Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 3(1898)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] Weemoed Een zucht van diepen weemoed komt gestegen Uit al wat is en was en worden moet. In 't diepste van mijn ziel is hij gezegen En werkt verdervend op mijn sterk gemoed. Daar weemoed brengt die moedloosheid te wege Die zwachtelt allen kloeken wil en moed, En toorn en haat en liefde en al bewegen In een volzaalge kalmte ontaarden doet. En tóch... blijf immer om mij henen zweven O weemoed, weelde in liefde- en vreugdezang O bron van vrede en wonderlijke droomen! Want wat ook ware, zonder u, het leven?... Een wilde strijd vol haat en weegejank, Waarover nooit het zachte stil komt doomen. [pagina 188] [p. 188] De Heide Nu voel ik dat ik u sinds lang verbeidde, O heide! met uw zoelen meien-nacht... Daar uw volzaalge rust weer kalmde, o heide! Mijn gloeiend hoofd en rusteloos gedacht; En daar uw eenzaamheid mijn hart verblijdde, O heide! dat naar eenzaamheid zóó tracht, En uw oneindigheid mijn ziel verbreidde, Mijn eeuwge ziel, die naar 't oneindge smacht... Ik wist het niet... Ik werd door u verwacht, En haakte naar uw stil en innig leven; - Ik heb, vóór ik u kende, u diep bemind! En nu ge in mij de rust hebt weergebracht, En het oneindige in mijn ziel geschreven, Ben ik uw eeuwge minnaar en uw kind! Fernand Toussaint. Vorige Volgende