Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 4(1900)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] De Lethe Log stuwt de Lethe hare loome baren, als onbewuste droomen, naast het veld van louter licht en vreê, waar alles meldt: Hier komt ge in 't Rijk der eeuwge rust gevaren. De schimmen, die onlijdlijk ommewaren, schonk zij vergetelheid, en zalig welt de bron van 't ware leven, en nu smelt de ziel in kalmte, nooit op aarde ervaren. Toch, als bij een, wien nog, in klaren dag, een droom kwelt, dien hij tracht en niet vermag te wekken, komt een wolk soms 't oog omzweven. - Vergeten deed de Lethe 't aardsche leven... Zij poogde... en toch niet gansch verdoofde zij den angst der zielen en haar noodgeschrei. [pagina 77] [p. 77] Het Dal Zie 't wijde dal, in zachte sluimering verzonken, omsluierd van het dikkend duister, - eindloos ver, geruischloos, lichtloos, als van d'avondwijn nog dronken. Ginds pinkt, verdooft, pinkt weer één pinkelende ster. ‘Pâle étoile du soir, messagère lointaine,’ zoo zingt ons zwellend hart den grooten zanger na; is 't mooglijk dat uw oog van reine ontroering weene, daar ik u, bevend, smeeke om liefde en om genâ? - hier, vóor 't geruischloos dal, waar al ons droomen treden, alwaar, met licht gelaai, de zomerzoelte speelt en wondre dingen wekt uit die verborgenheden, - als ongewisse glans, uit duisternis geteeld, als een verloren glimp van 't laatste zonnegloren, die nog, in vollen nacht, én klaarte én wisheid meldt, - als iets, dat eens verging, als ware 't nooit geboren, en, voor één enkelen stond, nog halvling bovenwelt... [pagina 78] [p. 78] O grievend zoet gevoel, - o wee en wellust tevens! genot van 't vol gemoed in matelooze pijn! O ongenoegzaamheid in 't eindloos zalig-zijn van wie zich mensch voelt in den hoogsten graad des levens en in geen menschlijk hart vindt liefde of wederschijn! O laat mij knielen, laat mijn eeuwge ziel gelooven in de eeuwge goedheid die uit gansch uw wezen straalt; stort hoop mij in het harte om nimmer te verdooven en kracht in wisheid door geen schemering bepaald. Dan klaart de duisternis, waarin ik machtloos strijde, 'k schud van mijn voet het stof der vreemde wegen af, en wat mij verder lokke, en wat ik verder lijde, rein is dat lijden dan.... - en Rust daalt over 't graf. Prosper Van Langendonck. Vorige Volgende