Vaderlandsche liederen voor de gewapende studenten(1785)–Anoniem Vaderlandsche liederen voor de gewapende studenten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] De lof der gewapende Leydsche studenten. Wijs: Tot in de allerminste zaaken. Zouden wij den lof niet melden Van Minerva's edel Kroost, Dat, toen dolle Muitzucht woedde, 't Bange Leyden heeft getroost? - Ja, ik wil de snaaren spannen, Voor die bloem der Maatschappij; 'k Wil tot eer en glorie zingen Van dees fiere Heldenrij. - [pagina 42] [p. 42] Munnen moed zoo schoon gebleken, Duldde niet, dat Neêrlands Maagd, Door een rot van aterlingen. In haer' luister werdt belaagd. - Neen; - zij gorden, fier en moedig, Op hun zijden 't helden staal, Trokken Muitzuchts benden tegen, En verkregen zegepraal. * * * Ja, toen wij, met hulp dier braaven, Het verwoed en driest geweld, Binnen Leydens oude muuren, Hadden gantsch ter neêr geveld, Greepen hunne helden - handen, Rustig, 't balderend musket, Toonden, dat zij goed en leven Waagden voor 's Lands Recht en Wet. [pagina 43] [p. 43] Welk een vreugd voor 't Leydsch Atheene, Toen het zuik een edel bloed Zien mogt door uwe aad'ren vloeijen, Onwaardeerb're Helden-stoet, Toen het u, gantsch onverschrokken, Zag verschijnen in den nood, En gij 't, hoe de Heerschzucht brulde, IJv'rig uwen bijstand boodt. - * * * Laat, o dierb're Jongelingen, Onafscheidlijk op den duur, In uw braave boezems gloeijen Zulk een edel Helden vuur! - Dat uw ijver nooit verflaauwe, Wen m' u ziet in 't Staats - bewind; Maar dat steeds in u de Vrijheid Redders en beschermers vind?! F. van AKEN. Vorige Volgende