Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 5
(1901)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| |
Inleiding tot de Lessen voor Ziekenverpleging aan de burgerlijke Gasthuizen, te AntwerpenDe tegenwoordige Vlaming stelt zijn
ideaal in de wedergeboorte der
grootheid van voorheen; hij wil
licht verspreiden, maar niet verbranden.
J. Mac Leod.
IN de droevige tijden van burgeroorlog en godsdienstige vervolging, waarvan men u een zoo somber tafereel heeft opgehangen, en waarbij zoovele edele pogingen tot onafhankelijk leven en denken door den Spaanschen verdrukker verpletterd werden, voor meer dan drie honderd jaar, bloeide toch aan ons stedelijk gasthuis een Vlaamsch wetenschappelijk onderwijs. Reeds lang bestond de school voor heelkundige studiën. Haar oorsprong, hare eerste ontwikkelingsjaren blijven voor ons met een sluier bedekt; toch staat het vast dat gedurende de geheele zestiende eeuw de meeste heelmeesters uit Brabant, Antwerpen en Zeeland, aan de school, hier ter stede, het onderwijs genoten hebben. De studie werd er op de wetenschappelijkste wijze beoefend, met de keurigste boeken van Vesalius en zijne leerlingen als leiddraad, onder toezicht der meest ervaren leeraars. En niet alleen ten behoeve van de heelkundigen werden de lessen van anatomie gegeven, ook voor de kunstschilders en ‘alle andere die zig | |
[pagina 302]
| |
in de wetenschap zouden willen exerceren’ werd de navorsching op het lijk, proefondervindelijk doorgedreven.Ga naar eind(1) Dat de omstandigheden waaronder deze leergangen gegeven werden, niet altijd gunstig waren, spreekt van zelf. Des te meer moet men bewonderen hoe regelmatig doorgewerkt werd en met welken zuiver wetenschappelijken geest de talrijke ‘praelectoren’ of ‘aan-leeraars’, den leerstoel veredelden. Van de allereersten is weinig tot ons gekomen. Nicolaus Buscoducensis die in 1521 moest vluchten voor godsdienstige vervolging, Jacob Saumaige, Jacobus Bording die ook vluchten moest en later hoogleeraar werd in Duitschland en in Denemarken (1541), Van Thuylt (1559), Melchior Staes (1568), Walraven van Berchem (1576-1578), David van Mauden (1576-1583), Lambert Tiletanus, zijn schitterende namen uit de XVIde eeuw. Onder hen verdient van Mauden een bijzondere melding voor zijn merkwaardig boek ‘Die Bedieninghe der Chirurgie’, een oorspronkelijk en verdienstelijk werk, vervaardigd in 1583, bij Plantijn. - 1583, Het jaar der Fransche Furie! Het jaar dat de Antwerpenaren, aangemoedigd door hunnen Burgemeester Marnix, en belegerd door den Hertog van Parma, reeds zoovele ontberingen te verduren hadden! In het boek van van Mauden, vinden wij een weerklank der gebeurtenissen zijner woelige omgeving: aangaande den aanslag door den Spanjaard Jauregui, den 18 Maart 1582, op den Prins van Oranje binnen onze muren gepleegd, geeft hij de ontleedkundige bijzonderheden die de wonde zoo gevaarlijk maakten. Zoo stelde de leeraar belang in het maatschappelijk leven, zonder daarom in de kalmte zijner studie gestoord te worden. Hij kende de grenzen zijner bevoegdheid en de voorwaarden om goed werk te leveren: twee en zestig jaar later werd zijn boek nog herdrukt te Amsterdam. | |
[pagina 303]
| |
In de XVIIde eeuw doceerden, onder andere: Benedictus Rutten (1586-1611), Lazarus Marquis, geneesheer van Rubens, (1611-1647), Willem Marcquis, de wijdvermaarde Boudewijns (1662-1681), en Jan Buyten. Martinus van Hille (1696-1706), die als geneesheer aan de vloot van Tromp zijne practische ervaring had uitgebreid, schreef zijne lessen met vragen en antwoorden in een boeiend boekje, ‘Tooneel der Chirurgie’, dat tweemaal uitgegeven werd en ons een denkbeeld geeft van de heelkunde van zijnen tijd en den aard van zijn onderwijs. Vilella, opvolger van van Hille, was nog werkzaam in 1726. Van de latere leeraars wordt minder gesproken. De lessen werden vrij onregelmatig gegeven, nu eens eenmaal in de week, dan driemaal, soms dagelijks, al naar gelang van den ijver der leeraars en de vlijt der leerlingen. Toen in 1786 de stadskas niet in staat was de leergangen te bekostigen, verbonden zich vijf menschlievende personen om gedurende tien jaar, zes honderd gulden jaarlijks bijeen te leggen. Het waren: ‘Jonr Simon Joseph Charles de Neuf d'Aische d'Hoogenlande, De school onderging eene herinrichting, waarbij twee leeraars regelmatig de lessen voortgaven in overeenkomst met de lessen voor vroedvrouwen die sinds 1777 in voege waren. J.H. Matthey en P.E. Kok, die later leeraar te Brussel werd, gaven ieder twee lessen wekelijks. De voorwaarden om zich aan het exaam van heelmeester te onderwerpen heb ik niet weergevonden. De leerlingen-vroedvrouwen moesten ten minste 130 | |
[pagina 304]
| |
lessen bijgewoond hebben; elke vroedvrouw moest alle zes jaar een nieuw exaam ondergaan. Het doel der school scheen niet volledig bereikt. Moeilijk was de taak der leeraars, zegt de geschiedschrijver, omdat de theorie niet voldoende door de praktijk gesteund werd, de lijken waarover beschikt kon worden niet talrijk genoeg waren, en de verpleegzusters, die het gasthuis als haar eigendom beschouwden, wantrouwig waren tegenover iedere nieuwigheid, hoe voordeelig die ook zijn kon.Ga naar eind(2) Onder het Fransch bewind werd de school vergroot en volledig verfranscht; zij kreeg een uitgebreid studiemateriaal, rijke verzamelingen van toestellen voor heelkunde, physica en scheikunde (12 fructidor, jaar XII = 30 VIII 1804.)Ga naar eind(3) De leergangen werden aldus verdeeld: In 1806 overleed Béguinet, en Sommé werd zijn opvolger. Leroy staakte weldra zijn leergangen. De leergang van Vanden Zande werd later ook door Van Merstraeten voortgezet. Op hem volgden Deponcel, Robert, Adelmann, Emeri, Rigouts; - Verbert, Van Haesendonck zoon, Hoeylaerts, Mathyssens, Stevens zijn leeraars van latere vorming. In 1823 werd het onderwijs opnieuw geheel vervlaamscht: ‘hetgeen in den bloei der school, niet het minste nadeel toebracht’, zegt de geschiedschrijver. Twee leeraars, die de taal | |
[pagina 305]
| |
niet machtig waren, kregen de toelating hunne lessen verder in het Fransch voor te dragen; deze lessen werden echter in het Nederlandsch herhaald door Segers en Stevens. Zoo konden jaarlijks vijftig tot zestig leerlingen hunne wetenschappelijke vorming te Antwerpen voltrekken, en de weerklank van dit onderwijs begunstigde de algemeene cultuur in onze stad. Na de jaren 1830 en 1831 werd de toestand moeilijker voor afzonderlijke faculteiten; de wet op het hooger onderwijs gaf haar den genadeslag in 1835. Zij moesten zich vervormen of verdwijnen. De heelmeesters waren nu niet meer de minderen, zij waren de gelijken geworden der geneesheeren, en de school van Antwerpen, om in hare vroegere zending te volharden, had zich opnieuw moeten wenden tot de nederige medewerkers in de ziekenbehandeling. Het stadsbestuur vond de uitgaven overbodig; het beheer der godshuizen had bijna nooitGa naar eind(4), dan met tegenzin, het onderwijs ondersteund, alhoewel voor de zieken geen betere waarborg kan bestaan dan de kritische bespreking hunner toestanden en de waakzame belangstelling van verantwoordelijke onderzoekers. Maar de leerstoel kan een gestadige hefboom worden tot hervorming en verbetering. Vrije kritiek, die op wetenschappelijke gegevens gesteund is, stoort voortdurend de rust der behoudsgezindheid. De onrechtstreeks verkregen winst en welvaart vergelden de tijdelijk verhoogde uitgaven niet klaarblijkend genoeg, althans niet in de oogen van het publiek, waarvan men het oordeel des te meer vreest, daar men zich de moeite niet gegeven heeft het behoorlijk voor te lichten door een wetenschappelijk onderwijs.
Het Fransche keizerrijk had onze beste en jongste levenskrachten uitgeput of weggemaaid, en lang bleef de verderfelijke invloed daarvan voortbestaan in de nieuwere geslachten. Zeer langzaam veropenbaarde zich dan ook de ontwaking. De dage- | |
[pagina 306]
| |
raad is eindelijk gekomen: eene wedergeboorte van Letteren en Wetenschappen is ontstaan. Een nationaal hooger onderwijs zal tot stand komen. De leergangen, die gij volgen zult, zijn een stap verder naar uwe maatschappelijke ontvoogding en het ideaal van vrij te denken en met bewuste kennis van zaken te handelen. Gij zijt de bevoorrechten, onder velen, die trachten naar verheffing van hun geestesleven. Uw invloed zal dan ook veel uitgebreider zijn dan gij heden kunt vermoeden. .....................
Fritz Sano. |
|