Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 1
(1896)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
IV. De Verdediging der MaatschappijSINDS eenige jaren hebben de meeste europeesche regeeringen de anarchisten buiten de wet gesteld. Ik heb reeds de aandacht geroepen op de buitengewone maatregelen die men tegen hen genomen heeft; zij beperken uitdrukkelijk de vrijheden door de grondwetten gewaarborgd. Voor den helderziende verraden de teksten reeds bij een eerste lezing klaarblijkelijk hun doel en zoodra men ze toepast wordt hun zin voor aller oogen duidelijk. Plots komen die bedoelingen voor den dag die de wet niet uitdrukkelijk durfde bepalen en die van een juristisch standpunt uit nauwelijks zijn te rechtvaardigen door de spitsvondigheden eener op zijn hoogst geschroefde chicane. Nu begint de hardnekkige, de stelselmatige vervolging: niemand heeft het wachtwoord gegeven, maar elkeen heeft het gehoord; en alles gehoorzaamt, alles wat een officiëel merk draagt, alles wat met de regeering in betrekking staat. Hoef ik hier feiten aan te halen: wie ze niet kent is te beklagen: hij heeft de dagbladen nooit met aandacht gelezen en nooit heeft hij een waarheidzoekenden blik om zich geworpen. Wel zijn de vervolgingen min of meer hevig volgens de onderscheiden zoogenoemde ‘constitutioneele’ staten die ze uitoefenen; dit verschil komt voort uit een gelijk verschil in den trap van ontwikkeling der onderscheiden volken en een min of meer lange opvoeding in de vrijheid. Kracht en bewustheid zijn de echte waarborgen voor de vrijheden der volken, niet de grondwetten. Op den stuipachtigen angst die de burgers aangreep na de aanslagen der propagandisten der daad, volgde heel natuurlijk een wilde terugstuit vol drift en hatelijkheden. Wij allen hebben | |
[pagina 215]
| |
immers hooren raaskallen na de beruchte ontploffingen; die dood welke hen als bij toeval kon overvallen, zonder waarschuwing, als een plaag, die al hun plannetjes vernietigde, al hun berekeninkjes nutteloos maakte, die dood welken zij voelden als het uitwerksel van een wil die den hunne ver te boven ging en dát durfde verrichten wat zij zelfs niet dorsten droomen; de angst voor díen dood sloeg hen met blindheid. ‘Lafaards’ noemden zij de mannen die dagen lang de gedachte bij zich droegen van den dood welken zij gingen geven en ontvangen, die op gevaar van hun eigen leven ontplofbare stoffen toebereidden en die hun bommen wierpen met de quasi zekerheid dat zij de wedervergelding zouden ondergaan zoo gauw de kortmogelijkste gerechtelijke formaliteiten het toelieten. De meest onbewusten spraken van rechtvaardigheid, zij verweten de anarchisten dat zij onschuldigen, niet-aansprakelijken troffen; ziedaar weer een der schrilste kenmerken der hedendaagsche sociale instellingen: niemand is aansprakelijk. De regeeringen stelden zich onmiddellijk ten dienste van de ‘naties’, vertegenwoordigd door de menschen die het geld bezitten, dus tevens de rechten, en zij richtten de ‘verdediging der maatschappij’ in tegen de anarchisten. Ik wil niet verder aandringen op de beteekenis der uitdrukking ‘verdeding der maatschappij’, zij valt in 't oog: het geldt stellig niet de maatschappij in abstracten en absoluten zin, maar een maatschappij, de hedendaagsche, waarin gezag, rijkdom, genietingen slechts eenigen ten deel vallen; natuurlijk verdedigen dezen een maatschappij waarin zij baas zijn: hij die eens het genot der overheersching heeft geproefd, gedoogt niet meer dat de onderworpenen zich bevrijden en deelnemen aan de genietingen die voor hen waren bestemd en die in 't geheel niet meer begeerenswaard zijn van 't oogenblik af dat het geen voorrechten meer zijn en niet meer den nijd van anderen opwekken. De uitgebuiten die grootendeels nog helpen de instellingen van nu | |
[pagina 216]
| |
in stand te houden, zijn onbewusten; zij hebben geen begrip van de maatschappelijke verhoudingen en worden gemakkelijk bedrogen, zelfs in hun onmiddellijkste belangen. Zien wij liever eens na wat de burgerlijke regeerders onder ‘zich verdedigen’ verstaan: daarvoor hoeven wij slechts een der laatste uitzonderingswetten, b.v. de italiaansche, gade te slaan. De wet over de misdrijven bij middel van ontploffingsstoffen dreigt met kleinere of grootere straf, volgens de bom private ofwel openbare gebouwen heeft vernield, menschen enkel heeft gewond of gedood. Nu vraag ik, is het redelijk te beweren dat een mensch, die met een bom gooide, gevaarlijker voor de maatschappij is omdat ter stonde van de ontploffing menschen toevallig nabij waren en de eene of de andere doodelijk werd gewond? Waarom wordt een gevangenisstraf van 15 tot 20 jaar opgelegd in geval die wonden genezen; waarom een straf van 20 tot 24 jaar in geval zij een doodelijken afloop hebben? Die gevolgen liggen immers buiten den wil van den dader en hij kon ze onmogelijk voorzien? Waarom toch? Wel, omdat oog voor oog, tand voor tand de echte grondslag is der gerechtigheid onzer rechtbankenGa naar voetnoot(1). Vijf jaren meer van uw leven worden u ontnomen, om het leven te vergelden dat gij vernield hebt. Waarlijk, er behoort een goede dosis onbewustheid of kwade trouw toe, om zoo iets ‘verdediging der maatschappij’ te noemen. Nu ik vastgesteld heb dat achter het valsch opschrift ‘verdediging der maatschappij’ slechts wedervergelding en weerwraak van regeerders en rijken schuilen tegen hen die de ontoereikende instellingen willen omwentelen, instellingen die de | |
[pagina 217]
| |
behoeften en de verzuchtingen der meesten in 't geheel niet meer beantwoorden, wil ik nog de middelen onderzoeken die de regeeringen gebruiken om de anarchisten te bevechten. De hoofdmiddelen zijn het spioneeren, het ophitsen tot geweld en de laster; de beide eerste worden van ambtswege gebruikt door de bedienden zelve van den Staat; de laster is van meer officieusen aard: zijn hoofdorgaan is de pers. De instelling, algemeen bekend onder den naam van openbare veiligheid, stelt zich tot doel degenen te bewaken die zich tegen de maatschappelijke dogmas verzetten en een verdere uitbreiding der revolutionaire gedachten te beletten; zij moet de eenvoudigen naar den geest voortdurend angst aanjagen met het roode spook en de anarchistische hydra; want de regeeringen behandelen hun volken zooals zekere ouders hun kinderen met 't een of 't ander denkbeeldig wangedrocht dreigen opdat zij zouden gehoorzamen. Daarom vergenoegt zij zich niet met de bestaande feiten te overdrijven, te vervalschen of in een afschuwelijk licht te stellen, maar zij bouwt ook gansche samenzweringen op en drijft onbewusten en dwepers tot het plegen van aanslagen die zij daarna de anarchisten ten laste legt. Hier spreek ik echter niet van russische politiebeambten, want in Rusland en in de andere europeesche staten verschilt de regeeringsvorm tamelijk; maar heeft de duitsche minister von Köller niet verklaard in de bespreking der ‘Umsturzvorlage’ dat een regeering geen bezoldigde ophitsers kon missen en heeft niet België zelf zijn Pourbaix gehad? In dit opzicht is niets stichtelijker dan het lezen van de processen tegen de daders van anarchistische aanslagen (of wat men daarvoor uitgeeft). Het geheele proces is voorbereid en opgebouwd om aan een samenzwering te doen gelooven en de anarchistische groepen of zelfs eenvoudige bijeenkomsten van vrienden voor te stellen als vereenigingen van misdadigers, wat | |
[pagina 218]
| |
veroorlooft strengere straffen toe te passen en de aangeklaagden te schaden in de oogen van het publiek. In het proces der slachtoffers van den valschen Sternberg, in Januari 1895, vóór het assisenhof van Luik gepleit, hield de procureur des konings staande dat het hier een fijn gesmeed complot gold; hij sprak van een anarchistische inrichting, van een centraal bestuur, enz. Eenieder weet dat deze mooie verzinsels te niet gingen door de stukken van het geding en de getuigenissen; zij bewezen duidelijk dat de aangeklaagden - de meeste waren zelfs geen anarchisten bij name - de opstokingen van den russischen betaalden opruier hadden gevolgd, terwijl de regeeringen der groote mogendheden dezen ter hulp kwamen om hem te doen ontsnappen aan de vervolgingen die men pro forma tegen hem inspande. Omtrent hetzelfde tijdstip (Februari 1895) verschenen vóór het gerechtshof van Milaan eenige jonge lui van 17 tot 19 jaar, beschuldigd een vereeniging van misdadigers te zijn: het hoofdpunt der aanklacht betrof het laten drukken van een manifest dat de wet op het domicilio coatto hekelde. De quaestuur had haar verbeeldingskracht buitenmate moeten inspannen om op dezen eenigen grond de hypothesis van een uitgebreid anarchistisch complot op te richten: zij had geen huiszoekingen gespaard en beslag gelegd op dingen zoo bezwarend als de werken van Mazzini of een portret van Carlo Cattaneo! Die gansche bespottelijke zaak, met groote kosten en veel gerucht opgetimmerd, viel in duigen! Nog bespottelijker, zoo het kan, was het proces der medeplichtigen van Lega (November 1895): bij gebrek aan werkelijke feiten moest de quaestuur, volgens loffelijke gewoonte gedreven door hoogere invloeden, diep putten in de schatten harer verbeelding; niets ontbrak er aan, noch misleidende uitlegging van onschuldige woorden, noch valsche getuigenissen, noch omkooping van getuigen! niets werd verzuimd om het gestelde doel te bereiken; overigens, de machtige steun der | |
[pagina 219]
| |
overheden van alle soort viel haar te beurt; ook ontzag de voorzitter van het gerechtshof zich niet de verdedigers en de getuigen ter ontlasting te doen zwijgen. Maar alle inspanning was vruchteloos: men kon zelfs den schijn van een complot niet doen ontstaan. Deze drie voorbeelden kenschetsen de strekking, doch elk anarchistisch proces zou de rol der staatspolitie duidelijk maken en bewijzen hoe bedrieglijk haar benaming ‘openbare veiligheid’ is. Vergelijk het gewicht dat men haar in de verschillende landen toekent en gij zult weldra erkennen dat haar uitbreiding in onrechtstreeksche verhouding staat tot den trap van vrijheid en welzijn van het volk. Die vaste wet is ook logisch af te leiden wanneer men als gegevens neemt de plichten die hun ambt den agenten der openbare veiligheid oplegt. Het is stellig dat een mensch zich moeilijk overgeeft aan 't spioneeren, indien zijn zedelijke begrippen geen erge afwijking hebben ondergaan of als hij niet door honger gedwongen wordt het eerste het beste handwerk te aanvaarden: of is het dan niet vernederend, op last van anderen, heimelijk menschen te bespieden, wier eenige misdaad dikwijls is rechtuit te zeggen wat zij in volle vrijheid rechtuit hadden gedacht: niettegenstaande wat men er gewoonlijk over denkt, dunkt me dat het daarvoor betaalde geld verdacht ruiken moet! In Italië, dat van die geheime agenten overloopt, hoeft men slechts een zeker aantal onder hen gade te slaan - ook agenten in dienst-kleedij - en men zal er door getroffen worden hoe de meesten ontegenzeggelijk de kenmerken van ontaarding dragen. Waren Lombroso en zijn leerlingen enkel door het verlangen naar wetenschappelijke waarheid gedreven, zij zouden hun navorschingen op dat veld brengen in stede de zoogenoemde crimineele anarchisten met hun haat te vervolgen. Aard en beweegredenen van de anarchistische aanslagen laten in 't geheel niet | |
[pagina 220]
| |
toe een organische ontaarding bij de daders te veronderstellen, terwijl de lust tot bespieden en verklikken, zelfs voor een gewoon mensch het teeken is van een oorspronkelijk gebrek. De staatspolitie heeft veel meer menschen vermoord dan de anarchisten en haar misdaden waren vooraf beraamd; zij werden langzaam, koelbloedig van bestuurswege uitgevoerd. Een ambtenaar der openbare veiligheid zelve, een oud-bestuurder van de strafkolonie te Port'ErcoleGa naar voetnoot(1), onthulde ons hoe men de ongelukkigen behandelde, die enkel op bevel der politie verbannen waren naar dit oord waar de malaria heerscht: onder hen waren grijsaards, idioten, menschen door beroerte geraakt, slachtoffers van persoonlijke wraak, die zelfs niet wisten wat anarchie is. Daar lagen zij door elkander, op onvoldoende wijze gevoed, nauwelijks gekleed met lompen, ziek, opgevreten door ongedierte en vergaande in vuiligheid, zij bleven er maanden lang zonder te weten waarom zij opgesloten waren: niet alleen had men ze willekeurig gevangen gezet, ofschoon zij enkel tot het domicilio coatto veroordeeld waren, maar zij mochten zelfs niet werken: een bevel van 't ministerie verbood het! Moet ik thans nog zeggen hoe de bijzondere commissies in 1894 aangesteld, te werk gingen om anarchisten en socialisten bij hoopen naar het domicilio coatto te bannen? Op straf van ontbinding waren die commissies ge- | |
[pagina 221]
| |
dwongen zich te voegen naar de zienswijze der quaestuur, die volgens gewoonte overigens noch leugens, noch valsche getuigenissen spaarde. Er ware geheel een boek te schrijven om een denkbeeld te geven van de willekeur waarmee men in dit land omspringt met het volk, dat onwetend en verbeest, uitgemergeld door den honger, nog slechts eenige stuiptrekkingen van wanhoop vertoont en geen weerstand meer biedt aan de schandelijke seniele lusten der regeerende hoogere burgerij. Het ondoelmatige dier brutale beteugeling valt in 't oog. Heden minder dan ooit kunnen de vervolgingen de ontwikkeling der gedachten tegenhouden. Ten slotte is elke uitzonderingswet voordeelig aan de vervolgden; anarchisten en socialisten hebben het herhaaldelijk ondervonden. Op de wilde weerwraak die onmiddellijk volgde op de aanslagen van de propaganda der daad, volgden even onmiddellijk aanslagen van denzelfden aard; daarenboven wekte zij dikwijls de wraakzucht. De ontploffing in het Restaurant Very had plaats kort na de gezamenlijke aanhouding van een honderdtal anarchisten; de bom in den Liceoschouwburg te Barcelona was een antwoord op de terechtstelling van Pallas, die een aanslag op Martinez Campos had gepleegd. De burgers zien wel in dat het geld door de regeeringen rondgestrooid om de anarchisten te bewaken, uit te dagen of onschadelijk te maken, ontoereikend is om de beweging te stuiten, want zij willen de officiëele krachten versterken door in woord en schrift de openbare meening te misleiden. Zooals ik reeds gezegd heb, is de pers het werktuig van deze tegenpropaganda en het middel, de laster. Niet alleen begrijpen de journalisten de anarchistische denkbeelden niet, wat te verontschuldigen ware, hun onwetendheid en de noodwendige oppervlakkigheid hunner kennis in acht genomen, maar zij willen ze niet begrijpen, zij verwringen ze willekeurig. Hoe menigmaal lazen wij reeds dat de anarchie de algemeene wanorde is, eene | |
[pagina 222]
| |
totale losbandigheid van zeden, de vernietiging van het huisgezin, de terugkeer tot een toestand van wilden? Hoe dikwijls hoorden wij de eerlijkste, de oprechtste, de reinste mannen smaden door lieden dìe te huis hooren in de vuilnis eener in 't geniep lasterende pers? Bakunin die zoo onverstandig de ‘vader der anarchie’ wordt genoemd, was volgens de bezoldigde lasteraars een russisch spion! Tolstoï, wiens eenvoudige levenswijze niet verdacht kon worden, moet het nu ontgelden dat hij in zijn jeugd champagne heeft gedronken! Herinner u maar op welk een losbarsting van stichtelijke verontwaardiging Elisée Reclus' verklaringen werden onthaald, toen hij de doenwijze uitlegde en goedkeurde van Pini, die de burgers zoo onbaatzuchtig ‘onteigende’, enkel om de anarchistische propaganda ook materiëel ter hulp te komen: de ergste koppelaars, de meest drieste schuimers van het journalisme, de meest schaamtelooze knoeiers in vuile zaken, namen een verontwaardigde houding aan en vonden bij deze gelegenheid een schaamte in zich, die geen mensch ooit te voren in hen vermoed had! De propagandisten der daad werden nog erger mishandeld: eerst waren het gewone misdadigers, straatgespuis, gemeene lichtmissen; daarna, toen een weinig waarheid doorgedrongen was en die grove leugens onhoudbaar werden, trachtte men ze te doen doorgaan voor luiaards, voor leegloopers, voor verwaanden die streefden naar een zekere beruchtheid, die van zich wilden doen spreken. Als laatste uitvluchtsel verklaarde men ze waanzinnig. Ik zou niet langer bij dit treurig betoog blijven staan, indien mannen die in de wetenschap een naam hebben, niet gansche boeken hadden geschreven om te doen gelooven dat de anarchisten waanzinnig zijn en dat men ze moet opsluiten, - wat gelijk staat met ze allengskens te dooden door de verschrikkelijkste kwaal. Die heerschappen liegen niet alleen, zij huichelen er nog een zekere menschlievendheid bij, zij geven zich den schijn als | |
[pagina 223]
| |
wilden zij den dood van den zondaar niet. De theorieën van Lombroso hebben gerucht gemaakt in de wetenschappelijke wereld, men heeft ze moeten wederleggen; dat alles bewijst volop dat de liefde tot het middelmatige, de haat tegen alles wat zich verheft en onderscheidt ook gedrongen is binnen dien zoogenoemden ‘tempel der wetenschap’ dien de modernen beweren te hebben gebouwd. Nooit misschien werd een zoo valsche, een uit wetenschappelijk oogpunt zoo onhoudbare theorie opgesteld als die welke den ‘Durchschnittsmensch’, den gemiddelden mensch, voorstelt als den eenig gezonden en eenieder die van dit schematische type merkelijk verschilt, als ziekelijk buiten de maatschappij wil sluiten. Werkelijk is heden deze theorie reeds opgegeven door alle eerlijke geesten wier kritisch vermogen niet gansch is getaand. Hoe 't ook weze, de burgerij heeft zich den genadeslag toegebracht, nu zij van het eerlijk en rein streven naar waarheid heeft afgezien op dit wetenschappelijk veld dat zij het hare noemt, en het beginsel verzaakt van het vrij onderzoek dat alleen nog haar bestaan wettigde. | |
V. De PropagandaBuiten de omwentelingstijden is de individuëele handeling het belangrijkst voor de anarchisten. Daardoor onderscheiden zij zich wezenlijk van hen die zich bij gelijk welke partij aansluiten, en heel bijzonder van de wettelijke socialisten. Bij dezen slorpt de gemeenschappelijke werking totaal de persoonlijke op: zelfs wanneer iemand alleen handelt, is 't op een bevel van de partij, niet uit eigen initiatief. De openbare man en de private maken er twee uit: 't gebeurt dat de daden van den laatsten de woorden van den eersten tegenspreken. De anarchist gelooft niet, dat de maatschappelijke kwestie enkel een ekonomisch vraagpunt is en kan opgelost | |
[pagina 224]
| |
worden door een zeker getal hervormingen bij middel van het gezag: zijne gedachte omvat het geheele leven en is één met geheel zijn zelf; wat hij ook bedrijve, - hij weze dan arbeider, kunstenaar of geleerde, - zij zal stralen door zijn woorden, zijn schriften, zijn werk; hij is anarchist, zoowel tehuis als op het marktplein; hij weet dat men handelt, zelfs wanneer men de menigte niet met redevoeringen opwindt, en zelfs wanneer men niet stemt; hij overreedt wellicht even veel menschen door 't voorbeeld van zijn leven als hij ze met kracht van bewijsredenen overtuigt. De zucht om aan zijn opvattingen een eenheid te geven, een richtsnoer aan zijn gedrag, het streven naar de innerlijke harmonie welke van zelf in den anarchist leeft, zijn uitnemend geschikt om het karakter te vormen. De mensch, die 't met zich zelf eens is, die welbewust 't verband vat tusschen zijn verschillende gedachten, zal in de daad ook doeltreffend en krachtig zijn. De gebeurtenissen zullen hem niet onverhoeds verrassen: zelfs in onverwachte omstandigheden zal hij dadelijk voelen wat te doen staat. Alleen onder zulke menschen is ware samenwerking mogelijk: uit eigen wil, met 't volstrekte geweten van het na te streven doel vereenigen zij zich; geen onderwerping van den eenen aan den anderen, vandaar evenmin verlies van krachten. De anarchistische groepeeringen vertoonen niet het gemaakte karakter van ‘sociëteiten’ of ‘kringen’ met comiteit, verordening, programma: de lieden die deel uitmaken van zulke kringen zijn meestal toegetreden uit neiging voor de strekking welke zij vertegenwoordigen; hun toetreding tot de standregelen is voor hen niets meer dan een vorm; het programma, dat zij zich verbinden te verdedigen, bevat veel meer vage desiderata dan scherp afgeteekende voorstellen; ook blijft het een doode letter en deze vereenigingen zijn vooral een oefenplaats voor hen die zoeken te dringen in de vergaderingen waar de macht werke- | |
[pagina 225]
| |
lijker is. De anarchisten daarentegen vereenigen zich in bepaalde omstandigheden, wanneer een gegeven doel het gezamenlijk handelen noodwendig maakt; zij nemen geen verbintenis aan van algemeene draagkracht en op een onbepaalden vervaldag. Daar zij 't eens zijn wat het doel aangaat, zoo blijft hun alleen te beraadslagen over de middelen, en in zulk geval kan een beraadslaging vruchtbaar zijn, want zij heeft een stelligen grond onder zich en betreft een duidelijk omtrokken voorwerp. Uit het oogpunt der propaganda - ik laat de samenwerking voor de voortbrenging of voor het verbruik terzijde, welke een anarchistisch karakter heeft en onrechtstreeks tot de verspreiding der gedachten bijdragen kan - is heden de gezamenlijke handeling tamelijk gering: zij is nuttig op het oogenblik als de geesten opgewonden zijn, wanneer de krisis nijpender wordt, in verkiezingstijd om de onthouding te bevorderen en de streken der politiekers aan te klagen, in tijd van werkstaking om den tegenstand in te richten en te beletten dat de wettelijke socialisten de spontane beweging der arbeiders doen afwijken. Anderzijds vormen de anarchistische bladen en tijdschriften natuurlijke vereenigingscentra, die de verstandhouding zullen helpen bewerken op den dag der uitbrekende omwenteling, wanneer een waarachtig optreden der massa noodig worden zal. Het is onmogelijk theoretisch over de anarchistische propaganda te spreken: 't geldt hier een levend ding, in gedurige ontwikkeling, duizendvoudig en ingewikkeld, dat aan elke poging tot schematizeering ontsnapt. Een streng geschoolde partij handelt op maat en naar vaste regels: zoo krijgt zij een schijn van eenheid. Maar die eenheid is louter factisch: de tucht bezigt kunstmatige banden, zij dwingt, en de dwang brengt niet dan een valsche eenheid voort. De ware eenheid is spontaan, natuurlijk, organisch: men maakt haar niet, zij maakt zich. Nu reeds bestaat er meer echte solidariteit onder de anarchisten dan onder | |
[pagina 226]
| |
de gezagssocialisten: de anarchisten erkennen elkaar zeer goed, waar het ook zij, zonder aan eenig verbond toe te hooren! De onmiddellijkste, zichtbaarst doelmatige werking der anarchistische propaganda richt zich tegen het leger. Men gelooft vandaag niet meer dat het leger bestemd is om het volk te beschermen tegen de aanvallen van den vijand van buiten, tegen ‘den vreemde’: de meeste werkers begrijpen dat hun belangen hen veel nader brengen tot de werkers der andere landen dan tot de kapitalisten van hun ‘vaderland’: ook ziet gij hen trachten naar vereeniging over alle grenzen heen. En toch zijn zij nog talrijk de ongelukkigen, die al te zeer uitgehongerd werden om bewust te kunnen zijn, de naiëven die men nopens hun eigen toestand bedriegt, dronken maakt van vaderlandsliefde bij middel van woorden en klanken. Nooit zal men genoeg deze waarheid herhalen, hoe vanzelfsprekend zij ook weze, dat het leger heden voor doel heeft de burgerlijke instellingen te verdedigen, het volk door het volk te bedwingenGa naar voetnoot(1). Onze wetten worden niet bekrachtigd door het geweten der individus, maar door de macht der wapens. Zonder den politieman, den gendarm, den soldaat, zou het wetboek een doode letter zijn. Zie het leger paradeeren op feestdagen: wie groet het? voor wie moet het buigen? Voor koningen, ministers, diplomaten, aartsbisschoppen, allen symbolen van den burgersstaat! Zie de soldaten die men africht om in hen alle initiatief uit te roeien, allen wil, om er werktuigen van te maken, werktuigen van den dood, en niet zooals men beweert mannen bekwaam om hun onafhankelijkheid te verdedigen! Zie de kinderen aan wie men gedurig praat van krijgsglorie, oorlogs-heldenmoed, en die men verstompt met patriotische deuntjes, op een ouder- | |
[pagina 227]
| |
dom dat zij zonder weer en bij uitstek ontvankelijk zijn! Ga na hoe schaamteloos de officiëele geschiedenis liegt, en gij zult weten waartoe het leger dient en wat er schuilt achter het woord vaderlandsliefde! Maar er zal geen twijfel meer in u blijven als een werkstaking uitbreekt en gij ziet dan de regeering zich haasten soldaten af te zenden in grooten getale om de eigendommen der invloedrijke patronen en bestuurders te beschermen, en om te trachten door de vrees de werkstakers machteloos te maken. De onschuldigste werkersbetooging dient heden tot voorwendsel van bespottelijke ontplooiing van gewapende macht: het is waard te bemerken dat juist in die landen waar het gezag der regeering onbegrensd is, waar de machtmisbruiken ontelbaar zijn, de militaire dwang en de geweldige uitdaging en bestraffing het hardvochtigst toegepast worden. Heeft ten andere de koloniale politiek niet voor hoofdzakelijk doel de openbare aandacht van de innerlijke ellende af te wenden, de ontknooping der krisis tegen te houden met bedriegelijke beloften van te veroveren schatten, den soldaat te gewennen in de brutaliteit der strooperij het menscheleven te misprijzen? Het inroepen van eenige ekonomische redenen is niet voldoende om de worstelingen te verklaren van de meeste der europeesche staten in Afrika. De oorlog der Italianen tegen de Abyssiniërs is, uit ekonomisch oogpunt, een dwaze onderneming: zij kost oneindig veel, brengt niets op en kan slechts den financiëelen val verhaasten. Maar een regeering, waarin zich nog de stichters der italiaansche eenheid bevinden en aan wier hoofd de zoon van den eersten koning van Italië staat, moest zich noodlottig in zulk een krijg werpen: nadat de burgerij het staatkundig ééne Italië had geschapen, heeft zij maar ééne zorg bewaard: deze abstractie, dezen titel, dit woord te doen schitteren: zij wil het volk diets maken dat dit woord een levende werkelijkheid is; zij wil dat men spreke van Italië als groote mogendheid, van Italië als koloniseerende natie, en voor- | |
[pagina 228]
| |
taan is de ijdelheid haar eenige drijfveer. Het van nature zeer zinnelijke en nog zeer onbewuste volk laat zich begoochelen door woorden, klinkklank, praalvertoon, en de soldaten gaan, gaan steeds in grooter getal zich ginder laten doodschieten of bederven! Zelfs indien de eerste oorzaken der huidige oorlogen van ekonomischen aard zijn, dan kunnen deze oorzaken toch maar werken onder zekere voorwaarden, dank aan zekere middelen: waarom die oorzaken bevechten, wanneer het ons veel lichter valt die voorwaarden te wijzigen, die middelen te vernietigen? De autoritaire socialisten schijnen altijd te vergeten dat de mensch een geweten en een wil heeft en dat zijn terugwerking op de uiterlijke machten niet de eenvoudige gedaante van een reflexe beweging heeft. Als eenmaal een groot getal geesten het klare besef van de ware rol des legers zullen hebben en het onzinnige zullen begrijpen van wat men thans vaderlandsliefde noemt, dan zullen de soldaten niet alleen weigeren op hun broeders te schieten, maar de jongelieden zullen weigeren zich te laten aanwerven en de wapens te nemen. Van dien dag af zal alle autoritaire inrichting onmogelijk worden, en het zal gedaan zijn met de transcendentale maatschappij die steunt op het goddelijk gezag, op dogmas van alle soort - zelfs op dat van de heerschappij des volks! De regeerders voelen het zoo wel dat zij niets zoo zeer duchten als de propaganda in het leger, en dat zij met uiterste gestrengheid degenen straffen, die ‘de soldaten van de volbrenging hunner militaire plichten weerhouden’. De zendbrieven der ministers van krijgswezen zijn daarover stichtend: zij toonen dat men den soldaat afzondert van allen belevenden invloed die van buiten komt, dat men hem de vrije lucht, de gezonde gedachten afsnijdt. Ik sprak zooeven van de bewuste handeling der anarchisten | |
[pagina 229]
| |
en de macht van eigen gewilde poging. Maar zooals in elk individu een enorm deel onbewustheid leeft, zoo gaat door elke maatschappelijke beweging een onderaardsche strooming, een diepe kracht die ons onweerstaanbaar meesleept en die wij ondergaan zonder er ons onmiddellijk rekenschap te kunnen van geven. Wie een blik werpt op den afgelegden weg begrijpt dat, buiten ons weten, een geheim werk in ons aan den gang was en dat onze behendigste berekeningen niet toepasselijk waren dan op de beweging aan de oppervlakte. Thans blijft ons ook over een oogenblik achterwaarts te zien, opdat wij den waren zin der huidige evolutie zouden erkennen, en voelen of waarlijk die diepe strooming ons draagt.
Jac. Mesnil. |
|