Van Nu en Straks. Nieuwe reeks. Jaargang 1(1896)– [tijdschrift] Van Nu en Straks– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 197] [p. 197] Herfst De stralen - wegen schril gebroken door de wolken - bibbren hun laatste reet door de zich krank-gewrongen stammen, rillend van herfst, en moe dier lange zon die - ál dat zoomren! - brak in snak-geslagen bonken op tak aan tak, in wilde woede: drille-dolken, en nu - de Herfst, de Herfst... - haar lam sterven begon. De laatste stralen breken wit door de avond-wolken, - o rotsen wolken, gemuurd in de zwart-naakte aarde die - zie de maffe vlakte in lam ziek-zijn gebreid... - daar die marteling voelt der boomen, en, gebolgen, tot schok de rilling, die haar moeder-schoot door-waarde, wil stalen, - en slechts meer haar herfst-koortse onmacht lijdt. En zie hoe de avond komt om de aarde en om de boomen, en voel hoe vlerken, - slagen leegte - loomen komen op de afgezwoegde borst die in dat herfst-zijn hijgt... - o, Komt dan nooit de dag dat kallem heil zal wezen, en zal dat - eeuwen! - altijd lijden zijn, en vreezen zoolang door de áf-gezwoegde borst nog 't leven snijdt? [pagina 198] [p. 198] En zal dat steeds die bangheid om uw vrucht zijn, aarde, na 't storm-ontvangen, aarde, o maf-gezwoegde borst? En zal daar steeds, naar 't rood geloei van 't gloeiend branden, bibberende onmacht: net van veren knelle-banden, onttoovren ál de kalme hoop die daar eens klaarde, o Leven, oude dorst die ik te drinken dorst? - Vuur-zuilen heb ik op mijn schoudren óm-gedragen door 't sparkelen van laaie orkanen, vele dagen om 't jaar dat, schril van brand, mijn wil aan stukken smeet; en nu - 't is moe gekreun van uit-gewoeste woede - die knalle vuren-tocht van passie uit ging bloeden, nu draagt mijn torve ziel de knaag-kankrende beet. Vorige Volgende