Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 2
(1858)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– AuteursrechtvrijVII. Getrouwheid der Atrechtenaren.Het is bekend hoe de koning van Frankrijk, Lodewijk XI, dadelyk na het omkomen van hertog Karel den Stoute, de landen van onze jeugdige vorstin, Maria van Burgondië, langs alle kanten aenviel. Toen hy, ten jare 1477, de stad Atrecht, waeruit zijn krijgsvolk door de inwooners was gejaegd, op nieuw wilde innemen, kwam hy zelf voor die stad liggen. Alhoewel de Atrechtenaren niet genoegzaem toegerust waren om ernstigen wederstand te bieden, dan toch besloten zy zich tot het uiterste te verdedigen. Doch de muren vielen weldra voor het geschut van den vyand, en men werd gedwongen den koning om genade te smeeken. Lodewijk beloofde alles te vergeten; maer hy wilde toch niet anders de stad binnen trekken, dan door de stormbreuk. Op zynen weg ontmoette hy twee burgers, die niet wilden ‘Leve de Koning!’ roepen; hy deed hun het hoofd afslaen. Verder gekomen zijnde, sprak hy de menigte toe, die | |
[pagina 452]
| |
geheel in verslagenheid was, en hy zeî: ‘Gy waert hard tegen my; ik vergeef het u.’ Des niet tegenstaende, deed hy korte dagen daerna, eenige inwooners, die men hem had aengeklaegd als t'eenenmael aen het huis van Burgondië verknocht, ter dood brengen. Op het oogenblik echter dat men ze ging halsrechten, bood men hun het leven aen op voorwaerde dat zy den eed van getrouwheid, dien zy aen Maria gedaen hadden, zouden breken. Doch zy weigerden zulks en hadden liever de dood te sterven.
Devienne, Histoire d'Artois, 1786, in-8o, D. III, bl. 130. - Ens, Epidorpidvm, lib. III, sive Apparatus convivialis. Col, 1648, in-12o, 263. |
|