Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament
(1700)–Anoniem Veelderhande schriftuirlijcke liedekens gemaekt uyt het Oude ende Nieuwe Testament– AuteursrechtvrijOp de wijse: Als 't begint.
GEloove, hope, liefde groot,
Blijven na Schrifts oorkonden,
Maer door gebreecken, vind' ick my bloot,
| |
[pagina 89]
| |
Dat moet ick Godt vermonden,
met alle die fijn
Gesont in het gelove, en lijdtsaem zijn.
2. Met Daniel biechte ick my,
En bekenne mijn sonden,
O Godt wilt my behouden vry,
Door Christum t'allen stonden,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
3. Godt my met gerechtigheyt kleyt,
Op dat ick niet verwesen
Zy, met den knecht die sonder bescheyt
Quam ter maeltijt gepresen,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
4. Voor ongeloove, my bewaert,
En eygen wijsheyt schadig,
met uwen Geest laet my gepaert,
Om u te volgen weldadig,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
5. Met die haer stooten aen het woordt,
Laet my niet zijn bevonden,
Dat ick uw' deugden met accoort
Verkongig 't allen stonden,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
6. Behout my Godt by uw' Outaer,
In 't huys uws Uytverkoren,
Dat ick niet wijck van u woordt klaer,
Maer tot 't geloove behoore,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
7. Och Godt! geeft my een hope reyn,
En een deuchdelijck leven,
Dat wert van u beloont certeyn,
Die haer tot u begeven,
Met alle die fijn
| |
[pagina 90]
| |
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
Pause.
8. Stort in my Godt u liefde goet,
Door uwen Geest gepresen,
Als dan sal my de hope soet
Niet beschaemt laten wesen,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
9. Laet my niet truiren sonder voorspoet
Met den Godtlosen volcke,
Die geen hope en hebben vroet,
T'openbaren in de wolcke,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
10. U lief hebben uyt all' mijn kracht,
Godt gy eenige Heere
Sterckt my, dat ick dach ende nacht
U alleen dien' en eere,
Met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
11. Brandende liefde met der daedt
Laet elck een van my sporen,
Als die uyt 't onverganck'lijck zaedt
Wederom ben geboren,
Met all die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
12. De liefd' den naesten geen quaedt doet
maer vervult Wet en Propheten,
Alle die u lief hebben vroet,
Openbaert gy uw' secreten,
met alle die fijn
Gesont in het geloove, en lijdtsaem zijn.
13. Godt schept in my een Herte reyn,
Laet uw' Geest by my blijven,
Dat geloove, hope certeyn,
En liefd' in my beklijven,
Met alle die fijn
Gesondt in het geloove, en lijdtsaem zijn.
|
|