Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 5
(1863)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 311]
| |
Marten Everaert, van Brugge.Toen ik in het vierde deel van dit MuseumGa naar voetnoot(1), voor de derde mael over dezen Bruggeling handelde, dacht ik stellig niet, dat ik op hem nog zoû moeten te rug komen. Waerschijnlijk zal het dit mael voor goed de laetste mael zijn. Het weinige, dat ik hier nog by het vroeger geschrevene te voegen heb, levert wel geen groot belang op, maer kan toch dienen om de reeds geleverde berichten vollediger te maken, en om nog een paer boeken, welke door onzen Everaert vertaeld werden, en die ik tot hier toe niet gekend had, op te geven. Ik heb gewag gemaekt van zyne vertaling der Zeevaert van den Spanjaerd Pedro de Medina, en heb in 't lang den titel der Antwerpsche uitgave van 1580 medegedeeld. Den Amsterdamschen nadruk echter van dit werk kon ik niet nauwkeurig beschryven, omdat my daervan geen exemplaer was voorgekomen. Sedert heb ik er een aengetroffen. | |
[pagina 312]
| |
De titel van dezen druk, die insgelijks in-4o-formaet is, luidt zooals die van den eersten: 1 De Zeevaert oft conste Dit titelblad is versierd met de zelfde houtsnede, welke reeds voor de eerste uitgave had gediend. Het boek loopt van bl. 1 tot 84 eenzijds gepagineerd, en dan de tafel van drie bladen. De opdracht aen den Aertshertog Mathias, die in den eersten druk voorkomt, is hier weggelaten. Op dit eerste gedeelte volgt: Nieuwe onderwysinghe op de principaelste puncten der Zee-vaert met eenen afzonderlyken langdradigen titel. De paginatie gaet tot bl. 24, waervan de twee laetste geen cyfer dragen. In de uitgave van 1580 heeft dit tweede stuk eene opdracht aen Gillis Hooftman, Coopman inde vermaerde Coopstadt van Antwerpen, en is geteekend M. Coignet. Dit komt in den nadruk niet voor. Alzoo de naem van Everaert op deze Nieuwe Onderwysinghe nergends te lezen staet, werd deze misschien oorspronkelijk door Coignet in onze tael geschreven. | |
[pagina 313]
| |
Tot hiertoe zijn de drukken van 1580 tot 1598 zoo goed als gelijk; want men schijnt doorgaends voor den tweeden letterlijk den eersten te hebben gevolgd; maer op die twee verhandelingen volgt in de Amsterdamsche uitgave nog een derde traktaet, namelijk: 2 Cort onderwiis Deze titelplaet is versierd met eene in koper gesnedene plaet, twee hemelkaerten voorstellende. Het boek telt 48 bladen met den titel en eene opdracht van den Spaenschen schryver Rodrigo Zamorano aen Diego Gasca van Salazar, President inden Raet des Conincx, vanden Saken van Indiën. Voor het overige is dit boek, even als de twee andere, voorzien van eenige in den tekst gedrukte houtsneden, voorstellende zeekompassen, windroozen, enz. Zie daer reeds het elfde werk, hetwelk door onzen Everaert vertaeld werd. Hierby kan ik nog een twaelfde voegen, namelijk: 3 Het tweede deel | |
[pagina 314]
| |
feyten, waerachtich ge In-12o. In koper gesnedene titelplaet, titel en tafel, te samen vier bladen, vervolgends bl. 1 tot 670. Deze verzameling van Tragedische Historien bestaet uit negen deeltjensGa naar voetnoot(1), welke van 1646 tot 1648 te Rotterdam by Pieter van Waesberghe verschenenGa naar voetnoot(2). Zooals het op den titel luidt, bestonden die Historien oorspronkelijk in het Italjaensch. De schryver is Matheo Bandello, die omtrent het midden der zestiende eeuw leefde. Zyne Novelle maekten in den tijd grooten opgang, en werden in het Fransch overgebracht, gedeeltelijk door P. Boaistuau, bygenaemd Launay, en gedeeltelijk door Fr. de Belleforest. Aen de Nederlandsche vertaling werd door onderscheidene schryvers gearbeid. Onze Marten Everaert vertaelde slechts één deel, namelijk het tweede; terwijl het eerste, derde en vijfde door Isaac de Bert werden overgezet; het achtste en negende deel dragen den naem van F(elix) | |
[pagina 315]
| |
V(an) S(ambix), terwijl op de titels van het vierde, zesde en zevende deel noch naem noch voorletters worden opgegeven. De titel van het tweede deel, dat voor my ligt, en in 1646 verscheen, draegt: door M. Merten Everaerts. Men zou kunnen de vraeg doen, of deze niet de zoon is van onzen schryver, daer men hier Everaerts en niet Everaert leest, en alzoo de oude Everaert, van wien reeds een boek in 1567 verscheen, lang vóór 1646 moet gestorven zijn. Doch ik denk, dat het toch één en dezelfde zal wezen, en zie den druk van 1646 slechts als eene heruitgave aen van achttien Historiën, welke veel vroeger het licht zagen. Vermits niet alleen de oorspronkelyke italjaensche schryver Bandello omtrent het midden der zestiende eeuw leefde, maer ook de beide Fransche vertalers Boaistuau en de Belleforest hunne overzetting in 1580 in het licht zonden, gaet het vast, dat eenige van die des tijds zoo vermaerde novelle reeds veel vroeger in onze tael overgebracht zijn. Professor Heremans heeft een boekjen, in 1637 by Isaac van Waesberghe te Rotterdam gedrukt, aengewezenGa naar voetnoot(1), en hetwelk dergelyke verhalen bevat. Er zullen nog andere van den zelfden aerd bestaen hebben. Van Waesberghe heeft de volledige verzameling dezer Historiën uitgegeven; maer grooten deels verschenen deze reeds veel vroeger. De oorspronkelyke verhalen in het Italjaensch zijn in 't algemeen op eene zeer bevallige wyze geschreven. Doch een Fransche geleerde, de Abbé de Saint-Leger velt een zeer ongunstig oordeel over de vertaling. ‘Belleforest,’ zegt hy ‘a gaté le Bandel par les additions et les changements qu'il a faits à ses nouvelles italiennes; aussi la traduction française est-elle très-ennuyeuse et très-dégoûtante, tandis que l'original italien est fort agréable à lireGa naar voetnoot(2).’ | |
[pagina 316]
| |
Willems, zooals ik vroeger heb aengetoondGa naar voetnoot(1), kende de oude uitgave van Van Waesberghe niet; hy volgde den italjaenschen tekst voor zyne vertaling van het verhael der wreede moord te Antwerpen, in 1551, door Simon Turchi van Lucca op Jeronimo Deodati gepleegd. | |
Hertogin Joanna van Brabant laet toe aen Jan uten Spiegel, te Schaerbeek eene warande voor konynen en fretten in te richten.
|
|