? Wie heeft nooit een vers van deze grote Vlaamse Hollander, de prins der Nederlandse dichters, uit zijn hoofd moeten leren? We hebben allemaal een snuifje of een greepje Vondel in onze literaire bagage, al was het maar het tot een gemeenplaats belegen volkse gezegde dat de wereld een schouwtoneel is, maar dat is in feite niéts, dat is onwetendheid vergeleken met de vrachten Vondel die onze ondervoorzitter, prof. dr. August Keersmaekers, in zijn uitpuilende bagage met zich meedraagt. Prof. Keersmaekers, dat hoef ik u nauwelijks nog te vertellen, is bijzonder goed thuis in de Gouden Eeuw. De Zuidnederlandse letterkunde van de 17de eeuw behoort tot zijn specialisatiegebieden, maar ook Hooft, Bredero, Vondel en vele dii minores uit het Noorden werden door hem in talrijke publicaties en lezingen deskundig geanalyseerd en geïnterpreteerd. Twee jaar geleden heeft hij op dit podium, tijdens de openbare vergadering, nog een hoogst interessante lezing gehouden over Bredero en de Spaanse Nederlanden - een dichter met wie hij als weinig anderen in ons taalgebied vertrouwd is en van wie hij een aantal tot dusver onbekende gedichten aan het licht heeft gebracht. Het lag dan ook voor de hand, dames en heren, dat wij prof. Keersmaekers op grond van al deze referenties zouden uitnodigen om dit Vondeljaar luister bij te zetten met een spreekbeurt over de dichter, aan wiens voeten in het naar hem genoemde Amsterdamse park in de jaren 60 en 70 ‘de wildzang tierelierde’. Maar ik veronderstel dat collega Keersmaekers het niet dààrover zal hebben. Wij luisteren met belangstelling naar zijn uiteenzetting over ‘Een “Vondel” tussen Noord en Zuid’Ga naar voetnoot(*).
Na een kort dankwoord van de Voorzitter werden de prijzen voor het jaar 1987 uitgereikt:
| |||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||
Na afloop van de vergadering werd in de salon van de Academie een staande receptie gehouden. | |||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||
Vergaderingen van 18 november 1987I. Plenaire vergaderingAanwezig: de heren Keersmaekers, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris; de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, de heren Coupé, Goossens, Couvreur, Deschamps, Lampo, De Paepe, Geerts en Janssens, leden.
Afwezig met kennisgeving: de heer De Belser, voorzitter; de heren Lissens, Moors, Roose en Van Herreweghen, leden; de heer Pauwels, binnenlands erelid. | |||||||||||
AgendaOpening van de vergaderingDaar de Voorzitter wegens ziekte afwezig is, neemt de heer Keersmaekers, ondervoorzitter, het voorzitterschap waar. | |||||||||||
Vaststelling van de agendaNa de opening van de vergadering door de voorzitter wordt de agenda vastgesteld. De voorzitter vestigt er de aandacht van de vergadering op, dat onder punt 9 (geheime zitting) aan de agenda in fine een punt moet worden toegevoegd, nl. de kennisgeving van het verslag van de vergadering van de bestuurscommissie d.d. 10 november 1987. Het voorlaatste punt, dat betrekking heeft op de samenstelling van de commissie voor advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde, is ten gevolge van een misverstand niet juist geformuleerd en dient vervangen te worden door de volgende lezing: ‘samenstelling van de Commissie voor Advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde’. | |||||||||||
NotulenDe notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 21 oktober 1987 en van de openbare vergadering van 28 oktober jl. worden goedgekeurd. | |||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||
Mededelingen van de Vaste SecretarisI. Vertegenwoordiging van de Academie.
II. Colloquium over ‘l'identité culturelle europeénne’. Bij brief van 4 november 1987 deelde de Franse Ambassade aan het secretariaat mee dat einde november te Brussel een colloquium zal worden gehouden over het bovenvermelde onderwerp. Dit colloquium is bedoeld als een voorbereiding op een ander colloquium, dat in januari 1988 te Parijs zal plaatsvinden en waarop schrijvers, hoogleraren en journalisten uit de twaalf E.E.G.-landen zullen worden uitgenodigd en van gedachten zal worden gewisseld over het bestaan van een Europese cultuur, over de centripetale en over de centrifugale krachten. In de namiddag van dinsdag 10 november jl. kreeg de vaste secretaris dan het bezoek van de heer Y. Martial, ‘Conseiller Culturel et Scientifique’ van de Ambassade. De heer Martial onderstreepte dat de Franse Ambassade de aanwezigheid van een aantal leden van onze Academie, inz. van onze literatoren, zeer op prijs zou stellen. Voor het colloquium te Brussel, dat op vrijdag 27 november e.k. in de Koninklijke Bibliotheek zal worden gehouden, zal de Ambassade evenwel al onze binnenlandse leden uitnodigen. III. Huldiging collega Decorte. Op woensdag 11 november jl. werd collega Decorte door de Vereniging van Kempische Schrijvers, waarvan de heer Keersmaekers voorzitter is, te Antwerpen in de gebouwen van het A.M.V.C. gehuldigd. De heer Decorte hield de academische redevoering, waarin hij handelde over zijn relatie tot de Kempen. | |||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||
IV. Bibliotheek van wijlen de heer A. van Loey. Collega Willemyns laat meedelen dat de bibliotheek van wijlen A. van Loey is geschonken aan de bibliotheek van de Vrije Universiteit Brussel. V. Dankzegging. Bij brief van 26.10.87 dankt de heer Veulemans de Academie voor zijn verkiezing tot lid van onze genootschap. | |||||||||||
Mededelingen en voorstellen van het BestuurI. Vergadering Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam. Uitnodiging. Bij brief van 5 november jl. vraagt het bestuur van de Afdeling Letterkunde van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen onze Academie in het kader van de uitwisseling van sprekers tussen de Nederlandse Akademie en onze Academie naar een vergadering van de Afdeling in 1988 een lid af te vaardigen. Het bestuur van de Afdeling zou het zeer op prijs stellen indien de heer H. Lampo, mevrouw A. Deprez of de heer G. Geerts in de gelegenheid werd gesteld in de oktobervergadering van volgend jaar een spreekbeurt te vervullen. Zoals gebruikelijk wordt die vergadering gehouden op de tweede maandag van de maand. Ze zal voorafgegaan worden door een koffiemaaltijd (13.00 uur) en vangt aan om 14.00 uur. Na de vergadering wordt de spreker een maaltijd aangeboden. Aan de spreker worden ook de bekende faciliteiten betreffende de reis- en verblijfkosten verleend. Na een korte bespreking wordt de heer Lampo afgevaardigd. II. Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Voorstel tot samenwerking aan een projekt. Bij brief van 10 november jl. vraagt de heer Verbeke, vast secretaris van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, aan de vaste secretaris of onze Academie bereid zou zijn haar medewerking te verlenen aan een nieuw projekt van de Brusselse zusterinstelling. Het projekt beoogt de publikatie van een reeks onder de titel ‘De Stad in Vlaanderen’. De reeks zou meerdere volumes omvatten, die ieder een bepaald aspect van het stadsleven zouden behandelen: de geografie, de bevolking, de wooncultuur, de economie, het muziekleven, de literaire activiteit, de geneeskundige verzorging | |||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||
en andere dergelijke onderwerpen. De vorm van de samenwerking is vergelijkbaar met die van de bestaande samenwerking voor het Nationaal biografisch Woordenboek. Na bespreking beslist de vergadering de zaak te verdagen tot de vergadering van 16.12.1987. Intussen zal de vaste secretaris aan de leden een afschrift van de brief van de heer Verbeke en van de begeleidende nota doen toekomen. | |||||||||||
LezingGlastonbury - Gent, met retourkaartje, vervolg van de lezing door de heer Lampo gehouden op 21 oktober 1987. De tekst van deze lezing is gepubliceerd in de ‘Verslagen en Mededelingen’, jg. 1987, aflevering 3, blz. 322-341. | |||||||||||
Geheime zittingI. Verkiezing van het Bestuur voor 1988. Overeenkomstig art. 25 van het huishoudelijk reglement worden de heren Keersmaekers en Lampo resp. tot voorzitter en ondervoorzitter voor 1988 verkozen. II. Verkiezing van de Bestuurscommissie 1988-1989. Overeenkomstig art. 25 van het huishoudelijk reglement worden de heren Roelandts en Van Elslander verkozen tot leden van de bestuurscommissie voor 1988-1989. III. Nationaal Fonds voor de Letterkunde.
De Academie heeft zich niet kunnen verenigen met de voorstellen die ter tafel werden gebracht en beslist de zaak te verdagen tot de vergadering van 16 december 1987. Op grond van een suggestie van de heer Decorte zal aan de bestuurscommissie worden gevraagd te onderzoeken of de regel voor de samenstelling van de Commissie voor Advies | |||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||
niet kan worden herzien, zodat de commissie zou bestaan uit vier academieleden en vier leden van buiten de Academie. IV. Verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie. Het verslag van de vergadering van de bestuurscommissie van 10 november 1987 wordt aan de Academie voorgelegd en goedgekeurd. | |||||||||||
II. CommissievergaderingenVaste Commissie voor Middelnederlandse Taal- en LetterkundeVerslag door de heer Keersmaekers, lid-wd. secretaris.
Aanwezig: de heren De Paepe, voorzitter, en Geerts. Daar de heer Geerts op het ogenblik dat de vergadering begon nog niet in de zaal aanwezig was, nam de heer Keersmaekers het secretariaat waar. de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Leys, Hoebeke, Goossens, Couvreur, Deschamps en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heren Van Elslander, Decorte, Coupé, Van Herreweghen en Janssens.
Afwezig met kennisgeving: de heren Moors en Roose, leden. | |||||||||||
Agenda1. De Middelnederlandse vertalingen van de Chirurgia magna van Lanfranc van Milaan, lezing door de heer Deschamps. Lanfranc van Milaan (ca. 1245-1306), leerling van Willem van Saliceto en leermeester van Henri de Mondeville, bracht de Lombardische chirurgie naar Frankrijk over en maakte van Parijs in de 14de eeuw het chirurgische centrum van West-Europa. Hij schreef een Libellus (opusculum) de chirurgia en een Ars completa totius chirurgiae, gewoonlijk resp. Chirurgia parva en de Chirurgia magna genoemd. De Chirurgia parva, geschreven omstreeks 1293-94, bestond oorspronkelijk uit twee delen, een traumalogie of leer van de trauma's of letsels (wonden, abcessen, zweren, verstuikingen, oogkwalen) en een chirurgische farmacologie of leer van de chirurgische geneesmiddelen, maar is thans ingedeeld in een proloog, zestien hoofdstukken (het 16de hoofdstuk bestaat uit zes gedeelten) en een epiloog. De Chirurgia magna, begonnen in Milaan of Lyon en in 1296 in Parijs voltooid, bestaat uit een proloog, vijf traktaten en een epiloog. In de proloog zong Lanfranc de lof van | |||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||
Parijs en droeg hij zijn werk op aan koning Filips August; in de epiloog deelde hij autobiografische bijzonderheden mede: zijn verbanning uit Milaan, zijn verblijf in Lyon, zijn bedrijvigheid in Parijs. De traktaten van de Chirurgia magna zijn in doctrinae en capitula ingedeeld. Het eerste traktaat, handelend over de chirurgie, de anatomie en de wonden, bestaat uit drie doctrinae met resp. drie capitula, één capitulum en vijftien capitula; het tweede traktaat, handelend over wonden, uit één doctrina met tien capitula; het derde traktaat, handelend over gezwellen en ziekten, uit drie doctrinae met resp. acht, zeventien en achttien capitula; het vierde traktaat, handelend over breuken en ontwrichtingen, uit twee doctrinae met resp. zeven en vijf capitula; het vijfde traktaat, een antidotarium, uit één doctrina met zeven capitula. De Chirurgia parva werd éénmaalGa naar voetnoot(1), de Chirurgia magna driemaal in het Middelnederlands vertaaldGa naar voetnoot(2). Zo groot was Lanfrancs roem in onze gewesten dat een anoniem chirurgisch traktaat Die slotel van surgien ook de Jonghe Lanfranc werd genoemdGa naar voetnoot(3). De eerste Middelnederlandse vertaling van de Chirurgia magna is in de eerste helft van de 14de eeuw in West-Vlaanderen ontstaan. Van een handschrift, geschreven omstreeks 1350, zijn achttien, met tekstverlies besnoeide bladen bewaard gebleven, die alle in boekbanden, afkomstig uit het Keulse kruisherenklooster, zijn ontdekt. Zes bladen berusten in de Hessische Landes- und Hochschulbibliothek in Darmstadt (zu Hs. 2201), acht bladen in het Stadtarchiv in Keulen (Hss.-Fragm. A 57), vier in de Universitäts- und Stadtbibliothek aldaar (zonder signatuurGa naar voetnoot(4). Volledig is de eerste vertaling bewaard in hs. Gent, Bibliotheek der Rijksuniversiteit, 1272, geschreven omstreeks 1460 en toebe- | |||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||
hoord hebbend aan F.A. Snellaert († 1872), die het in 1862 van de Antwerpse antiquaar P. Kockx had gekochtGa naar voetnoot(5). Een afschrift van dit laatste handschrift, vervaardigd door E. Gailliard († 1922) bevindt zich als hs. 671 in de Stedelijke Bibliotheek te Brugge. De proloog is ook vertaald, maar de lof van Parijs is sterk ingekort en de opdracht aan Filips August, koning van Frankrijk, verkeerd vertaald of corrupt overgeleverd. De epiloog is onvertaald gebleven. De titel Ars completa totius chirurgiae, voorkomend in de proloog, is als Een volmaect boec van cyurgien weergegeven. Een tweede Middelnederlandse vertaling, vermoedelijk in de eerste helft van de 15de eeuw in het oude Gelre ontstaan, is alleen in hs. Uppsala, Universiteitsbibliotheek, Verzameling Waller, zonder signatuur, geschreven omstreeks 1450, bewaard gebleven. Achterin ontbreken zeven bladen, zodat de laatste hoofdstukken en mogelijk de epiloog niet zijn overgeleverdGa naar voetnoot(6). Dit handschrift heeft toebehoord aan E. Waller (t 1955), de bekende Zweedse verzamelaar van geneeskundige werken. De oorspronkelijke proloog is door een korte proloog van de vertaler vervangen, waarin de titel Ars completa totius chirurgiae als Dat volcomen werck van cerurgien is vertaald. Een derde Middelnederlandse vertaling, vermoedelijk in het noordoosten van het Nederlandse taalgebied tot stand gekomen, is alleen overgeleverd in hs. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek, II F 39, geschreven omstreeks 1460Ga naar voetnoot(7). Dit handschrift werd in 1851 door de Groningse arts L.A. Cohen († 1889) op de veiling-S.J. Einthoven gekocht en in 1863 aan de Bibliotheek der Nederlandse Maatschappij ter Bevordering van de Geneeskunst geschonken. De proloog en de epiloog zijn onvertaald gebleven. In een korte proloog van de vertaler is de titel Ars completa totius chirurgiae als Een wlmaecte kunst van cyrurgien weergegeven. In alle drie de vertalingen zijn alle hoofdstukken in de landstaal overgebracht, toch zijn in de tweede en de derde vertaling uit sommige kapittels bepaalde passages weggelaten of ingekort. | |||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||
Dat een zo omvangrijk medisch traktaat als Lanfrancs Chirurgia magna tot driemaal toe in het Middelnederlands werd overgebracht, is, voor zover we weten, een unicum in de Middelnederlandse artesliteratuur. Bespreking: de heer Goossens wil weten of er van de Chirurgia ook drukken bestaan. Voorts signaleert hij aan de spreker enkele bibliografische gegevens uit het Duitse taalgebied. 2. Verkiezing van het bestuur (1988-1989): Voorzitter: de heer Willemyns; ondervoorzitter: de heer Geerts; secretaris: de heer Vanacker. | |||||||||||
Vaste Commissie voor Moderne LetterenVerslag door de heer Van Elslander, voorzitter-wd. secretaris.
Aanwezig: de heren Van Elslander, voorzitter, en Janssens, secretaris; de heren Decorte, Coupé en Van Herreweghen, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Leys, Hoebeke, Goossens, Couvreur, Deschamps, Keersmaekers, De Paepe en Geerts.
Afwezig met kennisgeving: de heer Lampo, ondervoorzitter; de heer Lissens, mevrouw Deprez en de heer De Belser, leden. | |||||||||||
Agenda1. Over het personage in de literatuur, lezing door de heer Janssens. Figuren of karakters in narratieve teksten, verder kortweg ‘personages’ genoemd, hebben tijdens het hoogseizoen van het literairwetenschappelijk structuralisme niet te veel voorkeurbehandeling gekregen. Het personage werd als een achterhaald concept, verbonden met een humanistische opvatting van de persoon, afgedaan. Dat toonden zowel de romanproduktie zelf als de romantheorie en -kritiek vanaf ongeveer 1955. Het boek van Michel Zéraffa, Personne et personnage (1969) beschrijft die overgang van het traditionele personage naar de a-humanistische ‘persona’ in modernistische teksten waar ‘personae’ in functioneren als kapstokken voor predikaten, meer niet. Alain Robbe-Grillet en Ivo Michiels, bij voorbeeld, verkondigden toen ‘de dood van het personage’. Uit recenter getuigenissen vanaf ongeveer 1975 blijkt evenwel een | |||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||
‘restauratie’ van traditionele componenten van de narratieve tekst, onder meer van de lineaire plot, de referentialiteit, ‘le vrai romanesque’ en... het personage. Aan de bespreking namen achtereenvolgens de heren Leys, Vanacker, Goossens, De Paepe en Geerts deel. Deze lezing is onder de titel ‘Over personages in narratieve teksten’ gepubliceerd in de Verslagen en Mededelingen, jg. 1987, aflevering 2, blz. 241-257. 2. Verkiezing van het bestuur (1988-1989): Voorzitter: de heer Lampo; ondervoorzitter: de heer Janssens; secretaris: de heer Decorte. | |||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||
Vergaderingen van 16 december 1987I. Plenaire vergaderingAanwezig: de heren De Belser, voorzitter, Keersmaekers, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris; de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Van Elslander, Weisgerber, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, de heren Coupé, Hadermann, Couvreur, Deschamps, Lampo, De Paepe, Geerts en Janssens, leden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Moors, Roose, Goossens, Willemyns en Van Herreweghen, leden; de heer Pauwels en mevrouw Rosseels, binnenlandse ereleden. | |||||||||||
AgendaOpening van de vergadering door de Voorzitter Vaststelling van de agenda De door het bestuur voorgestelde agenda wordt niet gewijzigd. | |||||||||||
NotulenDe notulen van de plenaire vergadering en van de commissievergaderingen van 18 november 1987 worden goedgekeurd. | |||||||||||
Mededelingen van de Vaste SecretarisI. Onderscheiding. Op 19 november 1987 werd de heer Walschap, binnenlands erelid van de Academie, uitgeroepen tot Doctor honoris causa van de Vrije Universiteit Brussel. De vaste secretaris deed namens de Academie aan de heer Walschap op 20 november jl. een telegram met gelukwensen toekomen. II. Vertegenwoordiging van de Academie. Op 17 november jl. vertegenwoordigde de heer Roose de Academie op de Internationale poëziedagen te Leuven (Europees Poëziefestival). | |||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||
III. Literaire avond ‘Fransschrijvende Vlamingen’. Op 19 januari e.k. om 20 u. organiseert de K.N.S. Antwerpen in de stadsschouwburg te Antwerpen een avond gewijd aan het fenomeen dat auteurs in een andere taal schrijven dan in hun moedertaal en het feit dat het oeuvre van Franstalige schrijvers van Vlaamse origine veel Vlaamser is dan dat van menig in het Nederlands schrijvende Vlaming. Er wordt o.m. een panelgesprek in het vooruitzicht gesteld, waaraan ook de heer Lampo deelneemt. | |||||||||||
Mededelingen en voorstellen van het BestuurI. Nobelprijs Literatuur 1988. Eind november 1987 deed het Nobelcomité van de Svenska Akademien, zoals sedert 1981 regelmatig gebeurt, op het secretariaat tien uitnodigingsformulieren toekomen, die bestemd zijn voor het voordragen van kandidaten voor de Nobelprijs Literatuur 1988. Deze formulieren kunnen door de leden, inz. de leden van de literaire afdeling, gebruikt worden om individueel een kandidaat voor te dragen. Naar aanleiding van de ontvangst van de formulieren heeft het bestuur zich afgevraagd of de Academie als college nog het recht heeft een unieke kandidaat voor te dragen. De formulieren waarvan er eventueel een door de Academie zou kunnen worden gebruikt, gewagen immers van ‘a candidate - un candidat’, terwijl het begeleidend schrijven van de Voorzitter van het Nobelcomité het heeft over ‘the right to nominate candidates’. Het bestuur onderzocht de documentatie waarover het archief van de Academie m.b.t. deze aangelegenheid beschikt en kwam tot de bevinding dat de twee mogelijkheden openstaan: individuele aanbeveling van een (of meer) kandidaten door onze leden en het gezamenlijke voordragen van een kandidaat door de Academie zelf. Er bestaat wel een nota van de Minister van Nederlandse Cultuur d.d. 4 mei 1976, waarin meegedeeld wordt dat het niet meer nodig is dat de Academie probeert met officiële instanties in Nederland een gemeenschappelijke kandidaat voor te dragen. Het bestuur beslist dit aan de Academie mee te delen en haar voor te stellen voor de Nobelprijs Literatuur 1988 ook als college een kandidaat voor te dragen. Na bespreking wijst de Academie de heer Lampo als haar kandidaat aan. | |||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||
II. Openbare vergadering van oktober 1988. Nederlandse gastspreker. In het kader van de uitwisseling van sprekers tussen de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de onze verwachten we, dat een lid van de Nederlandse Akademie in onze openbare vergadering van oktober 1988 een lezing houdt. Het bestuur stelt voor aan de Nederlandse Akademie te vragen dat ze Prof. Dr. P.J. Buijnsters als gastspreker afvaardigt. Het vakgebied van prof. Buijnsters is de Nederlandse letterkunde van de 18de eeuw. Het voorstel wordt aanvaard. | |||||||||||
LezingMultatuli in het Duitse taalgebied, lezing door de heer Janssens. De tekst van deze lezing is gepubliceerd in de Verslagen en Mededelingen jg. 1987, aflevering 2, blz. 258-269.
Project van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België betreffende het opzetten van een reeks ‘De Stad in Vlaanderen’ De leden hebben met de beschrijvingsbrief een afschrift ontvangen van de brief d.d. 10.11.87 van de heer Verbeke, Vast Secretaris van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België en van de begeleidende nota. Na een korte bespreking en na een pleidooi van collega Deprez ten gunste van het project, stemt de meerderheid ermee in dat de Academie aan het project meewerkt. | |||||||||||
Geheime zittingI. Lidmaatschap. Opvolging van de heer Demedts, binnenlands erelid. De vaste secretaris doet voorlezing van het vertrouwelijk verslag d.d. 1.12.87 van de Commissie van Voordracht. Op verzoek van de heer Coupé wordt een derde naam aan de lijst toegevoegd. II. Verslag van de vergadering van de Bestuurscommissie. Het verslag van de vergadering van de bestuurscommissie van 1 december 1987 wordt aan de Academie voorgelegd en goedgekeurd. De Academie aanvaardt ook het voorstel van de bestuurscommissie om de mandaten van de acht leden van de Commissie voor Advies van | |||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||
het Nationaal Fonds voor de Letterkunde voor een jaar te verlengen en in de loop van 1988 de regels voor de samenstelling van deze commissie te herzien (punt 2 van de agenda van het bedoelde verslag van 1.12.87). | |||||||||||
II. CommissievergaderingenVaste Commissie voor Onderwijs en Nederlandse LexicografieVerslag door de heer Hoebeke, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Couvreur, voorzitter, Geerts, ondervoorzitter, en Hoebeke, secretaris; de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Weisgerber, Leys, Coupé, Hadermann en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heer Van Elslander, mevrouw Deprez, de heren De Belser, Deschamps, De Paepe en Janssens.
Afwezig met kennisgeving: de heren Moors, Roose, Goossens en Willemyns, leden. | |||||||||||
Agenda
| |||||||||||
Vaste Commissie voor CultuurgeschiedenisVerslag door de heer Janssens, dd.-secretaris.
Aanwezig: de heer De Paepe, voorzitter; de heren Van Elslander, De Belser, Deschamps en Janssens, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Gysseling, Weisgerber, Leys, Hoebeke, Coupé, Hadermann, Couvreur, Keersmaekers en Geerts. | |||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||
Afwezig met kennisgeving: de heren Van Herreweghen, ondervoorzitter, en Lampo, secretaris. | |||||||||||
Agenda1. De kognitieve achtergronden van de konstruktie om + infinitief, lezing door de heer Leys. De spreker schetst allereerst de verschillende relaties waarnaar deze om-konstruktie in het Nederlands kan verwijzen, alsmede de konceptuele voorwaarden die deze verschillende relationele interpretaties van om bepalen. Vervolgens toont hij aan hoe een gemeenschappelijk om-koncept aan de basis kan liggen van dit verschillend gebruik van om. Dit gemeenschappelijk om-koncept kan uit het gebruik van om als ruimtelijk voorzetsel worden afgeleid. Tenslotte wijst hij op enkele konkurrerende konceptuele modellen, die alle ook aan ons ruimtelijk denken ontleend zijn. Aan de discussie namen de heren Geerts, Roelandts, Hadermann, Vanacker en De Paepe deel. 2. Verkiezing van het bestuur (1988-1989): voorzitter: de heer Van Herreweghen; ondervoorzitter: de heer Lampo; secretaris: de heer Deschamps. |
|