| |
| |
| |
Vergaderingen van 19 november 1986
I. Plenaire vergadering
Aanwezig: de heren Deschamps, voorzitter, De Belser, ondervoorzitter, en Hoebeke, vast secretaris;
de heren Lissens, Roelandts, Vanacker, Van Elslander, Leys, Decorte, mevrouw Deprez, mevrouw D'haen, de heren Coupé, Goossens, Couvreur, Keersmaekers, Lampo, Van Herreweghen, Geerts en Janssens, leden.
Afwezig met kennisgeving: de heren Demedts, Gysseling en De Paepe, leden;
de heren Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
In memoriam W.A.P. Smit, buitenlands erelid
door J. Deschamps
Voorzitter van de Academie
Op 20 juni van dit jaar overleed, tweeëntachtig jaar oud, Prof. Dr. W.A.P. Smit, emeritus hoogleraar in de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht, buitenlands erelid van onze Academie. Wisse Alfred Pierre Smit werd op 6 december 1903 als zoon van een predikant in Heumen (prov. Gelderland) geboren. Hij studeerde aan de Rijksuniversiteit te Leiden, waar Albert Verwey zijn leermeester was. In 1928 promoveerde hij tot doctor in de letteren en wijsbegeerte op een proefschrift, getiteld De dichter Revuis. Van 1928 tot 1934 was hij leraar te Bandoeng (Java). In 1934 werd hij directeur van de MMS te Deventer. In 1946 volgde hij Prof. Dr. C.G.N. de Vooys op als hoogleraar in de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. In 1968 legde hij om gezondheidsredenen zijn functie als hoogleraar neer.
Sedert 1925 heeft hij een opmerkelijke literairhistorische bedrijvigheid aan de dag gelegd. Zijn eerste wetenschappelijke liefde betrof Jacobus Revius. Niet alleen bestudeerde hij hem in zijn proefschrift als dichter, maar ook bezorgde hij een uitgave van diens Over-Ysselsche sangen en
| |
| |
dichten, waarvan het eerste deel in 1930 en het tweede deel in 1935 verscheen. Als rijpe vrucht van zijn studie van de protestantse poëzie vóór Revius verscheen in 1939 Dichters der Reformatie in de zestiende eeuw. Een overzicht met bloemlezing. In 1953 bezorgde hij uitgaven van werken van Jan vander Noot: Epitalameon, oft houwelyckx sanck voor Otto van Vicht en Cornelia van Balen (1583), met een bijdrage over de drukgeschiedenis door W. Gs. Hellinga, en Het bosken en Het theatre, met medewerking van W. Vermeer. Resultaat van zijn grondige Vondelstudie zijn Van Pascha tot Noah. Een verkenning van Vondel's drama's naar continuïteit en ontwikkeling in hun grondmotief en structuur, waarvan de drie delen resp. in 1956, 1959 en 1962 het licht zagen, en, samen met P. Brachin, Vondel (1587-1679). Contribution à l'histoire de la tragédie au XVIIe siècle, verschenen in 1964. In het kader van de werkzaamheden voor een nieuwe uitgave van de werken van Hooft onder hoofdredactie van Prof. Dr. W. Gs Hellinga was hij voorzitter van de Commissie voor de Lyriek. Resp. in 1961 en 1968 verschenen twee delen Proeven van tekst en commentaar voor de uitgave van Hoofts lyriek. In het eerste deel, met als ondertitel De psalmberijmingen, schreef hij de commentaar met taalkundige medewerking van F.L. Zwaan. Een vrucht van zijn studie van Hoofts lyriek was in 1968 ook Hooft en Dia. Een onderzoek naar Hooft's verzen-bouquet van 1608-1609 voor DIA, de identiteit van deze geliefde, andere verzen van Hooft voor haar en de implicaties van dit alles.
In het begin van zijn hoogleraarschap heeft hij een reeks colleges gegeven over de bijbelse epen vanaf Vondels Joannes de Boetgezant tot en met Hoogvliets Abraham de Aartsvader. Deze colleges waren het begin van zijn steeds toenemende belangstelling voor het Nederlandse epos in de periode tussen de opkomst van de Renaissance en de doorbraak van de Romantiek. Zijn plan de geschiedenis van het Nederlandse epos te schrijven kon hij slechts tijdens zijn emeritaat verwezenlijken. Hij begrootte het werk op drie delen, maar kon slechts het eerste en het tweede deel voltooien. De twee delen van Kalliope in de Nederlanden. Het Renaissancistisch klassicistische epos van 1550 tot 1850 verschenen resp. in 1975 en 1983 en tellen resp. XVI-820 en XX-871 p. Ofschoon onvoltooid, is het zijn opus magnum, zijn onvolprezen meesterwerk.
Al de tot dusver vermelde werken namen een groot deel, maar niet geheel zijn literairhistorische bedrijvigheid in beslag. Van 1947 tot 1968 maakte hij deel uit van de redactie van De Nieuwe Taalgids, waarin hij tal van bijdragen, boekbesprekingen en aankondigingen publiceerde. Zijn redacteurschap van De Nieuwe Taalgids belette hem niet tal van
| |
| |
bijdragen in andere tijdschriften en in gedenkboeken en feestbundels in het licht te geven. Bij zijn afscheid als hoogleraar en redacteur van De Nieuwe Taalgids in 1968 publiceerden collega's onder de titel Twaalf studies een keuze uit de talrijke bijdragen, die hij in tijdschriften en andere publikaties had laten verschijnen, en verscheen een W.A.P. Smitnummer van De Nieuwe Taalgids met bijdragen van collega's, leerlingen en vakgenoten. Hij zat ook in redacties van literairhistorische verzamelwerken en reeksen. Mede onder zijn redactie verschenen in 1948 Panorama der Nederlandse letteren en Meesterwerken der literatuur. Inleidende beschouwingen over tien der voornaamste werken uit de wereldliteratuur. Hij zat in de redactie van de literairhistorische reeksen Lessen in literatuur, Zwolse drukken en herdrukken voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, Zwolse reeks van taal- en letterkundige studies, Neerlandica Traiectina en Studia Litteraria Rhéno-Traiectina. Hij maakte deel uit van verschillende geleerde genootschappen. Op 16 januari 1957 werd hij ter vervanging van Johannes Joergensen tot buitenlands erelid van onze Academie verkozen. In ons genootschap hield hij twee lezingen: in 1959 over Een cyclus van liefdesgeluk bij Hooft en in 1971 over Het Baeto-epos dat geschreven werd. Sedert 1958 was hij lid en sedert 1973 rustend lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen te Amsterdam.
Zijn drukke literairhistorische bedrijvigheid mag ons niet doen vergeten dat hij ook een begenadigd dichter was. Als dichter debuteerde hij in 1924 in Opwaartsche Wegen, het orgaan van de jong protestantse dichters. Later werd hij redacteur van het christelijk tijdschrift De werkplaats. Daarin stelde hij als eis aan de protestantse dichters: ‘Niet bij de 19de eeuw en niet bij Bilderdijk moeten wij aansluiting zoeken, maar bij de werkelijke bloeiperiode van ons protestantse verleden: de 17de eeuw’. De eerste poging daartoe was in 1927 de bundel Feesten van 't jaar, getuigend van bevindelijke vroomheid en vol expressionistische beeldspraak. In 1941 zette in Masscheroen, geïnspireerd op het wagenspel in Mariken van Nieuweghen, die expressionistische tendens voort. In Stedetroost, in 1945 onder het pseudoniem W.v.d. Maze verschenen, sprak de geest van Huygens het zwaar geteisterde 's-Gravenhage bemoedigend toe. In hetzelfde jaar verscheen illegaal onder het pseudoniem Evert J. Pot Dagboek onder het kruis, zijn beste dichtbundel. Voor de Jan van Riebeeckherdenking in 1952 schreef hij in opdracht van het Gemeentebestuur van Culemborg, in nauwe samenwerking met de componist Marius Monnikendam, het oratorium Jan van Riebeeck dat in 1956 zonder de muziek als declamatorium is gepubli- | |
| |
ceerd. Tussen juni 1984 en februari 1985 dichtte hij 150 kwatrijnen, die onder de titel Ontmoeting met de dood postuum zullen worden uitgegeven.
Uit wat voorafgaat blijkt ten overvloede dat met W.A.P. Smit ons een van de eminentste literair-historici, tegelijk een begenadigd dichter, is ontvallen. Vooral zijn twee grootste werken Van Pascha tot Noah en Kalliope in de Nederlanden zullen blijven voortleven en met vrucht worden geraadpleegd, zolang de Nederlandse literatuurgeschiedenis door de komende geslachten zal worden bestudeerd. Onze academie zal de nagedachtenis van haar eminent buitenlands erelid Prof. Dr. W.A.P. Smit steeds in ere houden. Hij ruste in vrede.
| |
Notulen
De notulen van de plenaire vergadering van 18 juni 1986 en van de openbare vergadering van 16 juli jl. worden goedgekeurd.
| |
Mededelingen van de vaste secretaris
I. Overlijden.
Op 20 juni 1986 overleed te Utrecht de heer W.A.P. Smit, buitenlands erelid van onze Academie.
| |
II. Goedkeuring.
De verkiezing van de heer W. Sanders tot buitenlands erelid werd bij ministerieel besluit van 14 juli 1986 goedgekeurd.
| |
III. Gelukwensen en dankbetuigingen.
1. | Op 6 september jl. deed het secretariaat aan Zijne Majesteit de Koning t.g.v. Zijn verjaardag een telegram met gelukwensen toekomen. De kabinetschef van de Koning dankte de Academie per telegram van 11 september 1986. |
| |
2. | De heer Demedts werd op 8 augustus jl. 80 jaar. Het secretariaat liet hem een telegram met de gelukwensen van de Academie toekomen. De heer Demedts dankte daarvoor in een schrijven van 12 augustus 1986. |
| |
3. | Op 10 september werd de heer Van Elslander 65 jaar. Het secretariaat deed hem een brief met gelukwensen toekomen. De heer Van Elslander dankte in een schrijven van 18.11.86. |
| |
| |
4. | Mevrouw Rosseels werd op 23 oktober jl. 70 jaar. Het secretariaat wenste haar geluk bij brief van 21 oktober 1986. Mevrouw Rosseels dankte daarvoor in een schrijven van 4 november jl. |
| |
IV. Vertegenwoordiging van de Academie.
1. | Op 11 juli jl., Feestdag van de Vlaamse Gemeenschap, vertegenwoordigde de voorzitter de Academie op de plechtige ontvangst in de Gotische Zaal van het stadhuis te Brussel. |
| |
2. | Op 21 juli jl. vertegenwoordigde de voorzitter de Academie op het gebruikelijk Te Deum te Koekelberg en op het défilé van de troepen en van de burgerlijke hulpdiensten op het Paleizenplein te Brussel. |
| |
3. | Op 15 september 1986 vertegenwoordigde de ondervoorzitter de Academie op het Provinciaal Concert dat n.a.v. de viering van ‘150 jaar Provinciewet’ en in het kader van het Festival van Vlaanderen in de Sint-Baafsabdij heeft plaatsgevonden. |
| |
4. | Op 19 september 1986 vertegenwoordigde de heer Keersmaekers de Academie op de presentatie van het Huldeboek - L. Rens. Deze plechtigheid vond plaats in het auditorium R van de Universitaire Faculteiten St.-Ignatius te Antwerpen. |
| |
5. | Op 29 september jl. vertegenwoordigde de heer Keersmaekers de Academie op de opening van het academiejaar aan de Universitaire Instelling te Antwerpen. En op 6 oktober 1986 vertegenwoordigde de heer Van Elslander de Academie op de opening van het academiejaar aan de R.U.G. |
| |
6. | Op 3 oktober jl. vertegenwoordigde de voorzitter de Academie op de herdenkingsplechtigheid van Desiré Claes te Tienen. Desiré Claes was van 1888 tot 1910 lid van onze Academie. |
| |
7. | Op 3 oktober jl. vertegenwoordigde de ondervoorzitter de Academie op de opening van de tentoonstelling ‘Felix Timmermans, ook tekenaar en schilder’. Deze tentoonstelling werd gehouden te Gent en liep van 4 tot 19 oktober. |
| |
8. | Op 18 oktober jl. werd de Torenwachtersprijs 1986, toegekend aan Mevrouw Ada Deprez, te Gentbrugge plechtig uitgereikt. De voorzitter vertegenwoordigde de Academie. |
| |
9. | Op 28 oktober 1986 vertegenwoordigde de heer Decorte de Academie op de prijsuitreiking aan de heer Guido Eekhout, laureaat van de wedstrijd voor letterkunde van de stad Brussel. De prijsuitreiking had plaats in de Trouwzaal van het Brusselse stadhuis. |
| |
| |
10. | Op woensdag 5 november werd collega Van Elslander t.g.v. zijn afscheid van de R.U.G. te Gent gehuldigd. De Academie werd op deze huldiging vertegenwoordigd door de voorzitter. |
11. | Op 15 november vertegenwoordigde de voorzitter de Academie op het Te Deum dat t.g.v. de dag van de Dynastie in de basiliek te Koekelberg werd gezongen. |
| |
V. Dankbetuiging n.a.v. de Jubileumviering.
Het paleis heeft mij telefonisch gevraagd aan de Academie de dank van het Hof over te brengen voor de goede ontvangst van de Vorsten.
| |
Mededelingen en voorstellen van het bestuur
I. Aanvragen tot het verkrijgen van het erelidmaatschap.
1. | In een schrijven van 22 september 1986 vraagt Mevrouw Rosseels om gezondheidsredenen officieel het erelidmaatschap aan. Mevr. Rosseels spreekt de wens uit, dat ze - indien dat niet in strijd is met de wet en de reglementen - wel actief lid van de Commissie voor advies van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde zou kunnen blijven. Uit een onderzoek van de vaste secretaris blijkt dat het organiek reglement (besluit van de Regent d.d. 31.12.47) zich hiertegen niet verzet. |
2. | Bij brief van 17 oktober 1986 verzoekt de heer Demedts de Academie hem het erelidmaatschap te willen verlenen.
De Academie aanvaardt het ontslag als gewoon lid van deze twee collega's en het bestuur zal het nodige doen om hun het erelidmaatschap te laten toekennen. |
| |
II. Opvolging P.J. Meertens als buitenlands erelid.
Het bestuur heeft geconstateerd dat n.a.v. het schrijven van de vaste secretaris d.d. 23 juni 1986 slechts een kandidaat werd voorgedragen, Hella Haasse, zodat het de leden oproept onverwijld andere kandidaten voor te dragen. De commissie van voordracht moet immers een dubbeltal voorstellen. De kandidatuur van André Brink (Zuid-Afrika) door Collega Langvik-Johannessen voorgedragen, kan niet in aanmerking worden genomen, omdat alleen gewone leden kandidaten kunnen voordragen (Art. 40 van het van kracht zijnde huishoudelijk reglement).
De gewone leden worden verzocht uiterlijk 1 december 1986 aan het secretariaat meer kandidaturen te doen toekomen.
| |
| |
| |
III. Ingekomen stuk:
Zijn de beoefenaars van de literatuurwetenschap uit de boot gevallen?
In een schrijven van 14 augustus 1986 vestigt de heer Lissens de aandacht van de vaste secretaris erop dat onder art. 2 van het decreet van 13 februari 1980, lid 3, alleen sprake is van ‘literatoren en taalkundigen uit andere cultuurgemeenschappen en uit andere landen’. Hij constateert n.a. daarvan, dat de ‘literatuurwetenschappers’ in vergelijking met de reglementen van De Vreese (1909), Goemans-Van Mierlo (1951) en hun model (Kon. Nederlandse Akademie van Wetenschappen (1855)) uit de boot zijn gevallen.
Het bestuur verzoekt de Academie zich uit te spreken aangaande de betekenis en het gebruik van het woord literator en te beslissen of er een voldoende reden is om de overheid te vragen de tekst van art. 2.3. van het decreet aan te passen.
Na een bespreking, waaraan inz. de heren Lissens, Goossens, Geerts en Janssens deelnemen, komt de Academie tot het besluit dat het wenselijk en nodig is de overheid te verzoeken de tekst van art. 2, lid 3 van het decreet te verbeteren, en wel als hieronder volgt. De bestaande lezing dient te worden vervangen door: ‘een band tussen haar leden en de beoefenaren van taal- en letterkunde uit andere cultuurgemeenschappen en uit andere landen’.
| |
IV. Nobelprijs Literatuur 1987.
De voorzitter van het Nobel-Comité van de Svenska Akademien deed op het secretariaat een formulier toekomen, dienstig voor het voordragen van een of meer kandidaten voor de Nobelprijs literatuur 1987. Elk lid van de Academie heeft in principe het recht kandidaten voor te dragen, maar de voordracht kan best gebeuren door leden die op het gebied van de moderne literaturen (d.w.z. het werk van levende schrijvers) werkzaam zijn, of door de literaire afdeling van de Academie. De voordracht moet voor 1 februari 1987 ingezonden zijn. Het bestuur zou het op prijs stellen, dat onze Academie, na het al vele jaren niet meer te hebben gedaan, weer een of meer kandidaten voordraagt.
De zaak wordt besproken en de Academie komt tot het besluit dat het aangewezen is een vergadering bijeen te roepen van alle collega's die op het gebied van de moderne letteren werkzaam zijn.
| |
V.J. Vercoullieprijs.
Het bestuur vestigt er de aandacht op, dat er voor de periode 1978-1986 (om de vier jaar taalkunde en literatuurstudie) geen inzen- | |
| |
dingen zijn ingekomen. Er hoeft dus geen jury te worden samengesteld.
Ook voor de perioden van 1970-1978, en 1974-1982 zijn er geen inzendingen geweest. Het bestuur vraagt zich echter af of er voor deze prijs geen belangstelling meer bestaat en rekent erop, dat de collega's die belast zijn met het onderwijs van de Nederlandse taalkunde het bestaan van deze prijs niet uit het oog zullen verliezen.
| |
VI. Vertegenwoordiging van de Academie.
1. De vaste secretaris vertegenwoordigde de Academie op de volgende plechtigheden en bijeenkomsten:
1o | Op 5 september 1986, in de aula van de R.U.G. op de uitreiking van het eredoctoraat aan Bob Geldof;- |
2o | Op 16 september 1986, op de academische zitting n.a.v. de voltooiing van de beveiligingswerken aan de polyptiek ‘De Aanbidding van het Lam Gods’ (stadhuis te Gent);- |
3o | Op 29 september 1986 op de plechtige opening van het academiejaar 1986-1987 van de Provinciale Hogeschool voor Vertalers en Tolken van Oost-Vlaanderen;- |
4o | Op 3 oktober op de ‘Afscheidsgroet van Prof. V.F. Vanacker’ (met overhandiging van het hulde-album);- |
5o | Op 11 oktober op de Zilveren-Jubileumviering van het G. Gezellegenootschap te Roeselare. |
2. Op verzoek van het bestuur vertegenwoordigde de heer Decorte de Academie op de uitreiking door Hare Majesteit Koningin Beatrix van de Prijs der Nederlandse Letteren 1986 aan Hugo Claus. De plechtigheid had op 14 november 1986 in het Paleis Noordeinde te 's-Gravenhage plaats.
| |
VII. Voorstel tot dankbetuiging.
Het bestuur stelt voor aan gouverneur Balthazar, burgemeester Monsaert en aan rector De Meyer namens de Academie een bedankbrief te schrijven voor de hulp die ze de Academie t.g.v. de jubileumviering hebben verleend. Het voorstel wordt goedgekeurd.
| |
| |
| |
VIII. Samenstellen van een jury voor de wedstrijd voor letterkunde van de Stad Brussel 1987.
Bij brief van 12 november jl. verzoekt de Schepen voor Cultuur van de stad Brussel de Academie voor deze wedstrijd drie leden te benoemen die zitting willen nemen in de jury belast met de beoordeling der werken. De prijs zal worden uitgeschreven voor een poëtisch werk. De heren Decorte, Van Herreweghen en Janssens worden door de Academie aangewezen.
| |
Lezing
‘Senator Jules Lammens en de Academie’, door de heer Lissens.
| |
Eventuele voorstellen en mededelingen
Op grond van art. 27 van het van kracht zijnde huishoudelijk reglement verleent de voorzitter het woord aan de heer Lampo die een mededeling wenst te doen over afkeurenswaardige opmerkingen over de Academie in de pers.
De heer Lampo heeft het inzonderheid over bepaalde uitlatingen van Wim Zaal die in Vlak bij Vlaanderen, uitg. Manteau 1986, de Academie m.b.t. het voordragen van kandidaten voor de Nobelprijs van chauvinisme beschuldigt: de Academie zou namelijk uitsluitend eigen leden willen voordragen.
De spreker constateert dat de essentie van zijn mededeling grotendeels achterhaald is door de beslissing die de Academie inzake de voordracht van een of meer kandidaten voor de Nobelprijs heeft genomen en hij verheugt er zich over dat de Academie een commissie ad hoc heeft opgericht.
| |
Geheime zitting
1. Verkiezing van het bestuur voor 1987.
Overeenkomstig art. 44 van het van kracht zijnde huishoudelijk reglement worden de heren De Belser en Keersmaekers resp. tot voorzitter en ondervoorzitter voor 1987 verkozen.
| |
| |
| |
2. Comité van Beheer van het Nationaal Fonds voor de Letterkunde. Aanduiding van de vertegenwoordigers van de Academie.
Op voorstel van het bestuur wordt het mandaat van de heer Weisgerber vernieuwd en wordt de heer Demedts vervangen door de heer Coupé.
| |
3. Verslagen van de vergaderingen van de bestuurscommissie.
De verslagen van de vergaderingen van de bestuurscommissie van 18 juni, 13 augustus en 29 oktober 1986 worden aan de Academie voorgelegd en goedgekeurd.
| |
II. Commissievergaderingen
Vaste commissie voor onderwijs en nederlandse lexicografie
Verslag door de heer Hoebeke, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Couvreur, voorzitter, Geerts, ondervoorzitter, en Hoebeke, secretaris;
de heren Roelandts, Vanacker, Leys, Coupé, Goossens en Keersmaekers, leden.
Hospiterende leden: de heren Lissens, Decorte, mevrouw Deprez, de heren Deschamps, Lampo, Van Herreweghen en Janssens.
Afwezig met kennisgeving: de heer Gysseling, lid;
de heren Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
1. ‘De taal van “Het verdriet van België”’, lezing door de heer Geerts.
Naar aanleiding van de discussie over het taalgebruik van Claus in Het verdriet van België wordt in deze lezing geprobeerd de kenmerken van dat taalgebruik te beschrijven. De aandacht gaat daarbij vooral uit naar de lexikale variatie. Die blijkt op een vrijwel strikte functionele verdeling van algemeen Nederlandse en gewestelijke m.n. Westvlaamse lexikale elementen gebaseerd te zijn. Op die manier slaagt Claus erin de hele gecompliceerde linguïstische baaierd die Vlaanderen is, gestalte te geven.
De distributie van de varianten over verhaal, dialoog en monologue intérieur blijkt zo systematisch te zijn dat het boek als taalbouw- | |
| |
sel inderdaad de beschouwingen en commentaren van Claus over de taal als het ambachtelijke instrumentarium waarmee hij een werkelijkheid creëert, volkomen bevestigt.
Aan de discussie nemen achtereenvolgens deel: de heren Lampo, Leys, Couvreur, Geerts, Janssens, Vanacker en Goossens.
2. Opmaken van de agenda voor de volgende vergadering: (21 januari 1987).
De agenda zal worden opgemaakt door het secretariaat, dat met het bestuur van de Commissie overleg zal plegen.
| |
Vaste commissie voor cultuurgeschiedenis
Verslag door de heer Lampo, lid-secretaris.
Aanwezig: de heren Van Herreweghen, ondervoorzitter, en Lampo, secretaris;
de heren Lissens, Van Elslander, Decorte, mevrouw Deprez, de heren De Belser, Deschamps en Janssens, leden.
Hospiterende leden: de heren Roelandts, Vanacker, Leys, Hoebeke, Coupé, Goossens, Couvreur, Keersmaekers en Geerts.
Afwezig met kennisgeving: de heer De Paepe, voorzitter;
de heer Demedts, lid;
de heren Vanderheyden en Rombauts, binnenlandse ereleden.
| |
Agenda
‘Sic transit gloria immortalium of Herinneringen aan wijlen N.N. bij leven academieleden’ (2o vervolg), lezing door de heer Decorte.
De heer Decorte gaf lezing van een tweede vervolg van zijn herinneringen aan overleden academieleden ‘Sic transit gloria immortalium..’. Ditmaal handelde hij over wijlen Julien Kuypers, Raymond Brulez en Achilles Mussche.
Aan de discussie namen de heren Lissens, Lampo en Van Herreweghen deel.
|
|