Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 2
(1858)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 348]
| |
Kleine bydragen tot de middeleeuwsche staetshuishoud- en muntkunde.Onze stads rekeningen leveren talryke voorbeelden van de moeijelykheden, welke er te lande by de onderlinge betrekkingen der Steden in de middeneeuwen bestonden. Had men eenen brief te zenden naer eene min of meer afgelegene stad, zoo kon men meestal niet anders dan eenen eigen bode daertoe te huren, die soms twee, drie of meer dagen, naer mate des afstands, uit bleef, en dus ook naer evenredigheid moest beloond worden. De steden hadden gewoonlyk hunne knapen, die met dergelyke boodschappen werden gelast, en welker reiskosten vergoed werden. Met het vervoer van koopwaren over slecht gebaende wegen was het nog veel erger gesteld; en als eene kleine bydrage tot de kennis van onze middeneeuwschen toestand in dit vak heeft het volgende uittreksel uit de stads rekening van Lier over de maenden October, November en December 1393 my niet zonder belang toegeschenen. Men weet dat de schenkwijn in dit soort van middeleeuwsche verantwoordingen der stedelyke rentmeesters eene der hoofdzakelyke rubrieken uitmaekt. Nu ook had de stad Lier te Antwerpen eenen kleinen voorraed van dit nat doen aenkoopen, en zie hier op welke wyze die aenkoop en vervoerkosten in gemelde rekening voorkomen: Item der stad wijn coste te Antwerpen te scrodeneGa naar voetnoot(1) ende te ladene .j. mot. vj. vlems. gro. | |
[pagina 349]
| |
Item ghegheven van vrachte vander stad wine iiij. mot. ende xxiiij. vls. gr. De aenmerking op meester Wouter, die zijn getuig op de baen tusschen Antwerpen en Lier verloor, laet ik den lezer beoordeelen, alsmede het verteer te Mechelen. Uit dit laetste schijnt echter te blyken dat men langs daer was omgereden, om de voordeeligste markt te kennen, en dus den omweg in het belang der Stad had gedaen. Van meer belang is voor den gewoonen lezer, die met de middeleeuwsche muntwaerde niet bekend is, de herleiding der mottoenen en vlaemsche grooten te hebben om zich zoo goed mogelyk een denkbeeld te vormen van den prijs der koopwaer en de betrekkelyk hooge vervoerkosten. Uit de opsommingen en verschillende berekeningen in de onderhavige rekening voorkomende, blijkt dat de vlaemsche grooten tot onderdeden van den mottoen in gebruik waren, en wel op den voet van 27 grooten vlaemsch voor een mottoen. Victor Gaillard geeft ons in zyne Recherches sur les monnaies | |
[pagina 350]
| |
des Comtes de Flandre (bl. 160 en 164) de reeksen der verschillende mottoenen en vlaemsche grooten door Lodewijk van Male geslagen, tusschen de jaren 1346-1370: ik zeg verschillende, d.i. in gehalte en gewicht. Van beide reeksen neem ik de opgaven van het jaer 1370. Het mottoen ter snede van 53 op het mark en met het gehalte van 22 kar. 1 gr.; de groote vl. ter snede van 70 op het mark, met het gehalte van 6 den. Het is hier de plaets niet om verder op de berekening uit te weiden. De lezer, die er belang in heeft, zal, volgends het door den beroepen geleerden penningkundige vastgestelde, bevinden, dat, op den aengenomen regel van onze rekening acht gevende, (1 mottoen = 27 gr. vl.) de goudwaerde dien tijd tot de zilverwaerde stond = 11 1/5 tot 1 nagenoeg. Daer nu echter, volgends ons hedendaegsch muntstelsel, het goud tot het zilver in betrekking staet = 15 1/2 tot 1, volgt hier natuerlyker wyze uit, dat men voor beide (mottoenen en gr. vl.) twee verschillende waerden moet vinden, namelyk: 1o uitgaende van de zilverwaerde, fr. 222,22 per kil. welke dan den gr. vl. op 39 centiemen brengt, en by gevolg zou het mot. fr. 10, 53 waerd zijn. 2o uitgaende van de goudwaerde fr. 3444,44 per k. verkrijgt men fr. 14,72 voor de waerde van het mot. en bygevolg voor den gr. vl. 1472/27 = 54,5 centiemen. Het verschil is merkelyk, even als het verschil tusschen de evenredigheid der waerden van beiden metalen in de mideleeuwen vergeleken by de hedendaegsche evenredigheid. Nemen wy nu eenvoudig de zilverwaerde zooals ik ze daer even heb bepaeld, dan kostte de aem wijn fr. 155 61. Men betaelde voor vracht van Antwerpen naer Lier frs. 51 48. Volgends den totalen inhoud mag men stellen dat er 4 fusten waren. 8 vl. gr. = frs. 3,12 voor de huer van het paerd van Heine van Gheele zou niet te duer zijn, had de Stad hem daerenboven niet | |
[pagina 351]
| |
nog een mottoen = frs. 10,53 moeten betalen in vergoeding van zijn getuig, dat Meester Wouter op de baen tusschen Antwerpen en Lier had verloren. Bovendien wordt de rekening bezwaerd met 7 mottoenen = fr. 73,71 voor reiskosten der vier mannen, welke over Mechelen naer Antwerpen kwamen om den wijn te koopen. De prijs van den wijn te Antwerpen gekocht, staet gelyk met 88 centiemen den liter; doch, met de kosten daerby in rekening gebracht, kwam hy der stad Lier op fr. 1,23 den liter. Men vergelyke hiermede de pryzen van den schenkwijn in de stads rekening van Antwerpen (1396-1399) vermeld (Gesch. v. Antw., IIe D., blz. 596 en volgende). Daer zijn de pryzen van 4, 5 en 6 gr. vl. de gelte, dat heden zou gelyk staen met 57,71 en 85 centiemen den liter; de gelte gerekend op 2 potten = 2,748 liters. Hierby bepael ik myne aenteekeningen.
F.H. MERTENS. |
|