Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1987
(1987)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 270]
| |
Een merkwaardige collectie ‘secreten’ uit de vijftiende eeuw
| |
[pagina 271]
| |
wijden te houden, werden ze veelal in een sterk technisch Latijn geschreven en zijn dito verzamelingen in de volkstaal zeer zeldzaamGa naar voetnoot(2). Alhoewel een secreten-boek niet noodzakelijk en zeker niet uitsluitend echt ‘secrete’ dingen bevat, is het verband met geheim-tehouden kennis of met occulte wetenschap toch dikwijls expliciet of tenminste impliciet aanwezig of verondersteld. Is deze occulte connectie wel sterk geëxpliciteerd, dan hebben we te maken met een secreet-boek in de strikte betekenis. Is dit niet het geval, m.a.w. worden alleen technische, ambachtelijke of medische geheimen meegedeeld, dan is de term secreet-boek slechts in zijn ruimere betekenis van toepassing en verantwoord. Na de uitvinding van de boekdrukkunst bleek al vlug hoe sterk de occulte associatie van het woord ‘secreet’ wel was. Het verwachtingspatroon, dat er bij prospectieve lezers en kopers door werd opgeroepen, was zo groot dat het woord ‘secreet’ in de titel van een publikatie commercieel zeer interessant bleek te zijn. Het gesuggereerde revelerend karakter, het geïmpliceerd verboden cachet van de inhoud joeg de afzet van dergelijke publikaties de hoogte in. Soms werd deze verwachting inderdaad ook ingelost, zoals b.v. in Johan Weckers De secretis (Bazel, 1582) waar magische experimenten sterk vertegenwoordigd zijn. In andere publikaties was dit veel minder het geval, zoals in de fenomenale bestseller, de beroemde Secreten van Alexis van Piemont, waarbij we hierna nog even zullen stilstaan. Middeleeuwse verzamelingen van ‘secreten’ in de volkstaal zijn weinig talrijk. Dit is ook voor het Nederlandse taalgebied het geval. Elke nieuwe vondst is dan ook belangrijk te noemen. Een belangrijke collectie Middelnederlandse secreten komt voor in hs. C 5 in de bibliotheek van de Stichting Oud-Hattem in de kleine stad Hattem, gelegen in de buurt van Zwolle. Het handschrift, dat uit de tweede helft van de vijftiende eeuw dateert, werd geschreven in Zuid-Nederland en bevat overwegend medische prozatekstenGa naar voetnoot(3). De bescheiden verzameling teksten in het Hattemse handschrift (pp. 134-140) is een welkome aanvulling van het klein bestand gelijkaardige | |
[pagina 272]
| |
secreten, die ons uit andere Middelnederlandse handschriften en zestiende-eeuwse drukken bekend zijn. Een paar secreet-teksten komen voor bij de bezweringen en zegeningen in het Gentse hs. 697, dat ook uit de vijftiende eeuw dateertGa naar voetnoot(4). Men treft o.m. aan: een middel ‘om te verstane der voglen sanc’ (nr. 5), om te weten ‘wat kint een vrauwe draecht’ (nr. 37), om ‘slaep ende ruste’ te hebben (nr. 43) en om honden het blaffen te beletten (nr. 61). Inhoudelijk komt alleen nr. 44 in dit hs. overeen met nr. 26 in de hiernavolgende verzameling. Een tiental ‘secreten’ in een eveneens vijftiende-eeuws manuscript uit de Wellcome Historical Medical Library te LondenGa naar voetnoot(5), vertonen geen overeenkomst met die uit het Hattemse handschrift. In 1513 bracht Thomas van der Noot te Brussel een merkwaardig volksboek op de markt met de attractieve titel TBouc van WondreGa naar voetnoot(6). Rond het midden van de zestiende eeuw verschenen van dit kleinkwartodrukje twee herdrukken te Antwerpen. De eerste werd er gedrukt door Simon Cock in 1544, de tweede door Hans van Liesveldt in 1551Ga naar voetnoot(7). Dit boekje bevat naast uitvoerige traktaten om allerlei stoffen te verven en om bomen te enten, ook een collectie ‘secreten’ van allerlei aardGa naar voetnoot(8). Hierbij treffen we er ook een zestal aan, die ofwel enige gelijkenis vertonen met nummers uit het Hattemse handschriftGa naar voetnoot(9) of er zo goed als geheel woordelijk mee overeenstemmen. Dit laatste is het geval met de eerste helft van nr. 13 (vgl. TBouc, p. 60), nr. 25 (vgl. TBouc, p. 59) en het gebruik van ‘consouden’ in nr. 27 (vgl. TBouc, p. 61). | |
[pagina 273]
| |
Den Sack der Consten is een eeuwenlang populair gebleven secreetboekje, waarvan de oudste editie uit 1528 dateert. Het werd tot in de achttiende eeuw herhaaldelijk herdrukt, met kleine toevoegingen en weglatingen. Een Amsterdamse herdruk van circa 1590 werd door W. Van Eeghem heruitgegeven en het is naar diens uitgave dat hierna wordt verwezenGa naar voetnoot(10). In Den Sack treffen we immers ‘secreten’ aan, die wel inhoudelijk verschillen van die in het Hattemse handschrift, maar toch voor hetzelfde doel bestemd zijn: nr. 3 (cf. Sack, p. 5), nr. 9 (cf. Sack, pp. 5-6 en 8), nr. 10: 2de helft (cf. Sack, p. 9), nr. 11 (cf. Sack, p. 6), nr. 13 (cf. Sack, p. 6) en nr. 23 (cf. Sack, p. 20). Inhoudelijk stemt alleen de eerste helft van nr. 10 overeen met een prescriptie in Den Sack (p. 5 en 6). In 1525 verscheen in Italië een uitvoerige verzameling recepten, de Dificio di recette. Dit anonieme boekje kende in gans West-Europa een enorme verspreiding. Enige jaren later verscheen er reeds een Franse vertaling van, die op haar beurt o.m. in het Nederlands vertaald werd. De oudste bekende uitgave in het Nederlands verscheen te Antwerpen in 1549: Een nieuwe tractaat, ghenaemt dat Batement van Recepten. Het is een collectie van ongeveer tweehonderdvijftig recepten van allerlei aard: medische, culinaire, maar ook vele technische, schoonheids- en gynecologische recepten en allerlei andere. Het aantal ‘secreten’ is hierbij vrij belangrijk. In 1561 drukte Plantijn dan, eveneens te Antwerpen, een werkje, getiteld: De Secreten. Met de maniere van te destilleeren, perfumeren confituren maken... Dit boekje sluit, qua inhoud, sterk aan bij het zo dadelijk nog te vermelden werkje van Alexius Pedemontanus, een pseudoniem van Girolamo Ruscelli, dat trouwens het uitgangspunt is geweest van een ganse reeks gelijkaardige boekjes. Een ander zeer populair boekje is Dat Boeck der Secreten Alberti Magni dat uit het Latijn werd vertaald en in zijn Nederlandse versie herhaaldelijk werd gedrukt, o.m. te Antwerpen door de weduwe van Jacob van Liesvelt in 1554, en door Jan Mathijsz. te Leiden (s.d.). Het handelt over de ‘virtuten’ van zestien kruiden, gevolgd door de zeven planeetplanten, de eigenschappen van meer dan veertig stenen en van achttien dieren. In een tweede deel volgen dan ‘dye secreten der natue- | |
[pagina 274]
| |
ren ende wonderlijcheden der werelt’, een collectie losse middeltjes, vaktechnische knepen en zonderlinge remediesGa naar voetnoot(11). Met de Hattemse secreten is er echter geen enkele overeenkomst te vinden. Volledigheidshalve vermelden we nog het terloops reeds genoemde, beroemde secreetboekje, De Secreten van de eerw. Heere Alexis Piemontois ... dat voor het eerst in het Italiaans verscheen in 1555 en al vlug heel Europa overspoeldeGa naar voetnoot(12). Een Nederlandse vertaling werd o.m. door Chr. Plantijn te Antwerpen in 1558 gedrukt en nog vele andere drukken volgden tot op het einde van deze eeuw. In 1600 verscheen te Dordrecht de oudste, bekende editie van het Secreet-Boeck van de te Gent geboren geneesheer Carolus Battus, die, zoals zovelen van de intelligentsia van zijn tijd, naar het Noorden uitweekGa naar voetnoot(13). Opvallend is dat in deze uitvoerige collectie geen ‘secreten’ voorkomen die met liefde of met toverij verband houden. Er is geen overeenkomst tussen de secreten van Alexis van Piemont en van Carolus Battus, en die in het Hattemse handschift. In de kontekst van de reeds bekende secreten neemt de Hattemse verzameling een opvallend onafhankelijke positie in. Deze grote zelfstandigheid verhoogt uiteraard nog in sterke mate de waarde en de belangrijkheid ervan. De Hattemse collectie vertoont trouwens nog een opmerkelijke eigenaardigheid. Bij een zestal van de negenentwintig secreten worden immers de namen vermeld van meestal bekende literaire heldenfigurenGa naar voetnoot(14). Deze helden zouden bepaalde secreten met sukses hebben beproefd. Ze vervullen in deze voorschriften dan ook de functie van ‘Gewährsmänner’, die de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van het secreet kracht moeten bijzettenGa naar voetnoot(15). | |
[pagina 275]
| |
Of deze bekende figuren deze middeltjes inderdaad ook effectief hebben gebruikt, is natuurlijk irrelevant. Wel belangrijk is het feit dat de scribent van het Hattemse handschrift (of één van zijn voorgangers) goed vertrouwd blijkt te zijn met de romanhelden van zijn tijd. Ook blijkt eruit welke romans in deze tijd zó populair moeten geweest zijn, dat de eenvoudige vermelding van een figuur die erin voorkomt, voldoende geacht werd om bij de lezers de roman zelf in herinnering te brengen. In nr. 3 is ‘narmelse van baiuier’ wel een verschrijving van de naam van de bekende raadgever van Karel de Grote in de KarelverhalenGa naar voetnoot(16). In Karel ende Elegast heet hij ‘die hertoghe van baynier’, maar de naam is ‘namale van bayuieren’ in de Antwerpse MadelgijsfragmentenGa naar voetnoot(17) en verschijnt als ‘namels van bayuier’ in Ogier van DenemarkenGa naar voetnoot(18). In Karel ende Elegast komt wel een toverkruid ter sprake dat toelaat de taal van hanen en honden te begrijpen, alhoewel de zoëven genoemde raadsheer zelf daar niets mee te maken heeft. Merkwaardig is wel dat in nr. 15 een secreet voorkomt dat precies dit begrijpen van vogel- en hondentaal tot doel heeft; het wordt er echter toegeschreven aan twee roman-heldinnen (zie verder). In nr. 4 wordt een religieus-magisch middel aangeprezen, waardoor ‘men ghemint sal sijn van allen lieden’ en dat - zo wordt ons verzekerd - werd uitgeprobeerd ‘bij waluweinen den milden ridder’. Volgens dit secreet was dit de reden waarom de prinses Ysabele in De jeeste van Walewein en het schaakbord hals over kop smoorlijk op Walewein verliefd werd. In deze aan Penninc en Vostaert toegeschreven Brits-Keltische romanGa naar voetnoot(19) wordt dit niet als de ware reden aangegeven, maar secreet nr. 4 weet wel beter. Door het drinken van een toverdrank zullen twee geliefden elkaar onverbiddelijk en voor altijd liefhebben, want ‘nemmermeer en mach die | |
[pagina 276]
| |
minne scheiden’. Dit probaat middel (nr. 5) werd beproefd door ‘terestamme ende ysauden van Irlant’. Tristan en Isolde zijn natuurlijk de bekende helden uit de uiteraard naar hen genoemde liefdesgeschiedenis uit de Keltische sagenkring. Ze drinken inderdaad bij vergissing een magische liefdesdrank die hen in een onstuimige passie bindt. Een Middelnederlandse versie van deze roman heeft wel bestaan maar is niet bewaard geblevenGa naar voetnoot(20). De enige ‘Gewährsmann’ die niet in een roman voorkomt is de ‘voghelair’ of vogelvanger die Gobert heet (nr. 10). Ik vermoed dat hij thuishoort in een van de vele traktaten over de jacht die in de ons omringende landen voorkomen. In secreet nr. 15 wordt gezegd dat ‘basine ende galine’ de kracht van het toverkruid ‘gallozaine’ hebben uitgeprobeerd. Dit zou hen in staat gesteld hebben de taal van vogels, hanen en honden te verstaan, wat ook de twee titelhelden in Karel ende Elegast reeds was gelukt (zie hierboven). Basine (ook Bla(a)sine) komt voor in de grote Lancelotcompilatie in proza, die door Lodewijk van Velthem in het Middelnederlands werd berijmdGa naar voetnoot(21). Ze is er, in de roman van Merlijn, de jongste dochter van hertog Hoël de Tintagel. Galiene is de naam van de mooie geliefde van Ferguut, van wie in de naar hem genoemde roman gezegd wordt dat ‘nature noit en wrochte scoenre wijf’Ga naar voetnoot(22). Vermelding verdient het feit dat beide vrouwen connecties hadden met feeën of elfen. Basine is de zuster van de beroemde heks Morgan le Fay en Galiene wordt door een dwerg herkend als een elf uit een vroeger leven. Door een toverkruid in de mond te nemen heeft Madelghijs ‘sine const’, d.i. zijn zwarte kunst geleerd. Dit beweert althans nr. 21. Madelghijs is de tovenaar uit de Vier Heemskinderen, over wie ook fragmenten van een Middelnederlandse roman op rijm bekend zijnGa naar voetnoot(23), naast natuurlijk het tot proza omgewerkte volksboekGa naar voetnoot(24). | |
[pagina 277]
| |
Herhaaldelijk werd hierboven het verband met toveren, toverkruiden en de wereld van tovenaars, heksen en elfen vermeld. Het wekt dan ook geen verwondering wanneer in nr. 19 beweerd wordt dat de ‘aluen’, de elfen, de mensen kunnen beletten te spreken. Uit de keuze van de personages die als ‘Gewährsmänner’ aangehaald worden, blijkt duidelijk dat voor de samensteller van de Hattemse collectie het verband tussen magie en ‘secreet’ levendig aanwezig was. Zelden of nooit wordt dit verband zo duidelijk gelegd als dit hier het geval is. | |
TekstGa naar voetnoot(25)(p. 134) 1. Wildij enich dinck versulueren.
Nemet eerde ende bloet van eenen verkine ende verbernt tot assche, ende quicseluer, ende minghet ouer een ende latet drooghen. Ende maecter dan af ghescubbeGa naar voetnoot(26) ende dan wrijfter mede dat ghij wilt: het sal schijnen al zulueren, maer het en sal niet lange dueren.
2. Hoemen sal maken guldene lettere ofte zeluerine ofte geliken wat metale datmenGa naar voetnoot(27) wille.
Neemt cristal ende maecter of puluer ende werpter in glarienGa naar voetnoot(28) van eyeren ghemaect, ende dan scriuet dair mede, ende alst drooge es, dan setter op zelver ofte gout ofte al sulc metal als ghij wilt de letter hebben, sij sal alsoe ghedaen werden, ende dies en twiuelt nietGa naar voetnoot(29). | |
[pagina 278]
| |
3. Hoemen doen sal dat die honden niet bassen en sullen.
Neemt een cruyt datmen heet agherrapinaGa naar voetnoot(30) of die tonge van enen hont, hij en sal niet bassen. Dit is gheproeft by narmelse van baiuier.
4. Hoemen ghemint sal sijn van allen lieden.
Neemt balseme ende veruaineGa naar voetnoot(31) ende draechtse met v ter messen, ende segt int secreet van der messen pater noster .iij. werf ende .iij. aue marien inden name des vaders, des soens ende des heiligen gheests inder eere der drieuoldecheit: wair ghij coemt, men doet v vrienscap, ende wairmen droeue, men soude blijde sijn. Dit is gheproeft bij waluweinen den milden ridder.
5. Hoemen sal maken vrienscappen die (p. 135) nemmermeer vergaen en sellen eerse die doot scheidet.
Neemt een cruyt dat men heet salaterieGa naar voetnoot(32) datmen inden bosschen vijnt met gheluwen bloemkenne, neemt agrimonieGa naar voetnoot(33), neemt roode dobbele roosen, nemet coelne ende doet dat ghij van elken crude dat sap hebt, ende menghet te gadere van elken euen vele, ende nemet rooden wijn alsoe vele als het sap ghedragetGa naar voetnoot(34) vanden cruden ende menghet al te gadere, ende doet den raet dattet ghewijt sij alsmen dat wijwaterGa naar voetnoot(35) wijt, ende gheuet drincken wien dat ghij wilt ende drinc- | |
[pagina 279]
| |
kes medeGa naar voetnoot(36): nemmermeer en mach die minne scheiden tusschen die twee dies drinken. Dit en es gheen twiuel want het geschiede tusschen terestamme ende ysauden van Irlant.
6. Hoe een man sal sijnen wille hebben met enen wiue.
Neemt veruainne ende plastirrele dorretGa naar voetnoot(37), ende minghet te gadere ende gheuet haer nutten; sij wert stahansGa naar voetnoot(38) soe luxurieus sij volghet den man waer dat hijse hebben wille ende doet sinen wille.
7. Hoe een man sal sijn ghemint van eenre vrouwen ofte van eenre joncfrouwen.
Neemt die tonghe van eenre musschen ende laetse weder vlieghen, ende doetse in nuwe was onghepijntGa naar voetnoot(39), ende doetter op lezen .ix. messen, ende als ghijse spreken wilt, soe neem die tonghe in uwen mont: sij sal v minnen, het is gheproeft.
8. Die waent dat hij betouert is dat hij sijn wijf niet minnen en mach.
Die sal een seilsteen bij hem dragen, soe vergatet hem. Of hij draghe bij hem ypericonGa naar voetnoot(40) ghenetGa naar voetnoot(41) in water. In wat huyse dat cruyt is dair soe vliet die quade gheest ende alle sijn macht. Of hij draghe altoes root coel bij hem of brioniaGa naar voetnoot(42). | |
[pagina 280]
| |
9. Hoe men alsoe veel visschen soude vaen alsmen wilde.
Doet veruainne (p. 136) sieden ende bestrijctse met hoenich; alle die visschen vanden watere souden dair toe comen ende dan machtmense vanghen metter hant.
10. Hoemen voghelen soude vaen metter hant.
Nemet tarwe ende siedetse in stercken wine ende in puluer van dolekeGa naar voetnoot(43) ende werptse dair die voghelen comen alsoe gheringhe alsGa naar voetnoot(44) sijt gegeten hebben, men vaetse metter hant. Gheproeft bij goberte den voghelair.
11. Hoemen weten sal off een wijf maghet es.
Neemt chinchonGa naar voetnoot(45) ende doet haer nutten: es se maghet, soe salse ouer gheuen datse in heeft.
12. Hoemen een hasel boem sal maken dat hij voer sinte Johans nachteGa naar voetnoot(46) lof noch bloeseme draghen en sal.
Neemt op sinte Johans auont een nijwe cannekijn dat noijt gheorbertGa naar voetnoot(47) en was, ende lecter in .iij. noten tusschen middach ende noene, ende legghet in die eerde. Dair sullen haselbomen wt comen die in Sint Johans nachte sullen louer draghen ende bloyen ende niet eer. | |
[pagina 281]
| |
13. Hoemen soude maken licht dat alle diet saghen souden schijnen alsoe zwert als moerrenGa naar voetnoot(48).
Neemt ene lampe ende doetse vol van olijen van caneps sadeGa naar voetnoot(49) en dan werpter inne puluer van coperroet ende gallen ende maket een wieken van nijwen cathoene, ende doetse dair inne, zij zullen alsoe zwert schijnen als moerren.
14. Hoe dat die lieden sullen schijnen sonder hooft.
Neemt een lampe, ende doetse vol van smoute van heericx sadeGa naar voetnoot(50), gheminghet met poedere van glasen, ende dan doetter inne puluer van bernagenGa naar voetnoot(51) sade, ende maket een wieke van spinagenGa naar voetnoot(52), ende doetse bernenGa naar voetnoot(53): elc diet aensiet sal schijnen sonder hooft.
(p. 137) 15. Hoe een mensche sal verstaen dat die voghelen singhen ende die hanen crayen ende die honden bassen.
Nemet een cruijt datmen heet gallozaineGa naar voetnoot(54), ende doet dat in uwe mont, ghij sult verstaen dat die voghelen singhen. Het es gheprouft bij basine ende galine. | |
[pagina 282]
| |
16. Hoemen sal maken letteren diemen niet en sal kunnen lezen, het en wair bij nachte.
Neemt die galle van enen hont ende wormen die lichten bij nachte, ende nettetseGa naar voetnoot(55) in watere, ende dan tempertse met het witte van enen eije, ende schrijft dair mede: men salt niet moghen lesen dan bij nachte.
17. Hoemen sal maken licht dat altoes dueren sal.
Neemt een plateelGa naar voetnoot(56) met wormen die lichten bij nachte, ende doet dair inne een luttel wijwatersGa naar voetnoot(57), ende dan nemet een wieke ende leggetse dair inne een maent, ende dan soe nemet alsoe vele quicselvers daer mede, ende legget dit te samen in ene lampe: het sal altoes bernen ende alzoe claer als oft dach waer, ende dat licht en sal niet vergaen.
18. Hoemen een scaepherde met sinen scape soude doen volghen alsoe verre alsmen wilde ter tijt toe datmen hem oerlof gaueGa naar voetnoot(58).
Nemet confilieGa naar voetnoot(59) ende titelosenGa naar voetnoot(60) ende ysaudenGa naar voetnoot(61) cruut, ende doet dat in maechden was daer neghen weruen missen over gelesen zij, ende segt dezen salme drieweruen: ‘Dominus regnauit, decorem indutus est etc.’Ga naar voetnoot(62), ende dan toghet hem dat was: hij sal v volghen ofte hij wille of niet en wille. | |
[pagina 283]
| |
19. Hoemen een mensche sijn tale benemen sal dat hij nemmermeer en spreke, men wille dat hebbenGa naar voetnoot(63).
(p. 138) Neem saet van cenienGa naar voetnoot(64) ende sauelboemGa naar voetnoot(65), ende minghet te gadere, ende maect puluer dair aff, ende doetse den ghenen nutten dien ghij wilt: hij sal verliesen sijn sprake soe wanneer dat hij dair op geslapen heeft. Ende hij en heeftse nemmermeer weder, hij en nutte veruaine negen morghen stonden nuchteren, want het es daer mede dat die aluenGa naar voetnoot(66) benemen dat die lieden niet en sprekenGa naar voetnoot(67).
20. Hoemen een mensche soude benemen die macht die hy hadde, ende dat hij al ijechtichGa naar voetnoot(68) souden werden in sinen leden ende al ghelueGa naar voetnoot(69).
Neemt een cruijt datmen heet serpentineGa naar voetnoot(70) ende doettet hem nutten nuchteren, hij verliest alle sijn macht ende sine ghedaente tot dier tijt dat hij nutte consoudenGa naar voetnoot(71) cruijt neghen morghen stonden nuchteren. | |
[pagina 284]
| |
21. Hoe een mensche sal verstaen alle gokelieGa naar voetnoot(72) ofte weten die men doet ende alle nighelmanchieGa naar voetnoot(73).
Nemet een cruijt datmen heet benedictieGa naar voetnoot(74), dat wast van wijwaterGa naar voetnoot(75), datmen sait in sinte iohans auont tusschen middach ende noene, ende houdet dat cruyt in uwen mont daer men speelt, ghij sult al sien hoemen doet. Ende alsoe leerde madelghijs sine const.
22. Hoemen op dat zweert gaet.
Nemet dat bloet vanden hert ende bestrijcter uwe voeten mede, nemmermeer soe en snijt v zweert. Off smeert v voeten met sape van vervainne ofte met cauineGa naar voetnoot(76). Of hadde hij benedictie ouer hem, gheen zweert en mochte hem deeren noch sniden.
23. Hoemen soude doen dat een mensche soude duncken of schijnenGa naar voetnoot(77) dat alle (p. 139) die werltGa naar voetnoot(78) ware beuaenGa naar voetnoot(79) met watere ende dat hij sijn cledere soude op rapen ende roepen: ick verdrencke.
Neemt een cruijt dat heet benedictie ende wasset van wijwatereGa naar voetnoot(80) ende doet dat in een been van enen doden mensche ende doet al vol wijwatersGa naar voetnoot(81) ende stoppet weder. Soe wien gijt toghet, hem sal dinc- | |
[pagina 285]
| |
ken dat hij staphansGa naar voetnoot(82) verdrencken sal ende sal sijn clederen op heffen, roepende: ick verdrencke, met groten vareGa naar voetnoot(83).
24. Hoemen soude weeten, wair enich dinck verloren, wie dattet hadde.
Neemt een becken met claren watere ende doetter in drie droepel wijwatersGa naar voetnoot(84). In nomine patris et filij et spiritus sancti amen. Ende dan soe nemet alsoe menighen briefGa naar voetnoot(85) als ghijdt menighen mensche op tijdetGa naar voetnoot(86), ende scrijft in elken brief een name, dan werptse int becken ende dan segt een paerGa naar voetnoot(87) seuen psalmen, ende tot elken salme segget desen psallem: ‘Memento domine dauid etc.’Ga naar voetnoot(88), ende dan soe neemt een seilsteen ende hout hem bouen elken brieff. Ende alsoe gheringhe alsGa naar voetnoot(89) hij coemt bouen den brieff, dair die namen in staet vanden ghenen die dat dinck ghestolen heeft, die brief sal sincken sonder lettenGa naar voetnoot(90) bijder natueren vanden steene die gherechtGa naar voetnoot(91) es.
25. Wiltu een zwert peert witte maken.
Neemt enen mol ende sietene ende laetten staen twee daghen int sop, ende dan soe ghiet dat sop wt op dat peert daert zwert is, het sal wit werden.
26. Wiltu enen mensche hebben slapende.
Nemet agrimonie ende legghetse enen mensche die slaept onder sijn hooft, hij sal bliuen slapende. | |
[pagina 286]
| |
27. Wiltu .xx. of .xxx. ofte alsoe veel stucken vleesch alsmen wille gheheel doen vergaderen aen een stuc.
Nemet betonieGa naar voetnoot(92) ende legtse in enen ketel of in (p. 140) enen pot. Nemet consouden ende breectse ontwee tusschen uwe handen, ende doet dat op dat vleesch inden pot of inden ketel al wallendeGa naar voetnoot(93), het sal al verhelenGa naar voetnoot(94).
28. Hoemen sal maken een roode roose ofte ene witte al blauweGa naar voetnoot(95).
Nemet colen van lijnden houte, ende werpter in puluer van garettenGa naar voetnoot(96), ende houter die roose ouer, sij sal werden alsoe blauwe als enich laken al wtGa naar voetnoot(97).
29. Torite.
Een cruut is datmen heet toriteGa naar voetnoot(98). Dit cruut ontsluut alle sloten ende breket alle banden. Ende dit cruut wast op bomen ende oec op mersen. Die vroedeGa naar voetnoot(99) man seit datmen dit cruut wel soude hebben mit enen voghel diemen heet specht: die voor sijn nest hinghe een ijseren plaet, als hij jonghen hadde, hij soude een cruut halen dair mede dat hij off doen soude die plate van sijn nest. Ende als die plaet valt, | |
[pagina 287]
| |
dan soe laet die voghel dat cruut vallen, somGa naar voetnoot(100) blijft in dat nest ende som valt buijten, als hij met haesten gaet tot sinen jonghen.
Ende dit cruut heeft sulke macht soe wie dattet ouer hem draghet, men mach hem niet ghesien alsoe langhe als hijt ouer hem heeft. Ende hebdi enen vrient in vreemden lande, hout dit cruut in uwen mont, ghij sult wel weten off hi leuende off doot is. Ende of hij weder sal keeren te landeGa naar voetnoot(101). Ende leitmen dan dit cruut op enen man die slapedeGa naar voetnoot(102), hij en soude niet moghen ontwaken voer dat cruut ware van hem gedaen. Ende noemtGa naar voetnoot(103) ghij enen man mit dese cruude inden slaep vanden hoofde, hij soude v geuen al dat ghij van hem hebben wilt, maer enen man moet wel verwaren...Ga naar voetnoot(104). |
|