Veelderhande liedekens, gemaect uut den Ouden ende Nieuwen Testamente
(1582)–Anoniem Veelderhande liedekens– AuteursrechtvrijC Na de wijse: Cest vngne dure partie.
GHy roemende wijse, wat hebt ghy doch
Dat niet ontfangen is vant godlijc graen?
En ist ontfangen, wat beroemt ghy noch
Ghelijck oft ghy dat niet en hadt ontfaen
Laet sulck ydel beroemen staen
Ghedaen moet God lof wesen
Die van alle wijsheyt alleen dient ghepresen
By desen, wie roemt soot Godt best greyt
En loon verbeyt
Die sal hem roemen zijnder swacheyt.
Ga naar margenoot* Idel zijn der wijsen ghedachten al
Gheen menschen en dient dies ghegheuen prijs
Want Ga naar margenoot† God (van wien elc loon verwachten sal)
Begrijpt de wijse in haer cloeck aduijs
Ga naar margenoot‡Wee dan die zijn by haer seluen wijs
Houdende haer voor verstandich
Want de wijsheyt der wijsen sal Godt maken schandich
En tverstant der verstandigen al
Groot ende smal
Als ydelheyt hy verwerpen sal.
Ga naar margenoot*Waer zijn de wijse schriftgheleerde vroet
Waer zijn sWerelts ondersoeckers naect?
En heeft God nz (Ga naar margenoot† voor wient al buygen moet)
De wijsheyt des Werelts sot ghemaect?
Niemant wt hem seluen wijsheyt smaect
Slaet dies van v tberommen
Ga naar margenoot‡Want alle perfecte gauen van bouen commen
Wie leeft, die heeft des wijsheyts lot
Verstaet dit slot
Swerelts wijsheyt, Ga naar margenoot* is sotheyt voor Godt.
Ga naar margenoot† Nae dat de Werelt in haer wijsheyt hier
Godt in zijn wijsheyt, niet heeft bekent
So beliefdet Godt na zijn wijs bestier
Te schencken salicheyt excellent
Door sotte Predicatie ient
| |
[Folio 103r]
| |
Al die daer aen gheloouen
Want de Ga naar margenoot‡ Joden die eysschen teeckens van bouen
Maer Griecken coen, in elck saysoen
Nae haer beuroen
Soecken des wijsheyts opinioen.
Maer Ga naar margenoot* den ghecruysten Christum preken wy
Den Ga naar margenoot† Joden een arghernisse groot
Den Griecken een sotheyt, maer ver en by
Gheroepen Joden en Griecken minioot
Preken wy Christum openbaer bloot
Gods macht ende wijshede
Want Gods sotheyt is bouen tsmenschen wijse zede
Oock mede Gods swacheyt deuijn
In elck termijn
Is veel stercker dan de menschen zijn.
Aensiet dijn roep lieue broeders vermaert
Niet Ga naar margenoot‡ veel wijse na den vleessche expeert
Niet veel machtige, noch van edel aert
En zijnder gheroepen noch begheert
Maer dat ter Werelt sot is, en onweert
Verkiest Godt na tbetamen
Op dat hy alle de wijse soude beschamen
Op de crancke in sWerelts perck
Neemt Godt oock merk
Om beschamen alle die zijn sterck.
Ga naar margenoot* De onedele ter Werelt versmaet
En datter is wt hem seluen niet
Heeft Godt vercoren door zijn wijsen Raet
Om te niet te doen, dat wil zijn yet
Op dat gheen vleesch na Paulus bediet
Voor hem roeme voorspoedich
Maer die ontfaen heeft van Gods gauen oueruloedich
Ootmoedig te zijn eenpaer
Dient hy voorwaer
Danckende Godt van zijn gaue eerbaer.
Princelijcke Broeders Ga naar margenoot† ommegekeert
V declineert, altijts soot behoort
Want Ga naar margenoot‡ Christus Jesus thooft gheexalteert
Is ons ghemaect van tgodlijck accoort
| |
[Folio 103v]
| |
Tot wijsheyt, gherechticheyt ende voort
Tot heylicheyt verheuen
Op Ga naar margenoot† dat gelijc als daer staet naectelijc geschreuen
Wie hem beroemt, in swerelts pleyn
Voor groot oft cleyn
Sal hem beroemen vanden Heere alleyn.
|
|