Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 3
(1898)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Bakunin en de Meiomwenteling in DresdenGa naar eind(1)Het is een ondankbare taak het minst twijfelachtige over Bakunin's deelneming aan de dresdener Meiomwenteling samen te lezen uit de elkaar dikwijls tegensprekende, onnauwkeurige en misvormde berichten van meestal reactionairen oorsprong; ondankbaar vooral om het feit dat Bakunin daarover wellicht meermalen geschreven heeft, wat mij echter even ontoegankelijk is als de stukken der Meiprocessen. Bakunin schreef op 7 April 1850 aan Reichel uit de vesting Königstein: ‘Ik schrijf mijn verdediging, een lang en oneindig langdurig werk. Gij weet dat ik ongaarne en moeielijk schrijf, maar 't zal toch spoedig klaar zijn.’Ga naar eind(2) In den zomer 1851 schreef hij op verzoek van keizer Nikolaas in de Peter- en Paulusvesting, waar hij in het Alexèi-ravelijn opgesloten was, een beschrijving zijner lotgevallen in het buitenland, ‘iets in den aard van Dichtung und Wahrheit. Mijn handelingen waren overigens zoo gekend dat ik niets had te verzwijgen.’ Zonder den naam van een anderen persoon te noemen ‘verhaalde ik aan Nikolaas met slechts eenige voorbehoudingen gansch mijn leven in het buitenland, met alle gedachten, indrukken, gevoelens, waarbij het niet ontbrak aan voor hem leerrijke bemerkingen over zijn uit- en inwendige politiek.’Ga naar eind(3) | |
[pagina 6]
| |
Hij schreef aan A. Herzen den 8 December 1860: ‘Ik ben voornemens U een uitvoerig bericht mijner faits et gestes sedert ons laatst afscheid in de Avenue Marigny te zenden,’Ga naar eind(4) maar heeft het denkelijk niet gedaan. In de nekrologie van V.A. Zaicev in Obščee Dělo (Maart 1882) wordt gezegd: ‘Hij schreef de biographie van Bakunin, deels naar zijn dictaat, deels naar zijn verhalen, en onder zijn papieren moet zich een beschrijving van de dresdener omwenteling bevinden, van zijn gevangenneming, zijn gevangenschap in Oostenrijk, zijn opsluiting op den Spielberg (onjuist) en uitlevering aan Rusland en, het kan zijn, ook een beschrijving van zijn verdere lotgevallen in Rusland.’ Hierover heb ik niets naders kunnen vernemen. Twee of drie authentische bijdragen tot de geschiedenis van Bakunin in dien tijd zullen misschien eens uitkomen.
Een groote onzekerheid heerscht nog heden omtrent de Meibeweging, de uitwendige gebeurtenissen ter zijde gelaten. Na haar onderdrukking in Saksen, de Rijnstreken, de Palts en Baden, na de gevangennemingen in massa in Berlijn, Breslau, Praag, enz., zegevierde toch de reactie en, om zich te verdedigen, moesten de demokratische partijen vooral de zelfstandigheid en de afzonderlijke stelling van iedere plaatselijke beweging bewijzen. De kerkerstraffen duurden in Saksen tot in 1861, het voorloopig arrest duurde zelfs in een geval acht jaar en halfGa naar eind(5) en weldra na de amnistiën begon de nieuwe duitsche beweging die zooveel Jaar-achtenveertigers met de eenheid zonder de vrijheid verzoende. Velen stierven in ballingschap, als Tzschirner, d'Ester en Todt; anderen zwegen sindsdien, als Heubner en Graaf O. Reichenbach; anderen, als Richard Wagner en Gottfried Semper, gingen gansch andere wegen. Gedenkschriften zullen misschien | |
[pagina 7]
| |
eens aan het licht komen; intusschen wordt dit door de algemeene reactie niet aangemoedigd. Zonder te zeer te dwalen en te oordeelen naar de brieven van Bakunin, die er het openlijkst over spreekt, kan men over 't algemeen zeggen dat de nederlagen der demokratie in Weenen (October 1848), in Berlijn (November), de hongaarsche omwenteling, de dreigende russische inval, dat dit alles, gedurende den winter 1848-49, overal waar de reactie nog niet alle leven had gedood als toenmaals in Weenen, de gedachte had moeten opwekken het naaste jaar, in 't voorjaar, krachtiger dan ooit de omwenteling te behartigen, zonder zich ditmaal, als in 1848, weder te laten foppen door de reactie en de vorsten wien men toen de macht in handen liet. Zoo hadde men eveneens de voordeelen der internationale samenwerking hoeven in te zien en de hongaarsche en italiaansche omwenteling de hand reiken in stede van zich tot genoegen der reactie voor Sleeswijk-Holstein te begeesteren en zich aldaar nutteloos op te offeren onder 't bevel harer generalen. Voor de vastberaden demokraten waren deze opvattingen zeker heel klaar en Bakunin handelde gansch in den zin van den ‘Oproep aan de Slaven’, wanneer hij deze bewegingen wilde doen samengaan met de hem nader bekende boheemsche en poolsche, alsook met de hongaarsche beweging. Het is volkomen zeker dat men in Köthen en Leipzig en later in Dresden nauwe betrekkingen had met Berlijn, Breslau en Praag, al waren in ieder stad slechts weinigen in de plannen ingewijd. Dezen trachtten dan een plaatselijke beweging te doen ontstaan, welke veel minder in 't oog liep en ook lichter was tot stand te brengen; menige kring, op welken men in elk geval kon rekenen, werd misschien in 't geheel niet op voorhand ingelicht. Een gansch andere vraag is die, of de gelijktijdige bewegingen in Rijnland,Ga naar eind(6) in Baden en in de Palts eenigen samenhang hadden met deze beweging welke van Saksen uitging. Ik heb mij | |
[pagina 8]
| |
om deze vraag niet bekommerd, daar vóor alles vaststaat, dat Bakunin er geen betrekkingen had: ten minste is niet de geringste aanduiding hierover aan 't licht gekomen en er bestond toenmaals toch niets, waarvan hem de reactie niet beschuldigde. Zijn blik was naar het Oosten gericht; Pruisen, Saksen, Bohemen, Hongarië zag hij als machtige hulp en ruggesteun der poolsche omwenteling die tegen Rusland gericht was: zegevierden de landen waar de reactie het sterkst woedde, dan boden West- en Noord-Duitschland geen zwarigheid. Het is even weinig opgehelderd in hoeverre de regeeringen de te rassche losbarsting der bewegingen uitlokten. De oostenrijksche regeering maakte einde April militaire voorbereidingen in Noord-Bohemen. Volgens den saksischen minister Graaf van BeustGa naar eind(7) had de koning van Pruisen in April den koning van Saksen uitgenoodigd de grondwet niet te erkennen en in geval van onlusten militaire hulp toegezegd. Beust zond naar Berlijn en drong aan op onmiddellijke bereiding tot den tocht. Het leger ging naar Dresden ‘na door een beproefden oudgediende reeds langen tijd bewerkt te zijn in geval van een strijd in de straten.’Ga naar eind(8) Indien de grondwet door de revolutionaire partij gebruikt werd als onmiddellijke aanleiding tot den opstand, voor de reactie moest zij eveneens het voorwendsel zijn tot algemeene onderdrukking en haar weigering waarop het leger loerde, was een uitdaging tot de omwenteling. Bakunin schreef hierover in 1872Ga naar eind(9): ‘De reactie zegevierde in gansch Duitschland. Te laat besloot de revolutionaire partij een algemeenen opstand in 't voorjaar 1849 in te richten. In Mei stegen de laatste vlammen der uitgedoofde omwenteling in Saksen, de beiersche Palts en in Dresden op.’ ‘In 1849 - schreef hij in 1863 om zich tegen zekere aanvallen te verdedigenGa naar eind(10) - als keizer Nikolaas zich met Oostenrijk verbond, om den wettigen opstand der Hongaren te smoren, beproefde | |
[pagina 9]
| |
ik tegenover dit misdadige verbond het heilig verbond der volkeren te stellen en vooral de boheemsche Slaven met de duitsche demokraten te verzoenen. Mijne pogingen bleven niet volstrekt zonder gevolg. Duitschers en Slaven gaven elkander de hand voor een gelijktijdige en algemeene beweging, die wanneer zij geslaagd ware, Italië en Hongarië gered, Polen tot opstand gebracht en de omwenteling naar Rusland hadde gevoerd. Maar dat alles geschiedde te laat.’ Toen hij van plan was naar Praag te reizen, verraste hem de omwenteling in Dresden. ‘Rijn-Beieren en het groothertogdom Baden, die gelijktijdig met een deel van het koninkrijk Saksen en eenige pruisische steden tot opstand waren gebracht door een laatste poging der demokratische partij, waren opgestaan onder voorwendsel de besluiten der frankforter nationale vergadering te ondersteunen.’Ga naar eind(11) Dr Enno Sander schreef mij: ‘Alhoewel er een geheime bond bestond, wiens medeleden onvoorwaardelijke gehoorzaamheid hadden gezworen aan hunnen hoofdleider, die hun natuurlijk onbekend was, toch heb ik nooit iets van een werkelijke samenzwering vernomen, al nam ik zelf deel aan dezen bond. Er werden voorstellen gedaan die nooit tot uitvoering kwamen. Bakunin was als alle Slaven een groote en ijverige samenzweerder en zal zijn eigen kleine bezigheden hebben gehad, om zijn opwinding te voeden. Ik kan mij niet herinneren of zijn persoonlijke stemming (toenmaals in Köthen en Dessau) ooit anders dan hoopvol was; wij allen waren te dien tijd zoodanig opgewonden, dat enkel de onwerkzamen of niet opgewekten aan een eindelijk goeden uitslag twijfelden.’Ga naar eind(12) Deze verklaring schijnt mij de waarschijnlijkste; de wilskracht en de goede wil, en ook het optimisme der individuen is natuurlijk verschillend en Bakunin ijlde allen vooruit. Zoo was de beweging in de verschillende streken ongelijkmatig sterk ontwikkeld en uitte zich ook op gansch verschillende wijze. | |
[pagina 10]
| |
De reactie weet natuurlijk dit alles veel nauwkeuriger! en geeft den dag der uitbarsting der samenzwering aan, alleen wisselt deze van 10 tot 30 Mei! Vrijheer von Friesen, sedert 7 Mei saksische minister van binnenlandsche zaken, schrijft dat ‘naar het door hem (Bakunin) ontworpen plan op 10 Mei de omwenteling gelijktijdig in Praag, Dresden, Breslau en Berlijn uitbreken moest.’Ga naar eind(13) In de biographie van Beust door F.W. EbelingGa naar eind(14) staat integendeel: ‘Eerst tegen de tweede helft van Mei werd in Saksen het teeken tot den opstand verwacht.’ Zoo spreken zich gedenkschriften en biographen der onmiddellijk betrokken saksische ministers tegen, wien toch alle stukken ter beschikking stonden, om iets authentisch te vernemen, wanneer het bestaat.Ga naar eind(15) Bakunin is altijd het geheimvolle middenpunt; b.v.: ‘de veelgenoemde en bekende Bakunin verschijnt als het middenpunt van al deze bewegingen, waar alle draden samenloopen.’Ga naar eind(16)
Bakunin moet van Leipzig meermalen heimelijk naar Dresden gekomen zijn; Roeckel moet hem van Leipzig naar Dresden gebracht hebben en ten zijnent verborgen; ‘hij maakt Wagner met hem bekend, terwijl hij hem aan Wagner's gade (Minna Wagner) onder een vreemden naam voorstelt;’Ga naar eind(17) eenmaal woonde hij eenige dagen bij Roeckel, zooals deze zelf aangeeft.Ga naar eind(18) ‘In begin van Maart 1849 - heet het in een grootendeels betrouwbaar artikel over Bakunin's leven in de Urwählerzeitung Berlijn, 8 Augustus 1852 - verscheen Bakunin in Dresden en onder verschillende namen woonde hij hier heimelijk bij verscheidene zijner vrienden. Bakunin's naaste omgeving bestond toen uit het medelid der latere voorloopige regeering, den voortvluchtigen advocaat Tzschirner, kapelmeester Richard Wagner, de afgevaardigden Böttcher en Jäckel, alsook de Polen Heltman en Krzyžanowski.’ Een tijd lang woonde hij in den Kön. Menageriegarten in de | |
[pagina 11]
| |
Friedrichstadt bij de weduwe Naumann, wier zoon, cand. jur. J. Naumann verantwoordelijke redacteur der radicale Dresdner Zeitung was; het huis had geen verdiepen, lag afgezonderd en had vier toegangen, zoodat een gansche rei menschen er onopgemerkt konden samenkomen. Bakunin noemde zich ‘Dr Schwartz’; vele lieden, twintig of dertig personen zouden weken lang, in den laatsten tijd alle dagen, van drie of vier uren tot den avond, bij hem samengekomen zijn; Richard Wagner kwam er ook eenige malen.Ga naar eind(19) Deze woning beschrijft ook Frič, die Bakunin op 13 en 14 April aldaar ontmoette. Later woonde hij bij Roeckel, Friedrichstrasse, 29;Ga naar eind(20) een samenkomst bij dezen is in een roman uit dien tijd geschilderd, een boek dat ik overigens niet ken.Ga naar eind(21) Ten laatste moet hij bij den Pool Julius Andrzejewski gewoond hebben.Ga naar eind(22) Te Paschen reisden Waldeck, d'Ester, Lothar Bucher en Robert Reuter (die allen Bakunin in den vorigen zomer te Berlijn hadden gekend) naar Dresden, waar zij ook Bakunin in een wijnhuis aantroffen. Volgens hun verklaring was dit eene plezierreis; maar in het proces Waldeck wilde de procureur-generaal hun een strik spannen en beweerde dat het een complot was; zij werden vrij gesproken.Ga naar eind(23) Bakunin's kennismaking met Richard Wagner moet hier besproken worden; ongetwijfeld maakte hij op R. Wagner een beduidenden indruk; deze staat in zijne toenmalige schriften op een absoluut vrijzinnigen, eigenlijk anarchistischen bodem en Bakunin's brieven aan Herwegh toonen ons hoe klaar en scherp zich Bakunin reeds toen uitdrukte over de vernieling van het bestaande en de toekomende anarchie, wanneer hij tot hem naderstaande menschen sprak. Zoo zal hij ook tegenover Wagner - de politieke en nationale vragen van den dag ter zijde stellend, - zijne werkelijke inzichten uitgesproken hebben, misschien met | |
[pagina 12]
| |
eenige uitwijdingen over de muziek, en toen benaderde Wagner's standpunt tamelijk het zijne. Men zie het artikel Die Revolution in Roeckel's Volksblätter, dat Dinger met waarschijnlijkheid Wagner toeschrijftGa naar eind(24) en andere citaten uit Wagner's schriften.Ga naar eind(25) Met verrukking uitte Wagner zich tegenover prof. Dr Kietz over Bakunin: ‘Alles, alles zal te gronde gaan, niets zal meer blijven, heeft hij gezegd - slechts iets zal niet vergaan en overblijven - de Negende Symphonie.’Ga naar eind(26) Wagner noteerde zelfGa naar eind(27) in het ontwerp van Das Kunstwerk der Zukunft: ‘Bakunin's verklaring, dat hij op het toppunt van afkeer tegen onze beschaving gekomen, lust gevoeld heeft, musicus te worden.’ Niettegenstaande deze theoretische sympathie, is het geen tegenspraak dat Bakunin Wagner niet aanzag als een practischen revolutionair. Dinger haalde uit de processtukken van Wagner het volgende aan uit een verhoor van Bakunin op 19 September 1849: ‘In Dresden ben ik dikwijls samengekomen met de Polen (uitgewekenen uit Lithauen) Jaljiasz(?), Ardzrejkowicz (Andrzejkowicz)Ga naar eind(28), von Ghika (uit Wallachije), Ludwig Wittich, muziekdirecteur Roeckel, kapelmeester Wagner, de landdagsafgevaardigden Jäckel uit Leipzig en Böttcher uit Chemnitz. In Wagner heb ik dadelijk een fantast herkend en 'k heb mij nooit met hem verbonden om gezamenlijk te handelen, alhoewel ik met hem gesproken heb, ook dikwijls over politiek.’ (Geteekend: M. Bakunin.) In de laatste oogenblikken trachtte hij de Polen die in Dresden woonden voor de omwenteling te winnen; Stephan Born was er bij, toen hij op den dag der uitbarsting met hen sprak,Ga naar eind(29) vermoedelijk zonder gevolg?Ga naar eind(30)
Het is niet noodig de dresdener Meiomwenteling in haar bijzonderheden hier te verhalen. De weigering van den koning om de grondwet aan te nemen die door de frankforter vergadering | |
[pagina 13]
| |
was vastgesteld, de ontbinding der kamers op 30 April, het beschieten van het volk en van de burgerwacht door het leger op 3 Mei, dat alles voerde spoedig tot het bouwen van barricaden en tot de omwenteling. De saksische reactie, die zich de pruisische hulp verzekerd had, lokte de uitbarsting uit, om op welke wijze dan ook de wordende beweging te voorkomen. De innerlijke geschiedenis dezer dagen werd nooit geschreven, terwijl het niet ontbreekt aan uiterlijke, krijgskundig-beschrijvende of opper-vlakkig-reactionaire litteratuur.Ga naar eind(31) Van demokratische zijde zijn eigenlijk slechts beschrijvingen der latere vervolgingen en van het gevangenisleven voorhanden.Ga naar eind(32) Een heel beknopt overzicht der uiterlijke gebeurtenissen: 3 Mei. Bij het gerucht dat de Pruisen kwamen, ijlde het volk naar het tuighuis om zich te wapenen, het volk en de burgerwacht werden door het leger beschoten; de aanval op het tuighuis werd teruggeslagen; barricadenbouw in de stad. Nacht van 3 tot 4 Mei. De barricaden zijn zwak bezet. Nog geen inrichting. In de vroegte vluchtten de koning en al de ministers naar de vesting Königstein. Wapenstilstand tot 's namiddags. Tegen den middag verkiezing der voorloopige regeering door het comité van openbare veiligheid en de aanwezige kamerleden. Op 6 Mei in de vroegte, begin van den eersten strijd na veel pogingen tot bemiddeling, door de regeering ruw afgewezen. De revolutionairen hadden slechts een deel der oude stad met Alt en Neumarkt als middenpunt, terwijl het leger alle gebouwen tot aan de Elbe, de Brühl'sche Terrasse en de gansche nieuwe stad bezette. De richting van den strijd bestond van de zijde der revolutionairen in pogingen om de stellingen van het leger tusschen hen en de Elbe in te nemen, terwijl het leger de revolutionairen van weerskanten aanviel en trachtte te verdringen. Zoo gingen beiden gelijktijdig aanvallend en afwerend voor. De opera en andere gebouwen werden in brand gestoken om het leger uit | |
[pagina 14]
| |
zijn stelling aan de Elbe te verdrijven, wat toch mislukte; daarentegen werden de revolutionairen van weerszijden immer meer in 't nauw gebracht,Ga naar eind(33) tot zij eindelijk om niet ingesloten te worden van de ‘eenige nog vrije’ Freibergstrasse over de Dippoldiswalder Platz gebruik maakten voor hunnen terugtocht naar Freiberg. (Nacht van 8 tot 9 Mei.) Bakunin's werkzaamheid wordt niet alleen door de reactie die hem als een schrikspook gebruikte op een andere wijze afgeschilderd dan door de omwenteling, dit spreekt van zelf, maar onder de revolutionairen wisselen de verklaringen over de beteekenis zijner deelname elkaar af; ten deele wordt zij als zeer groot, ten deele als minder groot aangeteekend. Dit zal wel aan de verschillende standpunten liggen waarop ieder zich bevond om op te merken. ‘Gedurende de drie dagen onzer aanwezigheid (in Dresden) - schrijft mij Dr Enno Sander - hadden wij het dag en nacht zoo druk dat wij elkander (hij en Bakunin) slechts zelden zagen en dan waarschijnlijk geenen tijd hadden om van gedachten te wisselen.’ En vooral ontbreken de getuigenissen der meest betrokkenen, Heubner, Tzschirner e.a. ongelukkiglijk volkomen. Op 4 Mei om 12 uren 's namiddags werd de voorloopige regeering gekozen: kreisamtmann Otto Leonhard Heubner,Ga naar eind(34) advocaat Samuël Erdmann TzschirnerGa naar eind(35) en regeeringsraad Karl Todt.Ga naar eind(36) Onder dezen wordt Tzschirner aangeduid als hij die het dichtste bij Bakunin stond, terwijl Heubner aan de voorbereidingen bij Bakunin niet deelnamGa naar eind(37) en Todt wel heel verre stond. Bakunin's werkzaamheid in de drie eerste Meidagen blijft onbekend; zijn brief aan Roeckel schildert den toestand op 30 April (Dresden); intusschen vielen gebeurtenissen voor die hem zelfs het plan deden vormen van een reis naar Praag, wanneer op 3 Mei de dresdener beweging uitbrak.Ga naar eind(38) Op 4 Mei 's namiddags ontmoette Wagner Bakunin, wien hij zegde dat hij | |
[pagina 15]
| |
zelf naar het raadhuis ging en dat Bakunin daar moest komen. Iu de groote vergaderzaal, waar de voorloopige regeering gekozen werd, trof Wagner dan ook 's namiddags Bakunin aan.Ga naar eind(39) Van dan af tot den nacht van 8 tot 9 Mei was hij grootendeels in de zaal der voorloopige regeering, waar hij o.a. kaarten plattegronden van Saksen bestudeerde;Ga naar eind(40) met twee vrienden, waarschijnlijk Polen, zat hij in de expeditiekamer der voorloopige regeering en gaf bevelen en regelingen.Ga naar eind(41) Montbé schrijft (pp. 120-121): ‘De drijfveer van al deze geweldmaat-regelen was reeds toen Bakunin.’ Uit de onderzoeksstukken van het stedelijk gerechtshof in Dresden blijkt dat hij reeds op 4 Mei 's namiddags, na de verkiezing der voorloopige regeering, op het raadhuis werd gezien. Todt vermeldt echter in zijn ingezonden berichtGa naar eind(42) het optreden van Bakunin eerst op 5 Mei tegen den middag en zegt dat ‘zich te dien tijde een aantal onbekende personenGa naar eind(43) met den Rus Bakunin in de raadhuiszaal bevonden hebben, die, van de overige vergadering door een vuurscherm gescheiden, zich met geheimzinnige dingen bezighielden.’ (Sic.) Minister von Friesen verklaart:Ga naar eind(44) ‘Dadelijk na zijn aankomst nam Bakunin de eigenlijke leiding in handen en beheerschte den opstand, geholpen door Tzschirner, die geheel zijn meeningen deelde;’ dit wordt ook van demokratische zijde bevestigd.Ga naar eind(45) Dit werkdadig ingrijpen wordt in de reactionaire litteratuur doorgaans uitgelegd als een terroriseeren der gemoedelijke Saksers door den geduchten vreemdeling. Bij gemis aan betere bronnen volgt een bloemlezing uit die schriften: ‘...dat bij den opstand de Rus Bakunin zich tot hoofd der voorloopige regeering verheven had; Tzschirner zou nevens hem tot half nul gedaald zijn; Bakunin heerschte door terroriseeren. Hij gaf oorlof en bevelen tot veel wandaden. Een der verordeningen der voorloopige regeering luidde aldus: Ieder aanvoerder der burgerwacht kon huizen in brand steken, waar hij het noodwendig achtte tot | |
[pagina 16]
| |
vordering van den strijd. Dit antwoord werd ook eenen afgevaardigde der Kleine Brüdergasse gegeven...’Ga naar eind(46) ‘In de Kleine Brüdergasse zijn drie huizen neergebrand. Ook zij werden op bevel van Bakunin in brand gestoken, hoofdzakelijk met het inzicht dat het prinsenpaleis en het slot er door in brand zouden geraken. Elk verzoek der inwoners, toch eerst hun eigendommen in veiligheid te mogen brengen, was te vergeefs...’Ga naar eind(47) ‘Daar (in Dresden) was hij (Bakunin) de eigenlijke ziel van gansch de omwenteling en hij oefende een schrikbarend terrorisme uit. Door zijn onbegrensden invloed op een lid der voorloopige regeering (Tzschirner), wist hij het zoover te brengen, dat men tot de uiterste en gruwelijkste verdedigingsmiddelen besloot. Op zijn bevel stegen de vlammen der huizen op, welke den terugtocht konden dekken...’Ga naar eind(48) ‘Er waren eigenlijk maar twee hoofdpersonen in dezen opstand: Tzschirner, vroeger ondervoorzitter der tweede kamer, en de Rus Bakunin, die gansch onverwacht hier optrad als held der omwenteling. Men moest deze beide gestalten zien om te gelooven dat al het gebeurde de uitvoering was van een lang beraamd plan. Bakunin, de lange gestalte in blauwen frak, met een gezicht waaruit de ruwste woede sprak en Tzschirner met een ijskoud gelaat.Ga naar eind(49) Beiden waren uitersten en toch eens in hunne inzichten. Bakunin, die immer met groote schreden in de kamer overendweer ijlde, geleek op een daemon die wraak ademde; hij die vogelvrij was, had de draden in handen van de omwentelingen die op 20 Mei moesten uitbreken. Deze duivel ontzag niets, hij was het die later om het prinsenhof in brand te steken, het bevel gaf aan de aangrenzende huizen (der Kleine Brüdergasse) het vuur te leggen en ondanks het smeeken der ongelukkige bewoners bleef hij bij zijn bevel.’Ga naar eind(50) Graaf van Waldersee, bevelhebber des pruisischen legers, | |
[pagina 17]
| |
scrijft:Ga naar eind(51) ‘Niet alleen de bevelhebber der burgerwacht (Heinze), maar ook devoorloopige regeering zelve werd door hem (Bakunin) bepaald geterroriseerd. De gegeven, deels ook uitgevoerde bevelen tot brandstichting toonen aan in welken zin hij zijn commando voerde. Een geïmproviseerd, talrijk hoofdkwartier, meest uit jonge lieden of uitlanders samengesteld, had zich met hem in het raadhuis gevestigd; daar ontving het berichten, gaf bevelen en vaardigde aanwijzingen op wapens, ammunitie, levensmiddelen en andere benoodigdheden uit.’ Zooals men ziet, heeft Bakunin den duitschen filister behoorlijk geimponeerd. Hij zelf schrijft daarover: ‘Eenmaal in dezen strijd gewikkeld, had ik hem ernstig opgenomen en vond het natuurlijk, dat men een schouwburg en eenige huizen verbrandde, wier val noodzakelijk was voor onze verdediging. De krijg is geen kinderspel en men moet zeer naïef zijn, om zich daarover te verwonderen.’Ga naar eind(52) Een dikwijls aangehaalde episode is de volgende: In het raadhuis waren meermalen groote hoeveelheden buskruit gebracht geworden, terwijl daar op het plein, op Bakunin's voorstel, onder het toezicht van Roeckel pekkransen en fakkels werden geplaatst en pek gekookt. De raadswachtmeester zegde dat de stedelijke raad bevolen had geen buskruit meer in het raadhuis te brengen; Bakunin antwoordde: ‘de stedelijke raad heeft niets te bevelen, er is geen stedelijke raad’ of ‘de stedelijke raad is thans een nul.’ Tzschirner zou ten slotte toegegeven hebben en het wegbrengen bevolen, ‘maar zijn bevelen vonden een onoverwinnelijken weerstand in den ijzeren wil van Bakunin.’ (Montbé.) Als de raadswachtmeester Meyer het bevel van Tzschirner aan Bakunin toonde, zegde deze: ‘Ik heb u reeds lang gadegeslagen, hoor, gij zijt er een van de andere partij; nog een woord en dan...;’ Tzschirner moest zijn bevel intrekken. (Montbé.) - ‘Bakunin's optreden werd immer krachtdadiger, hoe nader de | |
[pagina 18]
| |
slotkatastrophe aanrukte. Alles sidderde voor dezen man. Hij zette zonder plichtplegingen op 8 Mei den raadsheer Pfotenhauer, die hem vermoedelijk lastig werd, wegens de voortgezette bus-kruitzaak, de deur uit. (In ieder geval een treffend vermoeden!) Eindelijk werd wel Roeckel's pekkoken naar een ander huis verplaatst, maar het buskruit bleef in het raadhuis.Ga naar eind(53) Dit buskruittooneel werd door de Dresdenaars niet zoo spoedig vergeten; A. Reichel hoorde daar nog jarenlang nadien verhalen hoe Bakunin, die op een buskruitvat zat en een sigaar rookte, een afvaardiging van den stedelijken raad ontving;Ga naar eind(54) de legende had zich van de zaak meester gemaakt. Gelijk ook over andere tooneelen, ‘vertelde men nog later daarover de vroolijkste en de schrikkelijkste praatjes.’ (A. Reichel.)Ga naar eind(55) Zoo moet Bakunin aangeraden hebben de Madonna van Rafaël op een barricade te zetten: de Pruisen zouden daar niet op schieten: een meening die hij na de beschieting van Straatsburg en den brand der straatsburger bibliotheek wel moest verliezen: het toont echter de achting die hij dan nog had voor de duitsche cultuur.Ga naar eind(56) Roeckel kwam uit Praag aan op 6 Mei, toen de opera brandde (dus in de vroegte); hij begaf zich naar het raadhuis, werd dan bevelhebber van een barricadendistrict en organiseerde voor zooveel het mogelijk was: hij liet pekkransen maken om ze te leggen op de onderste barricaden wanneer deze bestormd werden. Hij werd den 7 Mei 's avonds gevangen, terwijl hij bezig was een transport van levensmiddelen in de stad te voeren. Hij verhaalt een episode die van Bakunin's goedmoedigheid getuigt: om zijn geweer te beproeven had een burgerwacht op een duif geschoten; hij werd als verdacht op het raadhuis gebracht door opgewonden lieden die zijn dood verlangden. Bakunin trachtte hem te redden: op barschen toon beval hij den aangeklaagde te zwijgen, die immer dieper in de war geraakte, hij trad dan achter hem en fluisterde hem in, wat hij zeggen moest om de opgewonden driften | |
[pagina 19]
| |
te stillen terwijl anderen tevens de aanklagers trachtten gerust te stellen. Hij werd vrij gelaten.Ga naar eind(57) Op 6 Mei brandde de oude opera en het daaraan palende deel van den muur der natuurhistorische verzameling en vier of vijf huizen der Kleine Brüdergasse.Ga naar eind(58) Daarover werd verschrikkelijk alarm geroepen, maar rustigere stemmen verhieven zich dadelijk: ‘De schade aan de gebouwen is van geen beteekenis. De oude opera was rijp tot afbraak, de zuiderzijde van den muur kan evenwel betreurd worden met de daarin verbrande waardelooze (!) dierbalgen. Daarbuiten zijn vier privaathuizen gansch verbrand (de huizen in de Kleine Brüdergasse). De kunstverzamelingen hebben niet geleden, met uitzondering der schilderijengalerij; het grootste verlies is een zeer beschadigde Murillo.’ (Dresden, 12 Mei.)Ga naar eind(59) De voorloopige regeering had geen geld uit de openbare kas genomen.Ga naar eind(60) Er werd veel gefantaseerd over kleine nog niet geziene ontvlambare werptuigen, een bus uit een ‘harde en droge nog niet ontraadselde stof’ welke de mijnwerkers die de Dresdenaars ter hulpe waren gekomen, zouden meegevoerd hebben; maar iets redelijkers is daarover niet openbaar gemaakt. De bevelhebber der dresdener burgerwacht Heinze had bepaald de leiding en als hij gevangen werd,Ga naar eind(61) werden de bevelhebbers der stadswijken, waaronder Stephan BornGa naar eind(62) op het raadhuis geroepen, waar zij de voorloopige regeering aantroffen en ook Bakunin. Born zegde dat hij het op zich nam, zich nog 24 uren te handhaven en het opperbevelhebberschap werd hem overgegeven (8 Mei).Ga naar eind(63) Volgens zijn meening was de beteekenis der werkzaamheid van Bakunin geringer dan men gewoonlijk aanneemt, ik kan echter zijn redenen hiervoor niet nader aangeven.Ga naar eind(64) Door het pruisische leger was de reactie in staat gesteld de stad bijna te omsingelen en om zich niet te laten insluiten en | |
[pagina 20]
| |
beschieten, besloot men zich op het land terug te trekken, want de beweging had heel het land aangestoken. RoeckelGa naar eind(65) verklaart dat dit een misslag was, want de vrijcorpsen die juist toen eerst in groot getal naar Dresden trokken, geloofden dat alles verloren was (zij kenden het plan niet) en ontbonden zich: een deel der dresdener verdedigers, die op 9 Mei in volle orde marcheerden, verspreidden zich insgelijks in de eerste uren na middernacht. Born leidde dezen terugtocht en verwonderde zich door het leger niet aangehouden te worden.Ga naar eind(66) Eenige duizenden trokken over de Dippoldiswalder Platz en de Plauen'sche Strasse ‘op den eenigen vrijen weg’ (Montbé, p. 264) naar Freiberg. Als Bakunin had willen vluchten, was hem de weg naar Köthen, dien anderen insloegen, opengeblevenGa naar eind(67): maar dit viel hem volstrekt niet in, hij gaf den strijd in langen nog niet op en verheugde zich misschien dat men een grooter speelruimte zou krijgen dan de enge straten van een stad en zich zou kunnen verbinden met de verwachte boheemsche omwenteling, want de praagsche gevangennemingen waren nog niet gebeurd. H. SemmigGa naar eind(68) ontmoette hem zoo op straat den 9 Mei 's morgens, wanneer hij (S.) de voorloopige regeering wou bericht geven van het indringen der Pruisen en zij gingen samen te voet tot Tharandt,Ga naar eind(69) waar het lid der voorloopige regeering Heubner een wagen nam en de reis naar Freiberg werd voortgezet.Ga naar eind(70) | |
[pagina 32]
| |
Londen.
M. Nettlau. |
|