Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1972
(1972)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
B. De periode ‘Van nu en straks’Ga naar margenoot[1] Over de halve eeuw Vlaamsche litteratuurgeschiedenis,Ga naar margenoot(2) voor U toegelichtGa naar margenoot(3) door de sprekers die hier voor mij kwamenGa naar margenoot(4), is eene klaarte geworpen die gij bezwaarlijk van mij vergen kunt bij het bespreken van de periode van Van Nu & Straks. Er zijn daartoe verschillige redenen:Ga naar margenoot(5) de eerste:Ga naar margenoot(6) is de mate van bevoegdheid die mij van mijneGa naar margenoot(7) voorgangers scheidtGa naar margenoot(8); de tweede: datGa naar margenoot(9) het tijdperk van V N S. nog zóo korten tijd achter ons ligt,Ga naar margenoot(10) dat ik de gewaarwording heb van iemand die van een geringe hoogte eene bewegelijke menigte zou overblikken:Ga naar margenoot(11) er is meer eenheid in de stroomingenGa naar margenoot(12) te onderscheiden in de verte, danGa naar margenoot(13) in het beweeg der golvingenGa naar margenoot(14) vlak bij ons.Ga naar margenoot(15) Er zijn zooveel invloeden en stroomingen geweest dat het niet mogelijk is eene richting met vaste lijn te trekken. Toch beschouw ik het als een voorrecht, U enkele indrukken te mogen zeggen [sic] over een beweging die eenen beslissenden invloed op de Vlaamsche kunst gehad heeft; reeds behoort zij tot de historie en toch worden wij deze golvingen nogGa naar margenoot(16) krachtig gewaar; de jonge mannen die ze tot stand brachten zijn nauwelijks enkele jaren gegroepeerd geweest, enGa naar margenoot(17) zij zijnGa naar margenoot(18) er in gelukt een bijna brutale ommekeer te doen maken aan de aesthetische en zelfs enigszins aan de moreele en maatschappelijke begrippen in de Vlaamsche samenleving. Die greep jongeGa naar margenoot(19) mannen, die wij noemen deGa naar margenoot(20) V N S-ers zou ikGa naar margenoot(21) maar dadelijk in een beeld willen voorstellen.Ga naar margenoot(22) Het schema van den letterkundige van vóor '80Ga naar margenoot(23) is een deftige, secure, zwartgerokteGa naar margenoot(24) mijnheer,Ga naar margenoot(25) hartstochteloos, inGa naar margenoot(26) zijne gedwongen levenshouding, enGa naar margenoot(27) daarbij zeer onderGa naar margenoot(28) worpen aan de maatschappelijke axioma's vanGa naar margenoot(29) | |
[pagina 247]
| |
zijn tijd; enkele buitensporige figurenGa naar margenoot(30) behoorden tot de half-of niet begrepenen: een priester die miskend werd,Ga naar margenoot(31) G. Gezelle, een Sturm-und-Drang-student, Albrecht Rodenbach, en een zwierige condottiereGa naar margenoot(32), Pol de Mont.
| |
[pagina 248]
| |
nisme, van breeder menschelijkheids-gevoel, die met een ongemeene kracht hun bewust-zijn gingen uitspreken.
Ga naar margenoot(49) Oppervlakkig-chronologisch beschouwdGa naar margenoot(50) vangt de beweging van V N S aan metGa naar margenoot(51) de verschijning van het le nummer in Januari 1893.Ga naar margenoot(52) Die datum heeft echter slechts een betrekkelijke waarde; eene beweging als deze kan niet nauwkeurig begrensd worden: Zij isGa naar margenoot(53) de resultante van een diepe voorafgaande evolutie, van veel wisselende bewegingen waarvan ikGa naar margenoot(54) enkele symptomatieke episoden zal
| |
[pagina 249]
| |
de Mont hadden Dautzenberg, de Cort,Ga naar margenoot(67) V. Delamontagne [sic] vooral een gezonde reactie teweeggebracht tegen deGa naar margenoot(68) zoete sentimentaliteit of de valschklinkende epiek; de kunst werdGa naar margenoot(69) een doel op zichzelf, zijGa naar margenoot(70) was minder leerend of bewijzend; en intusschen was het Gezelle, de eenzame, die in een vergeten hoek van VlaanderenGa naar margenoot(71) zijn leven dichttte in een spraak die sidderde van vollen warmen gloed. en het ging juist den V.N. en Straksers beschoren zijn hem naar volle waarde te doen schatten enGa naar margenoot(72) o.z.t.z. te rehabiliteren. Daar was ook H. Verriest die de Gezelle-traditie in zich opnam;Ga naar margenoot(73) er zijn ongetwijfeld andere voorloopers geweest,Ga naar margenoot(74) bewuste of onbewuste voorbereiders van V.N.S.;Ga naar margenoot(75) wij kunnen ze hier niet allen herdenken. Ik herin-
Zoo verscheen in 1883, tien jaar dus voor V.N.S.,Ga naar margenoot(78) in de Gids eene studie van Max Rooses over De jongste richting in de Zuid-Nederlandsche letterkunde. Het was eenGa naar margenoot(79) verstandigGa naar margenoot(80), cerebraal betoog waarin schrijver zich bekloeg dat de Vlaamsche schrijvers van rond de jaren '80 toch zoo weinig populair zijn,Ga naar margenoot(81) nu was datGa naar margenoot(82) absoluut niet eigenGa naar margenoot(83) aan Vlaanderen, vermits M. Rooses hetzelfde verschijnsel in den vreemde waarnam... Hij meende dus dat de critiek een ‘waarschuwend woord’ moest laten hooren, sprak veel van de ‘absolute kunstregels’ en van de eigenschappen van den ‘waren dichter’,Ga naar margenoot(84) riep de eeuwige wetten der kunst en de eischen van de schoonheidsleer aan, en sprak wreed-onverbiddelijkeGa naar margenoot(85) axioma's uit, als dit: ‘Een boek dat niet gelezen wordt hoeft ook niet geschreven te worden’. In dat schoolsch pleidooiGa naar margenoot(86) waaruit | |
[pagina 250]
| |
een logica sprak van kleine afmeting sloot M. Rooses zich op in het formuleeren van abstracte regels en meende de namen van de jongere dichters die hij aanviel te moeten verzwijgen. Wat ons nu ook verbaast bij een fijngevoelig man en scherp begrijper als Max Rooses, dat is zijneGa naar margenoot(87) begrensde opvatting van den mensch en, bij terugslag, van de aesthetiek. Het scherp onderscheid tusschen de ‘edelere, verheven gevoelens’ en de ‘minder verheven lagen’ onzer natuur, wordt als een dogma vooruitgezet, zonder dat er maar een vermoeden schijnt te rijzen van deGa naar margenoot(88) complexiteitGa naar margenoot(89) van het ziele-weefsel en dat zijn willekeurige splitsing van den mensch op zulke schalksche wijze door de kunst wordt tegengesproken. (.) De letterkunde moet verheven zijn; de grootste roeping des dichters is het romantisch epos in proza of het heldendicht in de poezie te ‘beoefenen’. De strenge censor vond het vermetel omGa naar margenoot(90) zijne aandacht te ver-
| |
[pagina 251]
| |
eigen bravoure in zijn pleidooiGa naar margenoot(104) pro domo waarin hij de autonomie der kunst verdedigde. Neen, de kunst is geen leendraagster van godsdienst of staatkunde! Behalve de Drie Zustersteden, den Maerlant van Van Beers, sommige verzen vanGa naar margenoot(105) Vuylsteke,Ga naar margenoot(106) had onze Vlaamsche romantiek niets voortgebracht boven het middelmatige,Ga naar margenoot(107) het halfbakken,Ga naar margenoot(108) het didactische, het nuchter utilitaire,Ga naar margenoot(109) werken zonder vlam, zonder hitte. Dautzenberg, ja, had zich als een apostel durven aanstellen vanGa naar margenoot(110) de kunst om de kunst, maar die was ook de eenige geweest. Maar nu bleef de MontGa naar margenoot(111) niet alleen om de ideeën van het jonge geslacht te verdedigen. De strijd werd voortgezet in de Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle,Ga naar margenoot(112) een tijdschrift dat wij met eerbied mogen herdenken en dat, onder leiding van V. de la Montagne, [sic] den meest oprechte van zijn geslacht, een zeer schoone rol vervuld heeft. De strijdGa naar margenoot(118) zeg ik werd voortgezet en welGa naar margenoot[(113)-(117)] door Prosper Van Langendonck dien wij weldra als eenen der hoofdmannen van VNS gaan zien optreden. In zijn opstel over de Vlaamsche Parnassus deed hij eenige verklaringen die
menGa naar margenoot(119) toen niet gemakkelijk zal verkropt hebben: ‘Wat hebben onze ouders ons overgelaten? Armoede in de dichterlijke opvatting, armoede
| |
[pagina 252]
| |
om dergelijke banaal-geworden gevoelens aan het volk mede te deelen dat de dichter reden heeft van bestaan? Moeten zijn gedichten ontaarden tot zedepreken, wijsgeerige of politieke betoogen, geschiedkundige lessen enz...?’ En over den vorm sprekend ging hij voort: ‘Onze taal is rijk maar ze moet doorwerkt en doorkneed worden. Geen beter middel daartoe dan de studie dier ingewikkelde vormen die den dichter noodzaken het woordenboek te doorwerken en die dan toch ook hunne reden van bestaan hebben daar zij ontstonden en schier in elke letterkunde werden aangewend om gedachten en gevoelens van een bepaalden aard uit te drukken.’ DitGa naar margenoot(121) schermutselen met de pen dagteekent van de jaren 83 tot 88.
Ga naar margenoot[122] De stichting van het lautere germaansche Pennoen, de stralende verschijning van Pol de Mont, enkele tijdschriften als De Vlaamsche Vlagge, de Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, waren eenige der voorbereidende verschijnselen (die ik dadelijk volledigen zal)Ga naar margenoot(123); indien ik even bij de pennetwist met M. Rooses stilhield, dan is het omdat Rooses' ideeën toen de pasmunt der meest verspreide aesthetische opvatting waren en in Van Langendonck's verdediging de kiemen lagen van de reactionnaireGa naar margenoot(124) gedachten dieGa naar margenoot(125) met een ongemeene felheid gingen losbreken.
Ga naar margenoot[126] Stellen wij ons eenige Vlaamsche jongelingen vóor, levend te Brussel of Antwerpen in dien tijd van sterke economische emancipatie, levend in een sfeer die aan de ouderen onbekend was, die getuigen waren van de schemering van het Parnassisme en begeerig wachtten op een nieuwen ochtend.Ga naar margenoot(127) De jongsten onder hen gingen naar de twintig en zij waren in die za- | |
[pagina 253]
| |
lige levensjaren waarin men met gretigheid
'k heb u inGa naar margenoot(144) smert gebaard en toch ontvangen, met dubbele vreugde, u aan mijn levensgloed verwarmd, als telgjes nóg zoo blij begroet. Hoe wranger pijn den moederschoot mocht prangen... Er was een andereGa naar margenoot(145) die reeds een tijdschrift op zijn geweten had. Dat was Vermeylen. EnGa naar margenoot(146) van dat tijdschriftje dat de laatste vóorlooper was van V N S. moet ik hier wat zeggen.Ga naar margenoot(147) Op Zondag 29 September 1889 verscheen het 1e nummer van ‘Jong Vlaanderen’ dat onderGa naar margenoot(148) zijn titel twee kenspreuken droeg: ‘Een trachten naar het Schoone’, en ‘Jonc ende Stout’. De opstellers waren Huibert Langerock, | |
[pagina 254]
| |
Aug. Vermeylen en Lod. de Raet. De eerste van de drie namen zal aanGa naar margenoot(149) de meesten uwer niet veel zeggen. Ik hebGa naar margenoot(150) den man niet gekend,Ga naar margenoot(151) maar ik hebGa naar margenoot(152) hooren vertellen dat hij een zeer zonderlinge figuur was, vol talent,Ga naar margenoot(153) schrijver van een bekroonde novelle Betaalde Schulden en van een gek-plezierige roman Suzanne de Linières (.) hij had ietsGa naar margenoot(154) van een... Arthur Rimbaud, en was, zooals Vermeylen zegt, oneindig veel slimmer dan wij... eigenlijk een beetje té slimGa naar margenoot[155] Jong Vlaanderen was een heel prettig en leelijk ding, gedrukt op een schandelijk papierGa naar margenoot(156) en 't krioelde van drukfouten; maar er zat kruim in. VermeylenGa naar margenoot(157) die reeds veel wetenschap gezogen had aan wrange borsten, maar altijd bereid om te fuiven
Zekere Kees Droes werkte ook mede. Hij schreef klinkdichten, zooals het klinkdichtGa naar margenoot(160) van den Vedelaar, en dat van de Worsteneters.Ga naar margenoot(161) In het 9e nummer vind ik eenGa naar margenoot(162) grappig stukje van hemGa naar margenoot(163)Ga naar margenoot(164) en hij zal het mij niet kwalijk nemen wanneer ik die Ritornelle voor Roza nog eensGa naar margenoot(164b) als een aardigheid uit den hoek haalGa naar margenoot(165): Ontelbaar zijn de rythmen die 'k, beminde,
rond uwen naam met vromen eerbied weefde,
| |
[pagina 255]
| |
als rond een halm zich opdraait eene winde.
'k Heb dapper tegen woord en maat gevochten;
een rijke bloemenkrans van metaphoren,
o schoone mijn, heb ik voor u doorvlochten.
'k Heb menig hinkend rijm gebaard, en menig
gesuikerd vers, waarin ik wilde uw vormen
voor d'eeuwigheid doen gloren, reel en lenig.
Welk statistieker zou ze kunnen tellen
De wisjewasjes die ik voor u vijlde
rondeels, pantoens, sonnetten, villanellen?...
Om u te zeggen dat ge lief zijt Roza
bood ik U opgevulde maneschijnen
...Dat's heel goed maar nu mogen we elkander
wel minnen in proza, hé?
Ga naar margenoot(168) Het kranig studentenbladjeGa naar margenoot(169) maakte nogal ophef in de letterwereld; hetGa naar margenoot(170) wekte
| |
[pagina 256]
| |
landers voor het onaanzienlijk blaadje, verdween hetGa naar margenoot(173) met het 13e nummer, in maart 1890. Onze jonge vrienden, Van Langendonck, Vermeylen, Hegenscheidt en een vierde,Ga naar margenoot(174) een wetenschappelijke, die de beweging der hergeboorte in de litteratuur intiem medegeleefd heeft zonder aan letterkunde mede te doen, Dr. Schamelhout, kwamen dus regelmatig bijeen; nu eens bij Vermeylen die een zeer lange doch zeer smalle studiekamer bezat; maar daar werden zij nogal dikwijls gestoord, schijnt het, en toen gingen zij naar een herberg in de Handelstraat waar de baas,Ga naar margenoot(175) hen plaatste voor hetGa naar margenoot(176) benauwend dilemma:Ga naar margenoot(177) meerGa naar margenoot(178) verteer te maken, ofwel een grooter aantal vrienden mee te brengen. En zoo maar voort verhuizend kwamen ze ten leste te lande in het gezelschap ‘De Distel’ waar elke Zaterdag lezingen gehouden werden bij pot en pint.Ga naar margenoot(179) In die rederijkerskamer ontbrandde de eerste strijdGa naar margenoot(180) over de Nieuw Gidsers.Ga naar margenoot(181) De jongsten verdedigden er de verzen van Kloos en van Gorter, het proza van Van Eeden en Couperus.Ga naar margenoot(182) Het kostte heel wat moeite om de ouderen deze nieuwe richting
| |
[pagina 257]
| |
MeiGa naar margenoot(193) van buiten kenden en daarenboven waagden te spreken, met geestdriftGa naar margenoot(194), vanGa naar margenoot(195) boeken als Sagesse, of Les Fleurs du Mal! De jongeren lieten zich maar mededrijven door den stroom,Ga naar margenoot(196) en zich doortrekken van
| |
[pagina 258]
| |
onder de leiding van Albert Mockel werd la Wallonie gesticht, en dan kwamen La Renaissance, la Basoche, en la Pleiade, en les Jeunes en andere schriften en blaadjes, zóo geboren, zóo
De beweging der VNS-ers is ook hierdoor eigenaardig, dat zij vertrokken is van hetGa naar margenoot(230) meest omvattende eclectisme;Ga naar margenoot(231) al de Westersche kunstuitingenGa naar margenoot(232) werden opgeslorpt,Ga naar margenoot(232b) en menige onder hen zalGa naar margenoot(232c) ook welGa naar margenoot(232d) gezucht hebben van ‘La chair est triste hélas, et j'ai lu tous les livres’ en datGa naar margenoot(232e) het diezelfden waren die de meest specifiek-Vlaamsche kunst-eigenschappen gingen doen ontluiken! Vermeylen nu die zocht maar voort naar een tijdschrift. En het gebeurde dt hij kennis maak-
| |
[pagina 259]
| |
futurist... in 1890 en heeft een bijzonderen invloedGa naar margenoot(241) op het ontstaan van V.N.S.Ga naar margenoot(242)Ga naar margenoot(243) gehad enGa naar margenoot(244) ookGa naar margenoot(245) aan het tijdschrift medegewerkt als versierder. Hij ried Vermeylen aan iets geheel oorspronkelijks te wagen, een tegenvoeter van al de bestaande tijdchriften; 't mocht kosten wat het wilde, maar het moest in- en uitwendig mooi en goed zijn, een tijdschrift dat zou uitmunten als boekkunst en dat des te gemakkelijker afzet moest vindenGa naar margenoot(245b) daar het de deuren zou openzetten voor schilders en etsers lijk voor letterkundigenGa naar margenoot(245c)Ga naar margenoot(246). Er werd gezocht naar een doopnaam; er werd een oogenblik gedacht aan een fuif-achtigen titel zo iets gelijk Het laatsteGa naar margenoot(247) Bootje; maar men kwam tot ernstiger stemming. Er moest een naam gevonden worden, die treffend was, iets dat sloeg op de bestaande en de ontluikende kunst. Een
boek dat toen fel door het jong geslacht gelezen werd bracht hen op het spoor: Charles Morice La littérature de tout à l'heureGa naar margenoot(248). Daar verscheen dus, einde 1892, dat prospectus, een gewichtige pagina in de geschiedenis onzer litteratuur. Op gebied vanGa naar margenoot(249) kostbare typographieGa naar margenoot(250) van tijdschriften was men in Vlaanderen niet erg bedorven;Ga naar margenoot(251) zij warenGa naar margenoot(252) niet aesthetischer uitgevoerd danGa naar margenoot(253) notarieele plakkaten. En daar werd een tijdschrift aangekondigd op eenGa naar margenoot(254) blad geel papier dat er uit zag als de omslag van een pakje karavaan-thee, versierd met een zonderling, rood, cabalistiek merk, grillig als een
| |
[pagina 260]
| |
Zuid-Nederland, eene uiting van het willen en denken der laatstgekomenen, - zonder aesthetische dogmata, zonder schoolstrekking, - een vrij voorhoede orgaan gewijd aan de kunst van Nu, nieuwsgierig naar de kunst-nog-in-wording, die van Straks, hier en in 't buitenland.’ Nu geloof ik niet dat ooit een tijdschrift van jonge menschen, dieGa naar margenoot(258) nochtans veel redenen hadden om fel-reactionnair te zijn, met minder omslag werd aangekondigd; het kon niet bondiger, niet bescheidener gezegdGa naar margenoot(259). Een staaltje van Vermeylensche beknoptheid.Ga naar margenoot(260) En men vraagt zich nog afGa naar margenoot(261) wat die van de oude school en ook het achtbaar lezend publiek zoo kregelig en hekelzuchtig maakte? Was het de naam? Aan dergelijke ellipsen was men niet erg gewend..., eenGa naar margenoot(262) drieste vermetelheidGa naar margenoot(263), een jongelingszonde, den titel van een tijdschrift saam te stellen uit een koppel bijwoorden! Een goed Vlaamsch tijdschrift moest immers een fatsoenlijken christelijken naam dragen, die men gerust op het litterair almanak kon aanteekenen naast die deftige titels zooals Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle, Vlaamsch en Vrij, het Belfort... namen waarin de laatste echo's klinken van het geraas der Brugsche Metten... Of waren het die verbindingsteekens in ‘de kunst-nog-in-wording’, die ongeoorloofdeGa naar margenoot(264) typographie van een nimmer vernomen uitdrukking? Of waren het de namen van de redactieleden, samen met die der medewerkers die het tijdschrift gingen versieren, en die ook een woordje mochten meepraten in de kunst-wereld: de Groux, Ensor,
Meunier, Mellery, van Gogh?... Het onderscheid tusschen vrijdenkend en catholiekGa naar margenoot(265)Ga naar margenoot(266) deist anarchist werd eens definitief op zij gezet. De uiterste tendenzen der kunst vloeiden hier saam, en dat was voor menigen flamingant
| |
[pagina 261]
| |
Hier moet ik een woord zeggen over de verhouding van V.N. Straksers tegenover Pol de Mont. De Mont werd niet medegevraagd... De Mont, de voorvechter,Ga naar margenoot(272) De Mont, de poëet laureaat! die het meest in Vlaanderen gewerkt had als groote intellectueele opstuwende kracht, die met overweldigende woordschittering gepleit had voor den vormGa naar margenoot(273) der dichtkunst, en voor l'art pour l'art, tegen den meest gezaghebbenden vertegenwoordiger der oude strekkingen... En toch was het zóo, hij zat niet mee aan de redactietafel. Voor de V.N. Straksers was hij tóch de oppositie. En de reden daarvan was vooreerst te zoeken in zijn kunst zelve; zijne onvermoeibare, gladde woordvirtuositeit wekte een zekere argwaan, zijn hyper-cultus van den vorm maakte wrevelig; er was bij hem té veel knapheid en er lag in zijn persoon iets... picaresque dat de V.N.S.-sersGa naar margenoot(274) niet ging. Dezen hadden zich, schoon nog jong, gelouterd in den cultus van dichters die meer diepte hadden dan oppervlakkige schittering, - Gezelle, VerlaineGa naar margenoot(275) - om slechts die twee te noemen, - en ze hadden een te groote behoefte aan diepte en eenvoud en oprechtheid, om zich te laten | |
[pagina 262]
| |
verbijsteren door het vuurwerk van De Mont.Ga naar margenoot(276) EnGa naar margenoot(277) daarbijGa naar margenoot(278) kwam nog iets an-
| |
[pagina 263]
| |
idee, - die mysterie is, en waarheid. Eenigen die groot zijn in geloof en liefde - ik denk aan zekere stukken uit Sagesse, zijn gestegen in dat soort geestelijk erethisme dat men bezieling heeft genoemd tot die hoogte waar ik en niet-ik samensmelten en waar de beelden zichzelf vormen, overeenstemmend, volledig, natuurlijk, niet meer door verstand alleen maar als 't ware door de primitiefste daad van 't geweten. Syn-
| |
[pagina 264]
| |
len begrijpen, herlezen deze bladzijden, zij zullenGa naar margenoot(313)Ga naar margenoot(314) zien dat VermeylenGa naar margenoot(315) zeer met V. Lieber verwant is en de grondideeën van den Wandelenden JoodGa naar margenoot(316) in het spiritueele avontuur van Lieber weervinden. Hegenscheidt
| |
[pagina 265]
| |
ten van VermeylenGa naar margenoot(319)Ga naar margenoot(320) die zooniet de leider,Ga naar margenoot(321) dan toch de meest
critisch-bewuste was van V.N.S. stonden hier op een keerpunt. Hij was leerling der Vrije Hoogeschool van Brussel,Ga naar margenoot(322) waar rond dien tijdGa naar margenoot(323) deGa naar margenoot(324) hevige strijd uitbrak rond de anarchistischeGa naar margenoot(325) levensbeschouwing waar Elysée ReclusGa naar margenoot(326) en Picard zulk een gewichtige rol in gespeeldGa naar margenoot(327) hebben. Reclus had eenen geweldigen invloed op de jonge intellectueelen; daarGa naar margenoot(328) enboven was VermeylenGa naar margenoot(329) van zijn jeugd af de vriend van Jacques Dwelshauwers, dieGa naar margenoot(330) schreef on-
| |
[pagina 266]
| |
had het tijdschrift ontmoet vooral in de wereld der schilders en mannen als Baseleer, Van Rysselberghe, Lemmen zijn even zoo goed V.N en Straksers als Hegenscheidt of de Bom. Ook de Nieuwe-Gidsers waren er zeer mee ingenomen; Vermeylen was naar Holland gegaan en had erGa naar margenoot(349) een sympathieke impressie gemaaktGa naar margenoot(350) o.a. bijGa naar margenoot(351)Ga naar margenoot(352) Thorn Prikker die daar in zijn brieven van vertelt. Het is echter een verschijnsel dat met eentonigen slag weerkeert dat, wie den moed bezit om nieuwe kunstformulen te zoeken, individu of kunstgreep, met smaad en hekelspot ontvangen wordt. Wat Wagner of Rodin, Manet en Mallarmé ontmoet hadden viel ook ten deel, ruimschoots, aan V N S. Zóo schreef Etha Fles: ‘Hier hebben wij te doen met een doodgeboren orgaan’, en ‘Daarom wàs de ontgoocheling zoo pijnlijk toen wij opmerkten dat deze nieuwe richting der jongeren geen stem maar een echo is, en beginsel noch gedachte heeft.’Ga naar margenoot(352b) De V N Straksers zullen zich weinig bekGa naar margenoot(353) ommerd hebben om de ontgoocheling van dezeGa naar margenoot(354) oude spinster.Ga naar margenoot(355) Ch. Boissevain, lang afbrekend artikel in Alg. Handelsblad Amsterdam. Van Deyssel die dat las moet gezegd hebben: B. breekt het af, 't zal wel heel goed zijn.Ga naar margenoot(356) Brutaler en scherper waren de aanvallen van zekereGa naar margenoot(357) hekelbladenGa naar margenoot(358) die het,Ga naar margenoot(359) behalve op zijn vrienden ookGa naar margenoot(360) gemunt had opGa naar margenoot(361) Emmanuel de Bom, den eenigen Antwerpenaar in de redactie, die zichzelfGa naar margenoot(362)Ga naar margenoot(363) ongenadig had gedissequeerd in het naakte prozaGa naar margenoot(364) van zijnGa naar margenoot(365) Blonde gedachten. De 2e reeks van V.N.S.Ga naar margenoot(366) gaat van '96 tot 1901. ‘Door meer bewustheid en nieuwe groepeeringGa naar margenoot(367) zegt het toogblad is in dit tijd-
| |
[pagina 267]
| |
machtigste aller herscheppingen van het leven staan vragen wij niet alleen de medewerking van al die wat doen willen voor onze letterkunde, maar rekenen nog op wie in Noord of Zuid zich onafhankelijk genoeg voelen om alle waarheid te aanvaarden en uit te spreken, van waar zij ook kome, en welke gevolgen zij ook hebben kan.’ Het litterair strevenGa naar margenoot(369) dat werd zonder omwegen gezegd, was hier dus veelGa naar margenoot(370) innigerGa naar margenoot(371) metGa naar margenoot(372) sociale strekkingen verbondenGa naar margenoot(373) De sociologieGa naar margenoot(374) kreeg plaats in het programma. Begrippen over aesthetiek, zedeleer, sociale economie werden omgekanteld; het was volgens de formule van Nietzsche, wiens invloed met dien van Stirner zeer merkbaar is, een omzetten der waarden die tot dan gang hadden.Ga naar margenoot(375) Wij zullen seffens onderzoeken wat daarvan overgebleven is. HierGa naar margenoot(376) vraag ik verlof om even te blijven staan bij het artikel waarmee het le nummer dier 2e reeks aanving, een studie die een geweldige impressie maakte, die werkte als een bomGa naar margenoot(377). Het was Vermeylen's Kritiek der Vlaamsche Beweging. Kritiek der Vlaamsche Beweging, 't klonk haast Kantiaansch!Ga naar margenoot(378) Een stem dieGa naar margenoot(379) sprak om de blikken trommels der flaminganten te bedaren. Ik wilde wel dat ditGa naar margenoot(380) opstel nog bij duizenden exemplarenGa naar margenoot(381) als propaganda-schrift uitgedeeld werd! het moet nog zooveel gelezen worden! Het nuttelooze gescherm der flaminganten met abstracties, hunneGa naar margenoot(382) fatale enGa naar margenoot(383) moeilijk te genezen manie om zinledige entiteiten voor werkelijkheden te houdenGa naar margenoot(384)Ga naar margenoot(385), om rassen-liefde in rassen-haat uit te schreeuwen, haat tegen Frankrijk, liefde voor 't ‘Groot Germanje’, schering en inslag van de meeste redevoeringen, het werd hunGa naar margenoot(386) raak in 't gezicht geslingerdGa naar margenoot(387). Nooit werden de wonden van het Flamingantisme met volmaakter instrumenten en ook ze- | |
[pagina 268]
| |
kerder hand gepeild. Er was moed toe noodig om te beweren ‘dat wij sterk genoeg zijn om
alle werking van buiten te laten werken en ons al het echte tot vleesch en bloed te maken’ - deGa naar margenoot(388) beruchte theorie van den Chineeschen muurGa naar margenoot(389) waar geduchte bressen in gemokerd werden - hoe menige Breydels-zoon dieGa naar margenoot(390) van ‘verbolgenheid’ zijne manen moet geschud heb-
| |
[pagina 269]
| |
den ueber-Vlaming kwamen de jongeren nu in grooter aantal bijeen om het zelfstandig geweten van den Vlaming te helpen wakker schudden. Niet alleen bleefGa naar margenoot(401) Emm. de Bom mede werken, die zijne Wrakken schreef, waarmee de romanGa naar margenoot(402) eene ongemeene psychologische diepte kreeg, maar er kwamen jongeren bij die om hun hooge gaven doorGa naar margenoot(403) de zeer kieskeurige redactie met open armenGa naar margenoot(404) in huis gehaald werden: daar hooren wij voor 't eerst de verzen vanGa naar margenoot(405) Karel van de Woestijne, later vergaard in het Vaderhuis; daar komtGa naar margenoot(406) Herman Teirlinck bij met zijnGa naar margenoot(407) eerste schetsen waarGa naar margenoot(408) hijGa naar margenoot(409) langs den mysterieuzen zelfkant van 't alledaagsche leven gaat. Er waren er andere, die ik niet allenGa naar margenoot(410) opsommen kanGa naar margenoot(411) Jac Mesnil en De Meyere, Toussaint en Dr. Sano en Dr. Schamelhout, het was een schoone schare; nooit was er in de Vlaamsche wereld een zoo humanistisch gezelschap gezien van letterkundigen, sociologen, geneesheren, philosofen en een spijtig gevoel bevangt ons wanneer wij dit tijdperk vergelijken met den dag van heden.Ga naar margenoot(412)Ga naar margenoot(413)
Ga naar margenoot[414] Langs die nieuwe baan der Vlaamsche litteratuur zou ik willen halt maken bijGa naar margenoot(415) enkele mijlpalen die ik noemen zal critiek, romantisch proza, lyrische poëzie en drama. Dat was vooreerst de Kritiek der Vlaamsche Beweging en het vervolg Vlaamsche en Europeesche beschaving, de twee groote pogingen om aan de Vlamingen te leeren hun eigen wereld te verwezenlijken; het geweten van eene Vlaamsche collectiviteit werd er doortastend begrepen en uitgedrukt; van denzelfden vóorman verschenen ook wel enkele opstellen die de ironische zijde zijn van V N S en waarvan ik seffens een woord zeggen zal; daar was de lyrieke critiek van Hugo Verriest, die van Hegenscheidt, | |
[pagina 270]
| |
en ook een enkele maal die van George Dwelshauwers of Karl Federn, een critiek die zich niet meer schoolmeesterachtig beperkte bij lofprijzen of vermanen, niet meer omsprong met de ‘eeuwige kunstwetten’ die overigens om de vijftig jaar veranderen, maar die rechtstreeks zonder veel stylistische voorzorgen, tot de substantie van den artistGa naar margenoot(415b) doordrong en impressionistisch bleef, indien het mogelijk is haar deze etikette te geven. Bemerkenswaardig is in de critiek der V N S-ers dit afwijken van de objectiviteit, van de naturalistischeGa naar margenoot(416) critiekmethode, noteeren en registreeren enGa naar margenoot(417) verklaren van litteratuur-toestanden als vanGa naar margenoot(418) physieke verschijnselen; de V N S-ers hebben ons gewend aan het inwerken van den criticus met eigen hart en hersenen tégenGa naar margenoot(419) het besproken kunst-werk in. De invloed van den vreemde is hier onweersprekelijk; om er éen in Noord en Zuid te noemen wijs ik slechts op bijvoorbeeld Van Deyssel en Remy de Gourmont. De critiek mag geen verstijvend element zijn in de litteratuur; zij moet sidderenGa naar margenoot(420) en huiveren als de kunst zelf; het is met de V N S-ers dat wij er toe gekomen zijn het bezadigdGa naar margenoot(421)-vriendelijke, en het tergend-kalme en kwalijk-edele te haten, zooals wij in de litteratuur de nobele historische helden hebben leeren beschouwen lijk de wassen beelden van Madame Tussaud.
Ga naar margenoot[422] Op den 2en mijlpaal treffen wij een stoeren naam die vroegerGa naar margenoot(423)Ga naar margenoot(424) tusschen de medewerkers stond vanGa naar margenoot(425) Opdebeek'sGa naar margenoot(426) tijdschrift Vlaamsch en Vrij: Stijn Streuvels! De Bom die met Karel van de Woestijne hem 't eerst ontmoette won hem voor het tijdschrift Van Nu & Straks. In het 4e nummer verscheen de novelle Een Ongeluk en van toen af waren het slag op slag de schetsen die Ju- | |
[pagina 271]
| |
lius de PraetereGa naar margenoot(427) aanvankelijk in prachtdruk moest uitgeven, - maar dat kwam er niet van -Ga naar margenoot(428) en die dan later verzameld werden in dat gemoedelijk boeksken der Duimpjesuitgave, Lenteleven. Het waren die schetsen die nu in 't geheugen van elken lezenden Vlaming vast staan, Kerstavond, Slenteren, Op den dool, en wat later die epiek-groote Oogst waarmee het Zondagskind der Vl. letteren de ziel der Vlaamsche menschen van zijn tijd in hare pure naaktheidGa naar margenoot(429) vertoonde. Daar worden wij voor de eerste maal geweldig aangegrepen door iets elementaals, den geur van de beploegdeGa naar margenoot(430) aarde, het getik van een molen, het dwarrelen van de sneeuw op de Vlaamsche dorpen, geheel het leven van het zwijgend, zwaar-ademend land. Al de mogelijkheden van novelle en roman werden daar al met eens ontbloot, die hij zelf en de jongerenGa naar margenoot(431) zijn gaan omzetten in onvernietigbare realiteiten. De lyriekGa naar margenoot(432) brengt onsGa naar margenoot(432b) tot Prosper van Langendonck, een mijlpaal van graniet. In zijn Verzen, in zijne Beatrice wordt de menschGa naar margenoot(433) aangegrepen door den mensch, niet door den ‘dichter’, onmiddellijk, zonder weerstand, door een volle ruischende ziels-muziek, zoals in een stille kerk deGa naar margenoot(434) ziel met éen slagGa naar margenoot(435) wordt opgetildGa naar margenoot(435) als de bazuinen van het orgel hunne koperen kelen openzetten. Het waren zangen van uitzonderlijke blijde stemming geweest, waar hij in klare schoonheid gezongen had:Ga naar margenoot(436) Zomergoud smelt in den kroes der korenzee;
Ga naar margenoot[437] en later [van] hetGa naar margenoot(438) weenen van [een] kranke ziel
‘Stijgend langsheen Sint Goedelekerk’
| |
[pagina 272]
| |
O zwart gevaarte boven 't hoofd
zwaar hangend in de donkere lucht
wat heb ik in uw diepten al gesmacht,
gebeden en verzuchtGa naar margenoot(439)
Aan Van Langendonck wijdde HegenscheidtGa naar margenoot(440) een ontroerde studie, en wij betreuren alleen dat het ‘nieuwe tijdperk’ dat, volgens Hegenscheidt voor dezen grooten dichter geopend was, de vruchten niet mocht brengen die de vroegere bloesems beloofden...
Ga naar margenoot(441) En nu de vierde mijlpaal...Ga naar margenoot(442)Ga naar margenoot(443) dragend het bronzen masker van het drama; in '97 verscheen het eerste hoog Vlaamsch dramatisch werk sedert Rodenbach's GudrunGa naar margenoot(444). Het was Hegenscheidt's Starkadd. Geen toevallige tooneelkunst meer, geen werk artificieel aan de pen ontfutseld, maar als een noodzakelijkheid uit den schoot des dichters geboren, rijper in zijn geheel dan de reeds groote Gudrun, een echt stuk leven. Herinnert gij U dien brief van Hugo Verriest aan een bewonderaar van Starkadd? Verriest was niet geheel over Starkadd voldaan; de personen van het drama waren niet genoegzaam volworden, de gedaantenGa naar margenoot(445) te on-volteekend; hij had de impressie alsof Starkadd niet lang genoeg door den dichterGa naar margenoot(446) gedragen was, niet in volkomen rijpheid gebaard. Deze meening, louter subjectieve indruk zooals H. Verriest met nadruk zegde, werd door de meeste V N S-ers niet gedeeld.Ga naar margenoot(447)Ga naar margenoot(448) Van al de V N S-ers was Hegenscheidt ongetwijfeld de meest vaag-muzikale geest, sterk beïnvloed door Wagner, door Vincent d'Indy, zelf dóor en dóor muzikant;Ga naar margenoot(449)Ga naar margenoot(450) geen wonder dat Hegenscheidt zich liever liet medesleepen door ‘het geruisch van rythmus en verzengang’,Ga naar margenoot(451) enGa naar margenoot(452) het scherp omlijnen der karakters niet geheel in zijnGa naar margenoot(453)Ga naar margenoot(454) kun-
| |
[pagina 273]
| |
juichte: ‘Starkadd is volledig genoeg om in den hoogsten zin een ethisch uitstralingsvermogen op ons volk uit te oefenenGa naar margenoot(456). ‘En voorwaar indien het Vlaamsche volk aan gemeenschappelijk bewustzijn door zijne tooneeldichters winnen kan, dan moet Hegenscheidt, na Rodenbach, onder de felste wekkers van dit bewustzijn gerekend worden. Vermeylen noemde het ‘eene trouwe, volbloedige, eerlijke en gezonde schepping’; alles was er: rythmus, evenwicht, machtigeGa naar margenoot(457) beheersching van den stijl; en dan moet het ons welGa naar margenoot(458) even doen glimlachen als wij ons herinneren hoe Starkadd behandeld werd door de Vlaamsche Academie! Een der meest groteske episoden onzer hedendaagsche litteraire geschiedenis is aan Sarkadd verbonden. Dit noopt mij een woord te zeggen
| |
[pagina 274]
| |
den er in 't algemeen lager stonden’, - toen stond V N S op, om eens definitief te formuleren datGa naar margenoot(468) deGa naar margenoot(469) Vlaamsche Kunst genoeg had van al die middelmaats-philosophie (waarvan ze nooit gespeend was geweest!);Ga naar margenoot(470) het was echter de laatste maal niet dat de Academie zulke jammerlijke houding nam tegenover de jongeren. Een paar jaar later weigerde dezelfde Academie den tooneelprijs toe te kennen; wat des te ongehoorder was daar het eenGa naar margenoot(471) schoone gelegenheid was om Hegenscheidt's Starkadd met geestdrift (indien ze daar bekwaam toe was) te bekronen. Maar Starkadd kreeg wat die heeren noemden eene ‘letterkundige aanmoediging’, waarvoor de dichter overigens beleefd bedankte. V N S zei toen dat de Academiekers mannen waren die sinds lang niet meer meerekenen in de litteratuur, of nooit tot die litteratuur behoord hadden. Het was hun bedoeling
| |
[pagina 275]
| |
zij weten het, Mijnheer de Minister, en zij willen het ons niet zeggen! En nochtans, welk een eer zou van zulke definitie niet afstralen op, - welk een gouden hemel zou dat niet welven boven ons teergeliefd Belgenland!... Mijnheer de Minister, een vaderlandsche plicht gebiedt: zij moeten het zeggen! Toe, vraag het hun, dring aan, bid, smeek, beveel, maak desnoods gebruik van uw hooger gezag, en zoo dat alles niet baat, beloof hun eene “letterkundige aanmoediging” en dan zal misschien het orakel wel spreken!’ Die toon van luchtige ironie is geheel het stuk dóorgevoerd; ik heb het getoond als een glimp op deGa naar margenoot(475) het reinigingswerk van V N S., opGa naar margenoot(476) zijne spottende zijde. V N S was voor het eerst ‘met open vizier’ te keer gegaan tegen wat Vermeylen noemde het Vlaamsch Déroulédisme, hadGa naar margenoot(477) tot bedaren gebracht het tandengeknars derGa naar margenoot(478) brave Vlaamsche leeuwen enGa naar margenoot(479) het schimpen op het ‘wufte Zuiden’Ga naar margenoot(480)Ga naar margenoot(481)Ga naar margenoot(481b) wat nu een dwalende pijlGa naar margenoot(482) met versleten puntGa naar margenoot(483) isGa naar margenoot[484],
| |
[pagina 276]
| |
aantal kleinere groepeeringen ontstonden waarGa naar margenoot(499) de beste krachten gingenGa naar margenoot(500) ontluiken warop wij ons thans verhoovaardigen.
Ga naar margenoot(501) Van Nu & StraksGa naar margenoot(502) ging tot 1901. Een jaar later werd ‘Vlaanderen’ gesticht;Ga naar margenoot(503) doch hier staan wij weer op een keerpunt.Ga naar margenoot(504) Slechts twee namen wil ik nog onthouden van kunstenaars die uit V N S. gegroeid zijnGa naar margenoot(505)Ga naar margenoot(506) en sindsdien zichGa naar margenoot(507) tot de allerschoonste rijpheidGa naar margenoot(508) ontwikkeld hebben, Karel van de Woestijne en Herman Teirlinck;Ga naar margenoot(509) door henGa naar margenoot(510) zijn er op den stam onzer Vlaamsche litteratuur takken geënt die de wonderbaarste vruchten dragen;Ga naar margenoot(511) zij hebben ons werken geschonken van zulke spitse emotie-verfijning,Ga naar margenoot(512) waar de stijl zulke hooge perfectie bereikt dat wij deGa naar margenoot(513) vreemde letterenGa naar margenoot(514) om hare romanciers en essayisten niet meer moeten benijdenGa naar margenoot(515). Voor het wegsterven van V N S zal ik nu geen methaphysieke verklaring zoekenGa naar margenoot(516). Immers het verdwijnen van een tijdschrift isGa naar margenoot(517) meestal toe te schrijven aan redenen van niet zeer hoogen, maar zeer mensche-
| |
[pagina 277]
| |
danGa naar margenoot(524)Ga naar margenoot(525) te verdorren tot een oude coquette; ik denk hier aanGa naar margenoot(526) de halfdoctrinaire Mercure de France, eenmaal een voorhoedetijdschrift en nu een belangwekkend, burgerlijk informatieblad. Dat de draagkracht van een tijdschrift niet in rechtstreeksche verhouding is met zijne levensjaren is menigmaal in de litteratuur-geschiedenis gebleken. Ik herinner u de Tatler en de Spectator die, in 't begin der XVIIIe eeuw, samen 3 jaar en 8 maanden geleefd hebben en toch zijn het van de zonnigste dagen gebleven in de Engelsche litteratuur.Ga naar margenoot(527) De dagen van V N SGa naar margenoot(528)Ga naar margenoot(529) liggen nu als een stukjeGa naar margenoot(530) historie achter onsGa naar margenoot(531)Ga naar margenoot(532). Laat ons beproeven de beteekenis dier beweging te omvatten. Van een zuiver artistiek standpunt is het vooreerst al een heugelijk phenomeen geweest dat met V N S onze litteratuur in een geheel ongekende richting is beginnen te stevenen. Er was ontegensprekelijk, tot vlak bij het geslacht der tachtigersGa naar margenoot(533) op de uitzonderlijke figuren nà waarop ik uw aandacht gevestigd heb, iets benauwds in onze letterkunde.Ga naar margenoot(534)Ga naar margenoot(535) De voorloopersGa naar margenoot(536) werden niet vergeten:Ga naar margenoot(537)
| |
[pagina 278]
| |
minder ‘dichterlijk’, een proza dat minder ‘puik’ zou zijn; zij hebben zich verzet tegen al wat rhetoriaal was, kunstmatig, ónwaar. Menschen uit merg en been, sterk moderne scheppingen zijn in onze letterkunde geboren, die ons wat andere emoties gegeven hebben dan de edele lokken-schuddende jongelingen,Ga naar margenoot(541) de kwijnendeGa naar margenoot(542) smachtende jonkvrouwen der romantiek en de notarissen en ouwe vrijsters van het spiesburgerlijke tijdvak 1850-75. De novelle en de roman groeidenGa naar margenoot(543) in schoonheid met Streuvels, de Meyere, Vermeersch, Teirlinck, het essay en de critiek met Vermeylen, de Bom, V.d. Woestijne, het versGa naar margenoot(544) met Van Langendonck en al zijne jongeren, van Hegenscheidt tot De Clercq. Onze Vlaamsche letteren hebbenGa naar margenoot(545) eene europeesche beteekenis gekregenGa naar margenoot(546).
Daarenboven, en ditGa naar margenoot(547) dienen wij wel in ons hoofd te spijkerenGa naar margenoot[548], waren de V N S-ers bezield door de gedachte dat hunne beweging niet als eene artificieele fantazij op zich zelf mocht staan, dat zij diende vastgeschakeld te worden aan de traditie. Aan welke traditie? Aan de meest Vlaamsche oorspronkelijke kunst van Guido Gezelle, van Verriest, van Rodenbach. GeenGa naar margenoot(549) mecanisch vasthechten aan wat chronologisch rechtstreeks vóor hun tijd kwam, maar een reactionnair optreden tegen deGa naar margenoot(550) doorsneemiddelmatigheid vanGa naar margenoot(551)Ga naar margenoot(552) het onmiddelijk vóor hen levende litteratorengeslacht, enGa naar margenoot(553)Ga naar margenoot(554) den blik hooger richten en vaster naar de onverdorvenGa naar margenoot(555) kunst ‘van den liefderijkenGa naar margenoot(556) grijsaard met het onwankelbare hart wiens frissche bronnen heel het land omspoelden onder tintelend stralenspel.’Ga naar margenoot(557)
Ga naar margenoot[558] De werking van V NS heeft zich echter niet beperkt bij de litteratuur; er werd niet al- | |
[pagina 279]
| |
leen beoogdGa naar margenoot(559) het terugwinnen van het Vlaamsch voor de Kunst, maar ook het vernederlandschen van de wetenschap en van de samenleving; hier hebben de V N Straksers zich gedragen naar hunne theoriën. Vermeylen en zijne vrienden hebben beproefd eene maatschappelijke en ethische werking uit te oefenen; litterair en sociaal streven gingen samen, wat vooralGa naar margenoot(560) uiting gekregen heeft in de 2e reeks, en de diepe invloed van V N S is toe te schrijven aan dat doorploegen van nieuwe gedachten-velden te samen met kweeken van schoone bloemen. Bevreemdend klinkt het dan ook, wanneer men hoort beweren, zooals in een onlangs verschenen brochuur, dat ‘“l'Art pour l'art” de stilzwijgende kenspreuk zou geweest zijn die van hoofd tot hoofd liep’, dat ‘alle andere bekommernissen buiten gesloten bleven’, dat ‘het beperkt-literair karakter de woestijn rond de litteratuur gebaard heeft’?... Wanneer de bedoelingen van de V N Straksers nochtansGa naar margenoot(561) zwart op wit geboekt staan en de zes jaargangen der 2e reeks ten volle bewijzen dat zij beproefd hebben geheel het verstandelijk leven te omvatten! De geschiedkundige critiek die nietGa naar margenoot(562)Ga naar margenoot(563) bijziendeGa naar margenoot(564) is màg die werking van V N S niet miskennen. Maar, er is toch een zekere waarheid in sommige beweringenGa naar margenoot(565) dier brochuur, waarGa naar margenoot(566)
er gezegd wordt dat de V N Straksers ‘vóor alles artisten wilden zijn’. Zij wildenGa naar margenoot(567)Ga naar margenoot(568) het niet zijn,Ga naar margenoot(569) zij wilden méer zijn, maar zij waren het. En de hooge ironie ligt juist hier: dat deGa naar margenoot(570) invloed der V N Straksers, tégen hunneGa naar margenoot(571) bedoelingen in, een geheel andere strooming gevolgd heeft en veel minder voelbaar gewor-
| |
[pagina 280]
| |
waarde behouden.Ga naar margenoot(575) Sociale draagkracht heeft hetGa naar margenoot(576) echter weinig of niet gehad; de socialeGa naar margenoot(577) bedoelingen hebben zich gecanaliseerd niet door Vermeylen die te veel litterator was, maar door mannen als Mac Leod en Lodewijk de Raet. V N S blijft toch hoofdzakelijk een letterkundig verschijnsel. Het heeft de Vlaamsche renaissance mede naar hare middaghoogte gevoerd, menige gedachten-opstanding vertolkt, allerhande wijsgeerige begrippen voor het volk uitgewisseld,Ga naar margenoot(578) reactief ingeGa naar margenoot(579) werkt tegen de verdufte aesthetiek van moedwillige pruiken; en daarom heeft het in het Vlaamsche leven een onloochenbare beteekenis en verdienen zijne vóormannenGa naar margenoot(580) de bewonderingGa naar margenoot(581)Ga naar margenoot(582) der nakomelingen; maar het rijk van de kunst ligt elders,Ga naar margenoot(583) en zij hebben recht op meer dan bewondering, op onze liefde, omdat zij ons gevoerd hebben naar een hoogtijd waar zij de diepste uiting gaven van hun wonderbare jeugd. Sommigen hunner zullen wellicht glimlachen om de paradoxen van hunneGa naar margenoot(584) vlegeljaren maar niet om hunne geestdriftGa naar margenoot(585) waaraan wij nog een fraai exempel kunnen nemen! Hun collectieve beweging behoort tot het verleden;Ga naar margenoot(586) de mannen die ze stichtten zijn gegroeid tot heel bewuste zelfstandige figuren, en indien hun groepeering vernietigd is dan is het wijl hun gedachten zelf ze noodzakelijk tot die omschakeling gevoerd hebben. Het besluit van elke beweging is het vormen van individus enGa naar margenoot(587) bedoelingen hebben slechts waardeGa naar margenoot(588) als ze zich omzetten in scheppingen. VanGa naar margenoot(589) beide standpunten bekeken zien wij dat V N S tot nuGa naar margenoot(590) zijne resultanten recht voortgetrokken heeft, en wat er straks van worden zal, datGa naar margenoot(591) moeten wij maar overlaten aan de wispelturigheid des tijds... 29.1.1914. |
|