Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde (nieuwe reeks). Jaargang 1971
(1972)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 358]
| |
De Middeleeuwse oorkondentaal te Oudenaarde.
| |
[pagina 359]
| |
Dit is een verklaring, maar geen excuus, en ik besef dat ook een verklaring niet volstaat om een tekst van ‘smetten’ te zuiveren. Het spreekt vanzelf dat niemand anders dan ikzelf verantwoordelijk is en noch de de Akademie noch de drukker enige schuld treft. De regels 27 vlgg., blz. 321 tot en met regel 7, blz. 322 moeten door de volgende lezing worden vervangen: De mogelijkheid dat de middeleeuwse grafieën u op een open [y]-klank kunnen wijzen moet ook niet geheel worden afgewezen. Een uitspraak [yT.zi.] (= euzie), [vyT.gυ.] (= vogel) kan in een deel van Zuid-Oost-Vlaanderen, Oudenaarde inkluis, oud zijn. We zouden dan te maken hebben met een klankkleur die zowel met het teken u als met het teken ue kon worden weergegeven. Op het feit dat we aan de middeleeuwse tekens niet zonder meer de nieuwnederlandse klankwaarde mogen toekennen heeft Van Haeringen4 gewezen, die onze uitspraak van het middelnederlands bestempelt als soms getuigend van een ‘verwonderlijk gemakkelijk contemporanisme’. Ik zou deze zienswijze ook voor de tekens u en ue (voor nnl. eu en uu vóór r: zuur e.d.) willen laten gelden en ue, resp. u(u) vóór r in de middeleeuwen niet geheel gelijk stellen met onze nnl. [ø]. Denkbaar is: een sterk gesloten lokale schakering van de eu, afwijkend van de nnl. [ø]-kleur. Dat zou ook de spelling u(= /eu/) en ue naast u(u) (= /uu/ vóór r) kunnen verklaren. Ook te Oudenaarde komt ue als aanduiding van /uu/ vóór r geregeld voor1, terwijl we vrij laat, ab 1472, vele grafieën mullen, mulen, Hurene aantreffen voor een vokaal die stelling eu was2. Ik zou dan ook niet aarzelen, om de mening van Van Helten3 en Jacobs4 tot de mijne te maken, nl. dat de grafie u in bepaalde gevallen ook een [ø] moet aanduiden of een vokaal met [ø]-kleur, maar die enigszins nuanceren tot: plaatselijk een vokaal liggend tussen [y] en [ø]. De rest van de paragraaf kan behouden blijven, met dien verstande dat sub 2 niet bedoeld is, dat het teken u in open syllabe te Oudenaarde steeds [ø⊥]-waarde had, wel dat het die waarde onder omstandigheden kon weergeven. In een paar gevallen ben ik van een verkeerde etymologie uitgegaan. Aldus voor gheblect: gheblecte wulle, blz. 270, r. 17, dat t.a.p. fungeert als een voorbeeld van enkele e-spelling voor ê. Ik heb daarbij gedacht aan bleken, maar het staat buiten kijf, dat we hier te maken hebben met het v.d. van het ww. blecken, blicken ‘glanzig maken’: zie M.W., I, 1300. | |
[pagina 360]
| |
Naar aanleiding van de boul(h) aersche wech te Nukerke, blz. 392-393, heb ik geschreven dat we daarbij gerust aan een Boenlare mochten denken, misschien wel Over-of Nederboelare bij Geraardsbergen of boenlaer onder Petegem. Dat was een vergissing: te Nukerke bestaat die weg nog en heet er de Boelaardstraat. De naam herinnert aan een nog steeds bestaand, in de volksmond nog steeds bekend en aangrenzend stuk land: Den Boelaart, welke naam zelf teruggaat op een persoonsnaam. De Veil Rentier d'Audenarde (± 1275) vermeldt, fo 18ro, de weg als ‘une voie’, tegelijk met de namen van de cijnsplichtigen en de ligging van de percelen. Een van die perselen grenst aan ‘le tere renier boullart’, wat de oorsprong van de wegnaam duidelijk maakt. Deze persoonsnaam zelf kan natuurlijk teruggaan op een van de plaatsnamen Boenlaer(e). Een leesfout van mij was inderdaad zuertsagher, blz. 511: 1353 grielle zuertsaghers dochter, voor zuertfaghers dochter. Ik heb de plaats nog eens gekontroleerd en ik moet toegeven dat we wel degelijk f en niet s moeten lezenGa naar voetnoot(1). En in plaats van donccasen, blz. 544, zullen we wel douccasen moeten aannemen. Op blz. 246, r. 5-6, is een fonetisch teken ongekorrigeerd gebleven. De bewuste plaats moet als volgt worden gelezen: de vorm met [Λ] zit zelfs nog beoosten de Schelde. Er staat verkeerdelijk [υ]. Anghereel (blz. 595) is niet Anseroeul, arr. Doornik, maar de heerlijkheid Angerelles. Drukfouten die de lezer gemakkelijk en spontaan zal korrigeren kunnen hier onbesproken blijven. Tot slot enkele aanvullingen die ook voor vakgenoten nuttig kunnen zijn. Bij de grafie tickelen, blz. 553, i.p.v. en naast tichelen ‘tegels’, heb ik opgemerkt dat ze waarschijnlijk een spelfout was. Ik heb nu meer voorbeelden, al stammen die uit het begin van de 16de eeuw. Na 1500 vind ik het woord tickeldeckers in de rekeningen van het hospitaal. Zo bv. 1502-1503, fo 24 ro en vo. Er zijn ook latere vindplaatsen. Merkwaardig is, ao 1504, de vorm te samel ijc lb (rekening van het hospitaal) voor te samen. Ik zie er een geval in van dissimilatie van n tot l, wat een vermelding verdient onder § 113, sub 7 (blz. 525) van mijn boek. Die dissimilatie kan bevorderd zijn door het ww. (ver)samelen (naast mnl. (ver)samenen), maar zeker is dat niet. Het M.W., VII, | |
[pagina 361]
| |
123, vermeldt samel als een verkeerde lezing of drukfout voor samen en verwijst naar dit woord. T.a.p. 124, lezen we dan een excerpt uit Bed.d.M. 1144, d.i. de uitgegeven bron bekend als: Hier begint die bedudenisse vander heiliger missen, geschreven ca. 1460 en bekend als Zuidhollands: zie Bouwstoffen, 62, waar ook gezegd is dat er aangehaald wordt ‘uit de tweede hand, naar Oudemans, Bijdrage tot een Middelen Oudnederlandsch Woordenboek (Arnhem, 1870 vlgg.); een enkele maal ook naar Oudemans in De Taalgids, dl. 2 (1860). Het bewuste excerpt luidt: ‘Den paes gheeft manlijc anderen, omdat si te samel (l. samen) wandelen in ghenaden ende in vreden’. (M.W. VII, 124). Kan de Oudenaardse vindplaats er ons toe aanzetten om de lezing van Oudemans niet langer te wraken? |
|