Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4 (1861)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4
Afbeelding van Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4Toon afbeelding van titelpagina van Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.68 MB)

Scans (16.27 MB)

XML (0.90 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 4

(1861)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Vaderlandsche anekdoten.

VI. Keizer Maximiliaen I van Oostenrijk.

Keizer Maximiliaen I had zyne doodkist doen maken, en hy deed ze overal met hem voeren, opdat zy hem aldus zoû waerschuwen altijd op de dood te denken.

 

Le Roux, le Prince selon Dieu et les hommes. Brussel 1730, in-fol. bl. 54.

[pagina 221]
[p. 221]

VII. De eerste jeugd is reeds een voorteeken van den lateren leeftijd.

Toen Karel van Oostenrijk, die later keizer Karel V werd, om zoo te zeggen nog een kind was, had men hem twaelf edele jongelingen toegevoegd, zoo wel om met hem om te gaen als om hem te dienen, en maendelijks stelde men hem eene somme gelds ter hand om ze onder zyne makkers uit te deelen. Zoo dra hy deze voor de eerste maend ontving, haestte hy zich het geld by gelyke paerten aen ieder te geven; doch nauwelijks hadden de jongelingen het geld, en het was nog niet warm in hunne handen geworden, als zy het reeds, zoo als de kinderen gewoonlijk doen, aen alle slach van nietigheden of beuzelaryen verspilden. Karel had dit alles in acht genomen, en als hy de som voor de tweede maend ontving, meenden zyne makkers, dat deze wederom onder hen zoû verdeeld worden, en zy stonden met happigheid naer het geld te wachten, om het, zoo als vroeger, te verteeren; maer Karel gaf aen eenen hunner een stuk goud, en gebood hem daermede eene beurs te koopen. Toen men deze aenbracht, stak hy al het overige geld daerin, en gaf ze ter bewaring aen eenen der oudsten van zyne makkers. Hy deed het zelfde de derde en de vierde maend. De jongelingen zagen er daerdoor zeer norsch uit, en tot hunne leermeesters toe waren hier over ten hoogste verwonderd, en zy vermoedden, dat de jonge vorst uit eene ingeborene gierigheid aldus handelde. Niet lang daerna vernam Karel, dat het paerd van eenen zyner makkers, ik weet niet hoe, was omgekomen, en dadelijk beval hy aen

[pagina 222]
[p. 222]

zynen vertrouweling, die het geld in bewaring had, dat hy aen dengenen, die dat verlies gedaen had, geheel de beurs uit zynen naem zoû geven.

Zie daer een voorbeeld van vroegtydige deugd, en hetgeen het latijnsch spreekwoord zegt: Ex aurora diem.

 

Ens, Epidorpidvm libri. IV. Colon., 1624, in-12, bl. 342-343.

VIII. Aen wie men de ambten en bedieningen moet toevertrouwen.

Onder de lessen, welke de voorzichtige keizer Karel aen zynen zoon Philips gaf, toen hy hem de heerschappy afstond, zegt men, dat hy hem onder andere aenbeval, nooit te gedoogen, dat een en de zelfde persoon gedurende langen lijd, het zy met het oppergezag in den staet, het zy met het opperbevel in het leger, gelast bleve. Verder dat hy in het vergeven van dergelyke bedieningen, veel min den adel en het vermogen, dan wel de eerlijkheid en de vroeger bewezene diensten zoû in aenmerking nemen, hem te dezer gelegenheid waerschuwende, zoo als Aeneas Silvius te recht gezeid heeft, dat de menschen voor de waerdigheden en bedieningen, en niet de waerdigheden en bedieningen voor de menschen moeten bestemd zijn, en dat men aen de eerzuchtigen en machtigen den weg niet moet openen, om oproer of muitzucht te doen ontstaen.

 

Ens, Epidorpidvm libri. IV. Colon. 1624. in-12o, bl. 203.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken