Vaderlandsch museum voor Nederduitsche letterkunde, oudheid en geschiedenis. Deel 1
(1855)–C.P. Serrure, [tijdschrift] Vaderlandsch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 116]
| |
Latijnsche vertaling van Jacob van Maerlants Wapene-Martijn, door Jan Bukelare.De latijnsche overzetting van den Wapene-Martijn is tot hiertoe slechts in één handschrift terug gevonden, namelyk in eenen Codex, die op de Stads-bibliotheek te Bergen-in-Henegouw berust. Het was de geleerde, te vroeg afgestorvene baron De Reiffenberg, die, in den Bulletin der zitting van 4 february 1837, van onze Commission royale d'histoireGa naar voetnoot(1), eene lijst mededeelende der handschriften welke te Bergen voor handen zijn, er een beschrijft waerin dit stuk te vinden is, en ons dus het bestaen van den latijnschen Wapene-Martijn leerde kennen. Volgends die opgave kon Dr Snellaert dezen in zyne bekroonde VerhandelingGa naar voetnoot(2) (1838) aenhalen. De benuttiging van dit handschrift werd my door de tusschenkomst der heeren Chalon, van Brussel, en Wins, van Bergen, vergemakkelykt. Ik betuig hun daervoor mynen welgemeenden dank. De Codex is in-folio, op papier, telt 250 bladen, en is geheel, behalve hier en daer een enkel woord of een paer versen, door de zelfde hand geschreven. Hy bevat de zeven eerste boeken van den bekenden, hene- | |
[pagina 117]
| |
gouwschen chronijkschryver Jacques de Guise, die van bl. 1 tot bl. 185 recto loopen, en dus ruim drie kwart van het boek beslaen. Dat eerste gedeelte eindigt met dit belangrijk slot: Explicit prima pars historie illustrium principum Hanonie, edita a fratre Jacobo de Guisia, ordinis fratrum minorum, conventus Valenchenensis, scripta et completa per manus Johannis de Loe, sancti Jacobi de Gandavo clerici, Tornacensis diocesis, magistri in artibus, die veneris que fuit xxviiio mensis aprilis anno Domini millesimo quadringentesimoGa naar voetnoot(1) LIII. Deo gracias. Dan volgen verder, van bl. 185 recto tot bl. 237 verso, onderscheidene stukken in proza, welke in den Bulletin worden opgenoemd, doch waervan de meeste reeds gedrukt zijn, en die in allen gevalle niets met onze letterkunde gemeens hebbenGa naar voetnoot(2). Eindelyk begint op bl. 238 recto de Dyalogus Jacobi de Merland, flandrensis, ad Martinum, trajectensem, socium suum, translatus de flamingo in latinum, die zich van daer tot aen bl. 250 recto, dat is tot aen het einde des handschrifts, uitstrekt. Dit gedeelte is op twee kolommen geschreven. Elke strofe heeft eene met rood doorhaelde voorletter, en onder de twee laetste regels van elke strofe zijn er roode streepjens, ongetwyfeld om hierop vooral de aendacht te trekken, vermits deze meestal het zakelykste van de voorgaende regels of iets doorslaende, bevatten. Uit het boven aengehaelde blijkt het dat de Codex van Gent herkomstig is, en aldaer, ten jare 1453, door Jan van der Loe, geestelyke van St. Jacobskerk en meester in de vrye kunsten, geschreven werd.Ga naar voetnoot(3) | |
[pagina 118]
| |
Het schrift van Jan Vander Loe is zeer regelmatig en heeft weinige doorhalingen of uitschrabbingen, maer met de talryke verkortingsteekenen destijds gebruikelyk, en daer het geheel met eene zeer doorloopende en vlugge hand schijnt afgewerkt te zijn, levert de lezing hier en daer meer moeijelykheden op, dan men by eene eerste inzage van den codex wel zou vermoeden. Er bestaet in der daed doorgaends byna geen onderscheid tusschen de n en de u, er zijn meestal geene stipjens op de i, enz. Daeruit volgt dat men slechts uit den zin kan opmaken of men hinc of huic, cerno of cervo, vivo of unio, enz. te lezen hebbe. Het handschrift werd, voor dezen druk, getrouwelyk, ja slafelyk gevolgd. Alwie met het middeneeuwsch latijn eenigzins bekend is, zal zich door de schrijfwyzen: cepere, percucientis, justicia, michi, heresis, es, ruine, divine, ny, en dergelyke, voor coepere, percutientis, justitia, mihi, haeresis, aes, ruinae, divinae, ni, by het lezen niet hinderen. Aen anderen laten wy de zorg over eene kritische uitgave van dit stuk te bewerken. Want stellig heeft Jan Vander Loe niet altijd ons den tekst, zoo als hy uit de pen van den dichter gevloeid was, teruggegeven. In der daed, soms zijn er geheele versen weggelaten, en soms vindt men er te veel. Boek I, str. 52, heeft slechts 12 versen, zoo ook B. II, str. 18. - B. II, str. 24, heeft er 13. - B. I, str. 52, B. II, str. 12 en 19, B. III, str. 1, 8, 21, 23, 24 en 32, bestaen slechts uit 14 regels. - In B. III, str. 15, telt men er 16. - B. I, str. 58 en III, str. 28, hebben 17 versen. - Eindelyk in B. I, str. 57, en B. III, str. 4, leest men er tot 19 toe. Blijkbaer heeft dus de oorspronkelyke tekst meer dan eene verminking en interpollatie ondergaen. De moeijelijkheid van het schrift en de slordigheid van den tekst leverden my meer dan eene zwarigheid op, die ik door de vergelyking met den oorspronkelyken Wapene-Martijn niet altijd uit den weg kon ruimen, alzoo de vertaler dikwijls zeer vry te werk gaet en zich soms geheel van het origineel verwydert. In hoe verre ik hierin geslaegd ben, zullen de lezers oordeelen, want ik vlei my niet alle onzekerheid te hebben doen verdwynen. | |
[pagina 119]
| |
De uitgave dezer latijnsche overzetting van een der schoonste letterprodukten van onzen Jacob Van Maerlant, zal voor de geschiedenis onzer middeneeuwsche letterkunde niet onbelangrijk wezen. Wanneer men immers nagaet, dat nog in onze dagen, de hoogleeraer ClarisseGa naar voetnoot(1) twyfelde of men de Wapene-Martijn, waerin de dichter zulke hooge vlucht neemt, wel aen denzelfden man kan toeschryven die de vertaling van den langdradigen en weinig dichterlyken Spiegel historiael en Rijmbybel geleverd had; ja dat de heer HalbertsmaGa naar voetnoot(2) zulks zelfs volstrekt loochende, dan toch, indien er na al de andere door professor JonckbloetGa naar voetnoot(3) bygebrachte bewyzen, nog geene genoegzame zekerheid bestond, zal de bekendmaking van dit stuk niet weinig bydragen om het pleit voor altijd te doen beslissen. De dichter, die Maerlants werk in het latijn overbracht, hiet Jan Bukelare en was priester. Dat leeren wy uit Boek III, v. 59, waer hy zingt:
vel ubi fallit Bukelare,
alsook uit het slot dat luidt: Explicit Martinus, latine translatus a Johanne Bukelare, presbytero. Jan Bukelare was hoogstwaerschijnlyk een Vlaming. De uitgang van zynen naem op lareGa naar voetnoot(4), doet dit reeds vermoeden. Verder was hy met de aengelegenheden van Vlaenderen zeer wel bekend. Wanneer men immers in het oorspronkelyk leest: Waert al dijn dat comt int Swin,
gout, selver, stael, loet, yser, tin,
dun vertaelt hy: Licet tui fore(t) densus
Sluse thesaurus immensus.
| |
[pagina 120]
| |
om dat hy zeer wel wist dat de stad Sluis op het Zwijn, eenen inham van den Hont of Wester-Schelde, gelegen is. Wanneer leefde Bukelare? Baer omtrent kan ik niets met zekerheid bepalen. Het handschrift dagteekent slechts van 1453; maer dat de vertaling meer dan eene eeuw ouder is, schijnt my stellig. Misschien werd ze korten tijd na de dood van Maerlant berijmd. Dat ze echter niet tydens zynen leeftijd verscheen, blijkt uit de volgende regelen, welke Bukelare aen Marten in den mond legtGa naar voetnoot(1): In Dam fossa tui lecti
sub campanis, et Trajecti
moror, sic separamur.
waervoor men in het oorspronkelyk leest: Jacob, du woens in den Dam,
ende ic tUtrecht; dies ben ic gramGa naar voetnoot(2).
Mag men de versen van den latijnschen dichter, die zoo als men ziet, met Maerlants dood zeer wel bekend was, naer de letter nemen, wanneer hy Marten, die waerschijnlyk ook wel wezenlyk zal bestaen hebben, in den tegenwoordigen tijd doet zeggen moror, dan zou men daeruit mogen opmaken dat deze goede compaen van Jacob, nog in leven was, toen Bukelare schreef. Ik geef dit bloot als eene gissing. De drie regels van Bukelare, die wy hier aenhalen, zijn de oudste getuigenis, waerby men weet dat Van Maerlant, te Damme, onder den toren (onder het klokkenhuis), begraven werd. Was het slechts toeval dat zijn lijk aen den ingang der kerk ter aerde besteld werd? Waerom heeft men voor zulk eenen man juist deze plaets, en niet eene deftigere, zoo als op het koor of in eenen der | |
[pagina 121]
| |
beuken, gekozen? Had men destijds aen den schryver, die zich in zynen langdurigen levensloop, door meer dan een zyner werken, den haet van eenige zyner tijdgenooten en vooral der geestelyken op het lijf had gehaeld, nog niet volkomen vergeven? Indien het vierde boek van den Wapene-Martijn, dat in 1299, dus slechts één jaer vóór 's mans dood, verscheen, en waerin zoo hevig als in het eerste boek, tegen de bestaende misbruiken uitgevaren wordt, wezenlyk uit zyne pen gevloeid is, dan zou ik eenigszins geneigd zijn te denken dat de misachting van sommigen hem tot aen het graf vergezelde. Slechts eenigen tijd later, denk ik, werd zyne nagedachtenis, door rechtschapene mannen, zoo als eenen Bukelare, gewroken, en eerst na eene halve eeuw zyne rustplaets met het bekende grafschrift versierdGa naar voetnoot(1). Niettegenstaende dat alles werd zelfs nog, in de volgende eeuwen, de plaets waer Maerlants asch rust, niet altijd geëerbiedigd; men herinnere zich slechts hetgene door den brugschen rechtsgeleerde Van Belle en door den pastoor van Bovekerke, Van Male, verhaeld wordt, dat men den zark had moeten omkeeren, uit hoofde van den grooten toeloop des volks, dat beweerde dat Uilenspiegel daer onder begraven lag. Bukelare vertaelde drie boeken van den Wapene-Martijn. Het derdeGa naar voetnoot(2) moet wel degelyk dien naem blyven behouden, al is het dat Dr Jonckbloet er afzonderlyk over handelt, als van een gedicht vander Drievoudicheden, zoo als het ook gekend is. Men weet dat het eerste boek bestaet uit 75 dertienregelige strofen, waerin telkens slechts twee rijmklanken voorkomen. Het tweede boek telt 26 strofen, die in dezelfde versmaet als het eerste geschreven zijn. Het derde, vander Drievoudicheden, bevat 39 koepletten van gelijksoortigen vorm als die der twee vorige stukken, doch met dat onderscheid dat hier omgekeerd de lange regels op slepende, de korte op staende rymen uitgaen. Om dit klein verschil kon Jonckbloet het kwalyk beschouwen als met de twee | |
[pagina 122]
| |
andere samenhangende. Moest men dit aennemen, dan zou dat insgelyks gelden omtrent het vierde boek, dat 49 strofen heeft, van 19 versen elk. Deze hebben ook niet meer dan twee rijmklanken. Die reden is voor my niet afdoende. Ik moet verder den heer Jonckbloet tegenspreken, wanneer hy zegtGa naar voetnoot(1): ‘In alle handschriften volgt op deze drie samenspraken een ander strofisch gedicht, dat ten titel voert: Ene disputacie van onzer Vrouwen ende vanden heilighen Cruce.’ In de twee handschriften immers, waervan het eene aen ClignettGa naar voetnoot(2) en het andere, dat vry oud is, aen Heber toebehoorde, en die thands deelmaken van myne bibliotheek, wordt die Disputacie niet gevonden. Ook heeft Bukelare dit stuk niet vertaeld. Men kan dus uit de handschriften geen gevolg trekken om het aen Van Maerlant toe te schryven. In allen gevalle heeft het met de Martijns slechts dit gemeen, dat het, zoo als de drie eerste, in dertienregelige strofen, met slechts twee rijmklanken voor elk, en ook als deze in samenspraken geschreven is, doch dit mael niet tusschen Jacob en Marten, maer wel tusschen de heilige Maegd en het kruis van Christus. Vast gaet het dat de vier boeken die den naem van Wapene-Martijn dragen, niet ter zelfder tijd in het licht verschenen. Jonckbloet vermoedt dat het eerste omtrent het jaer 1247 uitkwam, en dat er tusschen dit en het tweede een vry aenzienlyk tijdsbestek ligt, al is het dat ook dit tweede nog tot den jeugdigen leeftijd van den dichter zou behooren. Het derde zou, volgends dien geleerde, even na 1270, aen den dag zijn gekomen. In het vierde luidt de aenvang van de laetste strofe: In diaer ons heren, dats waer,
een min dan dertien hondert iaer,
wert dese rime vondenGa naar voetnoot(3)
Dus dat het van 1299 dagteekent. | |
[pagina 123]
| |
Verder bestaet elk boek op zich zelve. De inhoud en strekking zijn verschillend. Het een moet dus niet als een noodzakelyk vervolg op het andere beschouwd worden. De opgang, dien de eerste Martijn maekte, was ongetwyfeld de beweegreden die Van Maerlant noopte, om later dien zelfden naem te geven aen dichtstukken waerin over eenigzins andere zaken gehandeld wordt. Niet alleen by zyne tijdgenooten hadden de Martijns eene hooge beroemdheid bekomen. De vertaling door Bukelare is een nieuw bewijs hoe hoog men het, zelfs na Maerlants dood, met die stukken op had. En Bukelare zegt ons, in zijn voorwoord, dat reeds anderen, vóór hem, hunne krachten beproefd hadden om de Wapene-Martijn in leonijnsche versen over te brengen; maer dat zy het hadden laten steken: Prosam metrum leoninum
quidam coepere,
sed opus non composuere.
Bekend werd het onlangs dat de yperling Jan De Weert, die omtrent het jaer 1345 leefde, eene Disputacie van Rogier ende van Janne schreef, geheel in den trant van Maerlant's Wapene-Martijn, aen hetwelk hy zelfs den aenhef van zijn gedicht ontleendeGa naar voetnoot(1): Wapene Rogier, hoe saelt gaen?
sal tfolc van sonden niet afstaen,
hoe saelt danne gheduren?
Ook onder de gedichten, die men aen den bruggeling Jan Van Hulst toeschrijft, wordt er een gevonden waerin men den versbouw zoo wel van de twee eerste als van het derde boek des Wapen-Martijns terug vindtGa naar voetnoot(2). Het is namelyk in strofen van | |
[pagina 124]
| |
dertien versen, die slechts door twee rijmklanken zijn verbonden. By de bekendmaking van het vierde boek, dat weldra zal volgen, zal ik nogmaels terug komen op den Wapen-Martijn. Intusschen druk ik den wensch uit dat de eene of andere geleerde al de boeken vereenigd, en met de vergelyking der talryke handschriften voorzien, op eene kritische wyze uitgeve. By die gelegenheid ware het ook de moeite waerd dat men, zoo veel mogelyk, de bronnen aenwees, die door den dichter geraedpleegd werden. Wy zullen hier slechts, in het voorbygaen, aenstippen dat Maerlant, onzes dunkens, voor het bewerken van zyn derde boek van der Drievoudicheden, veel denkbeelden of stellingen aen het Monologion en het Proslogion van den heiligen Anselmus van CanterburyGa naar voetnoot(1) ontleendeGa naar voetnoot(2). Over de waerde van de latijnsche vertaling zal ik hier niet uitweiden. De lezer oordeele zelf. Bukelare had eene zware taek op zich getrokken: het overbrengen van kernvolle dichtstukken, waerin meestal over de afgetrokkenste zaken gehandeld wordt. En niettegenstaende de moeijelykheden waertegen hy reeds, uit dien hoofde te worstelen had, aerzelde hy niet deze nog eenigszins te vermeerderen door het verkiezen van eene berijmde versmaet. Geen wonder dus dat hy zich niet altijd on de hoogste van het origineel heeft kunnen behouden: talryke strofen echter zijn zeer gelukkig uitgevallen en kunnen tegen die van Maerlant worden opgewogen. Bukelare in allen gevalle was het latijn meester en meer dan eene plaets verraedt dat hy met het grieksch bekend was, terwyl men uit eenige woorden of wendingen zou kunnen opmaken dat hy insgelyks de fransche tael bezat. | |
[pagina 125]
| |
Eerste boek.Incipit dyalogus Jacobi de Merland, flandrensis, ad Martinum, trajectensem, socium suum, translatus de flamingo in latinum.I.
Scribere Martinum
plerisque foret peregrinum;
en breve latinum!
Prosam metrum leoninum
5.[regelnummer]
quidam cepere,
sed opus non composuere;
det michi complere
Deus, et quod glisco tenere.Ga naar voetnootV. 8
Verum ditamenGa naar voetnootV. 9
10.[regelnummer]
dictare Deus juvet! Amen.
II.
Prohemium breve.
Me delectat scribere
Martinum metro prosa,
cum Merlando libere
prolixitas exosa;
15.[regelnummer]
flagret hec rethorica,
spirans ut rubens rosa,
comite gramatica,
venustate formosa.
| |
[pagina 126]
| |
III.
Aaliud prohemium.
Stupor mundi, Merlandine,
20.[regelnummer]
qualis quantusque! Ruine
crebrescunt per secula;
nefas necat, fas supine;
non est legis hoc divine!
tenebrescunt specula,
25.[regelnummer]
jacent rose, surgunt spine,
cadit granum pressum sine
fruge; mundi gloria
frugi non est, repentine
transit, fallit falso fine;
30.[regelnummer]
juris flet memoria,
dolus in historia,
dormit justicia,
pereunt lex atque sophia.
Regnant ista tria:
35.[regelnummer]
demon, fraus et symonia!
IV.
Item, aliud.
Heu! Martine, vox dolentis,
vox clamantis, vox dicentis:
mundi crebret pravitas,
honor fugit sane mentis,
40.[regelnummer]
fastus intrat jam fallentis,
exulat jam probitas
mersa; falsitatem gentis,
non amantis sed amentis,
cerno; languet caritas;
45.[regelnummer]
justus fert percucientis
ictus, probra deludentis;
cecidit humilitas,
erigitur, heu! vilitas.
Te peto, nobilitas,
50.[regelnummer]
dic, ubi nunc habitas?
| |
[pagina 127]
| |
V.
Idem, aliud.
Heu dolentis! heu doloris!
Qualis mundus, talis horis
hiis plenus pravitate!
Decus fugit aulis, choris;
55.[regelnummer]
vacat lex exporis foris,Ga naar voetnootV. 55
sopita probitate;
intrat vox adulatoris
fraudans felle mellis oris,
mellita qualitate;
60.[regelnummer]
jura silent intus, foris,
utrobique vincta loris,
magna calamitate,
cum taciturnitate!
Si vivo grate,
65.[regelnummer]
derisus sum miser a te.
VI.
Item, aliud.
Munde, fer inmunde,
cur tam nequam, furibunde,
stas, bonique sit raritas?Ga naar voetnootV. 68.
heu! michi responde:
70.[regelnummer]
quo? qua? vel ubi venit? unde
tanta tis cordis cecitas?Ga naar voetnootV. 71
subdole, variabunde,
plumas tollens, es reconde,
fraus, fraudem dolis agitas
75.[regelnummer]
prope; procul et profunde
honor; virtus aliunde
fugit; intrat dolositas;
ovi lanam, pellem tonde,
| |
[pagina 128]
| |
non vinum, sed fecem funde;
80.[regelnummer]
quid? sequitur voracitas,
multorum friget caritas;
rara fides, bonitas;
sapiens si cosmita vitas.Ga naar voetnootV. 84
1.
Item, aliud secundum textum.
Heu! Martine, michi fare:
hic si mundus diu stare
queat, tam egra laude,
dominatrix honorare
5.[regelnummer]
mox indubie fugare
curiis, nec aude.
Cerno falsos honorare,
scientes effestucare
heros, ut ficta fraude;Ga naar voetnootV. 9
10.[regelnummer]
atque justum vapulare,
derideri, mancipare;
te vilem rima claude,Ga naar voetnootV. 12
nam vix est pluma caude!
Desine cum fraude
15.[regelnummer]
regnare. Per omnia gaude!
1*
Item, aliud et melius.
Quo? qua? ubi? dic, et unde?
ve ter tibi! nequam munde,
tis nephas increbruit?
Ruis, honor, quam profunde,
5*[regelnummer]
exul fugis; infecunde
fenum et flos aruit;
falsitatis, furibunde,
adulantis aliunde,
| |
[pagina 129]
| |
fraus, non laus, apparuit;
10*[regelnummer]
tonsor ovis, pellem tonde,
ossa, carnem sibi funde
plus exactor voluit,
crisim nam precoluit,
veri cresim noluit.Ga naar voetnootV. 14*
15*[regelnummer]
Jam michi responde,
Martine, loquens perhabunde.
2.
Jacobus.
Usquequo, fer, sufferetur
et quo totum possidetur
in tuo principatu?Ga naar voetnootV. 19
20.[regelnummer]
Quamquam probus deprecetur,
parum prodesse videtur,
hoc minus uno flatu;
fodit, sed nil fodietur
et ad centrum nil centretur
25.[regelnummer]
in ullo dominatu;
in Cochito submergetur
omnis color qui miscetur;
fidelis incolatu
non est huic, fle, reatu.
30.[regelnummer]
Jus cadit omne statu;
surgit dolus absque meatu.
3.
Jacobus cum Martino.
O Martine! concorditer,
hinc femur uniformiter
dyalogo. Queratur
35.[regelnummer]
hic: unde fletus viliter,
tam vilis olim, qualiter
| |
[pagina 130]
| |
in altum jam levatur?
Te precor precabiliter,
dic, sic, vel ne, nec aliter
40.[regelnummer]
de hoc quod demonstratur.
Trux ocio fit pigriter;
pir petra dat quam duriterGa naar voetnootV. 42
quo siccum concrematur.
Jam feris, et feratur.
45.[regelnummer]
Qui verum fatur
vix auditur, reprobatur.
4.
Martinus.
Fari quidem, michi care,
vacat sensus; enodare
non possem, sed habere
50.[regelnummer]
tuum reri declarare,
fluctuando dubitare,
est onus sustinere!
nolo tamen denegare
tuas preces acceptare,
55.[regelnummer]
quod a me peciere.
Pluat Deus ut plorare
queam sensus et lavare,
qui me redemit vere,
optantem hoc implere;
60.[regelnummer]
nam ceptum facere
medium, quasi fertur, habere.
5.
Jacobus.
Mundi quando cepit, mirum!
preferendo viro virum,
trusit honor domina
65.[regelnummer]
rusticum tanquam delirum,
non dans eo putre pirum;
| |
[pagina 131]
| |
probo: laudis famina
magni vagantur, ni mirum,
honor exulat per gyrum,
70.[regelnummer]
quo migrarunt omnia;
unde virus hoc? quam dirum!
preciosum hunc saphirum
frangi cerno crimina;
cujus, fer, munimina?
75.[regelnummer]
mundi regina;
subito ruat ista ruina!
6.
Martinus.
Jacob, clare michi claret:
postquam honor trepidaret
conari pro honore
80.[regelnummer]
et versutum attractaret,
qui hinc inde consultaret,
nec castigando more,
accidit quod se gravaret
et extolli non curaret,
85.[regelnummer]
sed in ruina fore;
hoc jam toti mundo paret
neque probamento caret;
honor exul dolore,
nec redit pre timore.
90.[regelnummer]
Hinc fugito more
pravii, sic vivis honore.Ga naar voetnootV. 91
7.
Jacobus.
Ecce Phebus quo lustratur
orbis visus, ministratur
per proprias naturas,
95.[regelnummer]
dum cum nube colluctatur
et sub nubilo velatur,
| |
[pagina 132]
| |
per horas has obscuras
splendor ejus obfuscatur,
sic fuscare fraus conatur
100.[regelnummer]
nobiles creaturas,
hiis affixa solidatur,
quam nobilis amplexatur,
per nugas nocituras,
in evum duraturas;
105.[regelnummer]
tenet perjuras
per fictas sepe figuras.
8.
Martinus.
Postquam dolus ita crevit
quod falsum verum delevit,
nec sapiens sentiret,
110.[regelnummer]
inter saxa se cor sevitGa naar voetnootV. 110
nobile, seque replevit
undecumque veniret,
ac subridens acquievit
lucro, nam nichil deflevit
115.[regelnummer]
quam quod ir deliniret.Ga naar voetnootV. 115
Pereat, quod Deus sprevit!
qui os rodere consuevit,
quod nobilis glutiret,
unde virus hauriret.
120.[regelnummer]
Qui bene sentiret,
mala non, sed justa sentiret.
9.
Martinus.
Ad quid cera vel sigillum?
scriba scribens codicillum,
paragraphos majorum
125.[regelnummer]
perumpendo dans pulvillum?
| |
[pagina 133]
| |
Saxo, Friso scribat illum,
nam rara fides horum.
Fides errat ut girgillum,Ga naar voetnootV. 128
vertitur in glomicillum,Ga naar voetnootV. 129
130.[regelnummer]
dolo fracta pravorum;
non fuit vehens vexillum
unctus fraude, post pusillum
quin ruit propriorum
et exul terminorum.
135.[regelnummer]
Post sata pravorum
crescunt syzania florum!
10.
Jacobus.
Pulcre michi respondisti:
atroces majores isti.
Sermonem variando,
140.[regelnummer]
fari: hinc nil plus novisti?
Fraus, ludum fraudem dyxisti,
moribus derogando.
Caym, Abel occidisti;
ducem trucem, fraus, fovisti
145.[regelnummer]
humo precipitando.
Juste judex, morte tristi
versipellem velis sisti
pro serculo nefando,Ga naar voetnootV. 148
vel fine devorando!
150.[regelnummer]
Hunc moritur quando
cape, demon; quod tibi mando!
11.
Jacobus.
Mea scire mens optavit:
Deus, qui se non imitavit,
| |
[pagina 134]
| |
si rector creature,
155.[regelnummer]
cur malignus sic regnavit
et nil bono secundavit?
Non est legis censure,
sensus hebes sic dictavit;
qui in Adam flatum flavit
160.[regelnummer]
imperator nature,
confitere, rem mandavit
hanc (si verum, quis negavit?),
fortune perobscure,
semper variature.
165.[regelnummer]
Punge, punge fureque,
feri sors nil tibi cure!Ga naar voetnootV. 166
12.
Martinus.
Jacop, dic, infatuaris?
nil fortuna; more maris
videtur vacillare;
170.[regelnummer]
in heresim ne labaris?
cuncta Deus scit, rebaris;
in hoc barbarizare?
quid in corde mox temptaris
quod ad yma declinaris?
175.[regelnummer]
si clerus indagare
vult, extinctus suffocaris
et pulvillo compararis.
Non potes, dico clare,
sic Deo properare.
180.[regelnummer]
Scit fortuna dare,
scit tollere, scit variare.
13.
Non est Deus fatigatus:
sic nec saltus, silve latus,
| |
[pagina 135]
| |
quin ipso conservatur.
185.[regelnummer]
Omnis rerum principatus
sue ditioni datus,
divinitus credatur;
quamquam suffert mitigatus,
nequam sit locupletatus
190.[regelnummer]
et prudens vocitatur;
quanto magis exaltatus,
tanto plus precipitatus,
in cahos inflammatur,
ab hoste cruciatur.
195.[regelnummer]
Dum magis optatur
quam sufficit, approperatur.
14.
Rectum iter ad infernum
ducens vernat, quod nil vernum,
est omne per peccata.
200.[regelnummer]
Quando nephas per veternum,Ga naar voetnootV. 200
mens gravatur in eternum
peccatis mancipata,
ac optatum sic modernum
luctum non curans fraternum
205.[regelnummer]
nec corda desolata,
tunc mors venit, cor internum
terrens, non pensans supernum,
auferre congregata,
injuste cumulata.
210.[regelnummer]
Tunc conturbata
sunt omnia morte parata.
15.
Jacobus.
Martinus, tis sermo faturGa naar voetnootV. 212
ita quod meus informatur
| |
[pagina 136]
| |
de hoc quod ignorabam.
215.[regelnummer]
Quamquam pravus honoratur,
hinc cor meum non tristatur
nec inde litigabam.
Si plus sumptibus ditatur
et, quodcumque vult lucratur
220.[regelnummer]
in dolis, ut dictabam,
hic, illic periclitatur
atque vinculis mancipatur;
suos, ut cassam fabam,
natos considerabam;
225.[regelnummer]
sed mea quando dabam
bona pauperibus, bene stabam.
16.
Ne, mi frater, esto ferus
ut res discam, quîs non merus
sum, sed ignarus harum.
230.[regelnummer]
Cur peccatis Deus verus,
sit peccanti tam severus
verberibus plagarum?
nam post mortem, ait clerus,
in peccando quisque serus,
235.[regelnummer]
cur miser est penarum?
semper merens est Homerus!
numquid non est justus herus,
conditor animarum,
in causa querularum?
240.[regelnummer]
Penituisse parum,
post mortem, gustat amarum.
17.
Martinus.
Cui cuncta sunt prescita,
Deus, juxta cordis sita,
peccatorem theorat;Ga naar voetnootV. 244
| |
[pagina 137]
| |
245.[regelnummer]
animalis sua vita
fore posset vellet ita;
et quia sic laborat
missus est ad infinita
tormentorum atonita;Ga naar voetnootV. 249
250.[regelnummer]
nam meruit, deplorat.
Intellectu si perita
vide verba, sic polita,
que sensus evaporat
et stemate colorat.
255.[regelnummer]
Ridet, non plorat,
Dominum qui semper adorat.
18.
Jacobus.
Martine, verificari
sermo potest et probari
quid capax reperire.Ga naar voetnootV. 258
Deo cuncta revellari
260.[regelnummer]
certum est, ac numerari
quod polus quid ambire,Ga naar voetnoot261
frondes, flores, dies clari,
gutta cum arena mari,
nec ipsi grave scire.
265.[regelnummer]
Ypocritas excecrari,
jubet illos cruciari
qui faciunt perire,
pias mentes sevire.
Hiis consentire
270.[regelnummer]
noli, debes sed abire.
19.
Martine, dicit Scriptura,
vitam darem, es et plura,
ac sufferrem algorem,
festuce non foret cura;
| |
[pagina 138]
| |
275.[regelnummer]
Nova Lex fert et Obscura:
mortis culpa laborem,
artam vitam, strictura imaGa naar voetnootV. 277
polo dantes et tam dura,
o fiat id, quod orem!
280.[regelnummer]
Cerberi sint in clausura,
luce verna caritura,
vi minuendo forem,Ga naar voetnootV. 282
ne quis intret dolorem!
Inferni florem
285.[regelnummer]
lege non, celi cape rorem.
20.
Multi probant, attemptando
Verbum Scriptum, putando
abyssum reperire;
290.[regelnummer]
laycis confabulando,
nova novis garrulando,
que delectat audire;
sinistrorsum variando;
mors est illis sauciando
295.[regelnummer]
verbum, quod fingunt scire;
rumpunt, suunt reparando
dispactum rursus clamando;
hii canes! qui sevire
faciunt et perire;
300.[regelnummer]
plures sentire
valent, tormenta subire.
21.
Credunt ipsi contemplari
verba, rore salutari
in celo radicata;
305.[regelnummer]
frustra datur hiis venari:
impari par coequari,
proportio nec data.
| |
[pagina 139]
| |
Absit hoc interrogari;
sileam, nec ausim fari;
310.[regelnummer]
re cedo dubitata.
Cedat manus dimicariGa naar voetnootV. 311
et cum pugile luctari,
sua vi conculcata,
isti nil comparata.
315.[regelnummer]
Est manus armata
mors debilis accelerata.
22.
Si Deus in juditio
gesta sciet, hoc sicio,
quîs unquam peccabamus,
320.[regelnummer]
fleret in precipitio
virtus equata vicio,
tunc fide careamus!
absit boni paritio,Ga naar voetnootV. 323
nulla quin beneficio
325.[regelnummer]
donabitur; speramus!
Dei rerum conditio,
quem non latet initio,
hunc frustra flagitamus,
si spernit quod rogamus.
330.[regelnummer]
Ipsum laudamus,Ga naar voetnootV. 330
si velle Dei faciamus.Ga naar voetnoot331
23.
Fides inquit: est necesse
unum Deum idem esse,
hunc nec posse concludi.
335.[regelnummer]
Justus judex indefesse
et misericors expresse,
qui fecit, instar ludi,
| |
[pagina 140]
| |
aquam, vinum, obstupesce!
se dat nobis totum esse,
340.[regelnummer]
te stolidum erudi;
sis fidelis, fide cresce;
porci plures Christi messe
se crassant, mente rudi,Ga naar voetnootV. 343
hii rasi, resi, nudi;Ga naar voetnootV. 344
345.[regelnummer]
quos simul effudi,
quia fructus sunt michi crudi.
24.
Fides tua, fides bona,
certus sum: virtus corona
vite coronabitur.
350.[regelnummer]
Solvat solvens cuncta dona,
spe confirmans Symeona,
Sare mens plus labitur;
cuncta cingens sua zona,
pullos, ut gallina prona,
355.[regelnummer]
alis amplexabitur.
Vitam dedit hora nona,
dulcis cantat Antiphona,
vita, qua donabitur
nobis et salvabitur.
360.[regelnummer]
Gracia dat, scitur,
quod non inferius initur.
25.
Heret hemus. Si sit equusGa naar voetnootV. 362
Deus, et inquit: ‘amor cecus,’
quod quidem est vulgale;
365.[regelnummer]
qui sum imprudens pecus,
fac me nosce si, vel secus
novi modicum, hoc tale
| |
[pagina 141]
| |
verum sit, est labor; decus
non secutus hunc, in specus
370.[regelnummer]
cadis deceptus male.
Ait Prudens atque Grecus:
amor Dei animequus
indutus est carnale,
corpus sumens mortale.
375.[regelnummer]
Credimus hoc quale
fore visum, non fore tale.
26.
Jacobus.
Questio tis onerosa.
Rationis probat glosa
trifarium amorem.
370.[regelnummer]
Primus caritas est: rosa
sine metu, nec exosa,
sed pluens celi rorem.
Alter mundi maculosa
trahit et ambiciosa:
375.[regelnummer]
Agar ducens sororem.
Tercius temporum jocosa,
ut natura generosa,
par legit per dulcorem;
hunc rari legunt florem,
380.[regelnummer]
sed mutant morem,
spernunt et amoris honorem.
27.
Primi tanta vis amoris,
quem laus nulla laudatorum
laudaret satis plene;
385.[regelnummer]
nom manna traxit dulcorumGa naar voetnootV. 385
in matris sinum honoris,
contemptum inamene?
| |
[pagina 142]
| |
Deus amor est, ardoris,
mortis, dixit quis, doloris;
390.[regelnummer]
hunc tormentorum pene
hic in se clausit pudoris
in vas, ut fons tis cruoris
large fluxerunt vene,
o Jhesu Nazarene!
395.[regelnummer]
Hec cantilene
placeant veluti philomene.
28.
Talis, qualis innotescit
amor, amor Christi, crescit,
nec potest excecari.
400.[regelnummer]
Foret quo nox lucem nescit,
vi amoris inardescit
qui, nequit separari
hoc thesauro. Qui torpescit
et virtuti non assuescit,
405.[regelnummer]
non poterit ditari
hoc dono, quod non macescit.
Gustat juste qui processit;
quid corpus laniari.Ga naar voetnootV. 408
nec anima dampnari.
410.[regelnummer]
Illam salvari
vult, qui voluit cruciari.
29.
Alter est insanus sanis,
vacat rebus nam mundanis
et mundi fautoribus.
415.[regelnummer]
Amor, ipse tu inanis,
nam militibus insanis
et feneratoribus.
Vagus miles vacans vanis,
| |
[pagina 143]
| |
cor, corpus, ut cibum panis,
420.[regelnummer]
rodit, pro favoribus.
Si es floret flumen ranis,
animo fluens immanis,
sitiret ardoribus,
alter et fenoribus.
425.[regelnummer]
Hic capit in foribus
es, decus ille tribus.
30.
Hii distinguuntur amores,
ambit alter nam honores
et alter divitias.
430.[regelnummer]
Vis honorem? huic labores
imitare divos mores,
hos implere sitias.
Placa Deum, hunc adores,
propter jus suda sudores,
435.[regelnummer]
nec lassus deficias.
Vane laudis subter flores
hii latent adulatores.
Niveas blanditias
horum non allitias;
440.[regelnummer]
quorum si sapias,
tollis amicitias.
31.
Honestatem diligere,
cor moribus disponere,
signum nobilitatis.
445.[regelnummer]
Contende bene vivere,
fastum tuum reprimere
cujuscumque etatis.
Quas fabulas attingere,Ga naar voetnootV. 448
quas sciunt ficti fingere,
450.[regelnummer]
non refert dignitatis.
| |
[pagina 144]
| |
Indignam vilipendere
laudem ac reprehendereGa naar voetnootV. 452
vos decet, qui optatis
honorem probitatis;
455.[regelnummer]
laudibus ablatis
pravorum ne pereatis.
32.
Si possessor es bonorum,
justus usor collatorum,
est donum salutare.
460.[regelnummer]
Divus amor facit porumGa naar voetnootV. 460
satur nemo quo sanctorum,
si cuncta vellent dare.
Spretus amor avarorum,
in conspectu angelorum,
465.[regelnummer]
quem non cessant laudare
Dominum celi celorum.
Chorum scelus cupidorum
non poterit intrare;
nil pejus memorare;
470.[regelnummer]
eris amor quare
Christum non quivit amare.
33.
Tercius tempore colatur,Ga naar voetnootV. 472
cum natura prestulatur
veris annos florentes.
475.[regelnummer]
Dulcis amor delectatur
quando rubor amplexatur
amantium fidas mentes.
Amor hic nobilitatur,
nam semper locupletatur,
480.[regelnummer]
replens esurientes;
ejus nunquam spes labatur,
| |
[pagina 145]
| |
tali vita quum fruatur;
sensus fovet merentes
susurro, nec ingentes.
485.[regelnummer]
Presens absentes
amor optat habere dolentes.
34.
Amor, ut canit Scriptura,
est qui duûm corda plura
ligat sinceritate.
490.[regelnummer]
Vis amoris perobscura,
ejus emanescunt jura
vili rusticitate.
Cecus amor, sine cura,
fallax, ut venti natura,
495.[regelnummer]
errat e meta late.
Fax amoris reditura,
fraude, fastu caritura
est, dum plume ablate
erunt cigni nigrate.
500[regelnummer]
Christe, Dei grate,
nobis amor effluat a te!
35.
Martine, sum persolutus;
omnis philos est imbutus,
domicelle, domine,
505.[regelnummer]
rithmo, cantu sit consutus;
fraude tamen hinc sum tutus.
ut fallentis nomine.
Tenebris sol involutus,
estque mundus jam versutus,
510.[regelnummer]
fides caret homine.
Amans fraudis esto mutus,
ferre noli: ‘sum complutus
amoris roramine;’
retro vili famine!
515.[regelnummer]
Hoc ivit in fine,
fallunt amore sine.
| |
[pagina 146]
| |
36.
Martine, jam me petisti,Ga naar voetnootV. 517
lamentum sustinuisti,
placet interrogare.
520.[regelnummer]
Credis, michi placuisti,
molestus quia fuisti?
non possem vindicare.
Conqueri quid juvat tristi?
525.[regelnummer]
ne formides; que dixisti
jam volo supportare;
cunctis esse, que dedisti,
valeam; me juves isti
grata reversa dari,
530.[regelnummer]
nec loqui formidare.
Verbis verba dare,
volo rem re vendere care.
37.
Jacobus.
Edissere quid mistici:
si gens celestis medici
535.[regelnummer]
venit ab Adam primo,
numquid non omnes cosmici
nobiles atque rustici?
hii super, hii sub ymo?
Fy! rusticis solet dici:Ga naar voetnootV. 539
540.[regelnummer]
cedite melancolici,
per ipsimaque fimo!
Si juris est juridici,
ferte, nil potest obici,Ga naar voetnootV. 543
nam fecit nos de limo
545.[regelnummer]
omnes eque sublimo,
et nullum reprimo
si me vilem; bene rimo.
| |
[pagina 147]
| |
38.
Martinus.
Pluribus res occultatur,
per quam sensus innodatur,
550.[regelnummer]
ac petis graviora.
Si exactor fenizatur,
alienum depredatur,
hic miser, sine mora,
a nobilibus levatur;
555.[regelnummer]
licet miles fedatur,Ga naar voetnootV. 555
es mundat hunc ab ora.
Multa gens hinc excitatur
et ad lucra provocatur
non Deo graciora,
560.[regelnummer]
sed animi pejora.
Pauper homo, plora
ditens, sed dives honora.
39.
Gens servilis, quidem fatur,
hec a Caym oriatur
565.[regelnummer]
qui Abel trucidavit,
in quîs et maledicatur.
Non, Martine, quod probatur,
nam stirps, quam gravavit,
Ysrael persequebatur,
570.[regelnummer]
Biblia non mentiatur,
hanc rubrum mare stravit.
Dirum virus jam efflatur,
quod a Caym fovebatur,
quamplures suffocavit,
575.[regelnummer]
quos sibi sociavit.
Mundo manavit
fraus, laus sine fine meavit.
| |
[pagina 148]
| |
40.
Quidam: ‘a Chaym gens servilisGa naar voetnootV. 578
venit, ayunt, patri vilis
580.[regelnummer]
quem minus amitivit.Ga naar voetnootV. 580
Maledixit hunc senilis
Noe justus; Cham subtilis
in nephas pertransivit.’
Agnum vervex juvenilis
585.[regelnummer]
pravum gignit sepe solis,Ga naar voetnootV. 585
hinc error introivit.
Senex Abraham gentilis,
gentis pater et herilis,
mandata custodivit,
590.[regelnummer]
que nunquam preterivit.
Quem Deus accivit
patrem, patrem redeimivit.
41.
Martinus.
Propter nephas injustorum,
canit lex Ytalicorum,
595.[regelnummer]
illiber reperitur.
Cum dux victor bellicorum,
campo fuit occisorum,
superstes custoditur,
vinctus ducitur ad forum,
600.[regelnummer]
precio denariorum
servilis hic sancitur.
Ductrix natura cunctorum;
sors malorum ac bonorum,
crescens, decrescens, scitur,
605.[regelnummer]
hiis, illis sepelitur.
Prosperitas inoritur
fors quando sera moritur.
| |
[pagina 149]
| |
42.
Fert Deus, propter reatum,
stirpis deperire statum,
610.[regelnummer]
surgente quadam. Deficit
hoc scrutinium quis vatum?
Altum, profundum et latum,
cuncta cibarum hic respicit.Ga naar voetnootV. 613
Dans se Deo mancipatum,
615.[regelnummer]
ejus heres atque satum,
penuriam plus allicit;Ga naar voetnootV. 616
tunc, cum vulgus in peccatum
labitur prevaricatum,
plus se ruinis afficit,
620.[regelnummer]
laus reproborum sufficit.
Vincere qui vi scit
paciens, mundi mala vicit.
43.
Que vis? a quo gignebatur?
vel qua matre portabatur
625.[regelnummer]
ens, mente virtuosus?
vel quis plagis oriatur,
hic meretur, quis miratur?
quod nulli sit exosus.
Si hujusmodi vendatur,
630.[regelnummer]
non virtute spoliatur,
virtutis amorososus.
Puro corde radicatur
nobilitas et fundatur,
qua caret viciosus,
635.[regelnummer]
avarus, venenosus.
Esto morosus,
tu, nobilis et generosus.
| |
[pagina 150]
| |
44.
Martinus.
Volens te nobilitare,
duo debes observare,
640.[regelnummer]
que volo te docere.
Sis honestus, cumulare
nolis aurum, nec amare.
Hec monita tenere
debes: audax verum fare.
645.[regelnummer]
Tria cordi radicare
hec decet et complere.
Nemo vilem te vocare
jure potest, honorare
exceptis invidere
650.[regelnummer]
qui solent et nocere.
Nobilis es vere,
bonus est moribus, here.
45.
Jacob, intellexi sane,
verbum bonum nec inane
655.[regelnummer]
profers, sed equitatis.
Cave canis: o Alane!
sunt divitie mundane
causa nobilitatis.
Hec delentur sero, mane,
660.[regelnummer]
perdis has, tunc dico plane:
o miser! Paupertatis
nobilitas celi pane
saginatur; vage, vane,
indigni careatis
665.[regelnummer]
hoc dono largitatis.
Dat Deus hoc gratis
in signum nobilitatis.
46.
Martinus.
Verba dicunt jam prolata:
duxit creatura nata
| |
[pagina 151]
| |
670.[regelnummer]
ab Adam primordium.
Heu! carnatio turbata,
jam abiminice prostrata,
suffert inproperium.Ga naar voetnootV. 673
Invidia toxicata
675.[regelnummer]
est ubique seminata;
perpessa naufragium.
Glossam querere parata,
nova novis innovata;
canizat gens per vicium;Ga naar voetnootV. 679
680.[regelnummer]
finem peto; principium
equum juditium
vix dat atque pium.
47.
Jacobus.
Horribilis superbia,
invidie primordia,
685.[regelnummer]
in celis inceperunt,
cum Lucifer et agmina
altissimo similia,
se fore presumpserunt.
Tunc ille, cum familia,
690.[regelnummer]
in Tartara flebilia
de celis corruerunt.
Jam mundi per confinia,
venenum et zizania
heu! proch dolor! creverunt,
695.[regelnummer]
que minus patuerunt.
Tempore messis erunt,
sequitur finis, perierunt.
48.
Verba duo sunt in mundo:
meum, tuum, vagabundo.
| |
[pagina 152]
| |
700.[regelnummer]
Si ista tollerentur
pax vigeret cordis fundo;
quisque diceret: ‘Habundo,’
omnesque ditarentur.
Vinum gratis sitibundo,
705.[regelnummer]
ac frumentum sine pondo,
communia darentur.
Cordis latens in profundo
cupiditas, quam pessundo,
facit ut immuttentur.Ga naar voetnootV. 709
710.[regelnummer]
Lex, jus, heu! sic delentur!
Quando tollentur
mis, tis, bona cuncta sequentur.
49.
Dedit rector creatorum,
dator omnium bonorum,
715.[regelnummer]
comune discernendo;Ga naar voetnootV. 715
dives, pauper, servus, horum
grex pascatur egenorum,
singulis dividendo.
Cum cupido frangit lorum
720.[regelnummer]
amens, talentum sonorum
cuncta degluciendo.
Hinc currit sanguis piorum,
edificia domorum
hinc struuntur, deflendo!
725.[regelnummer]
plerisque condolendo!
Casu portendo,
mea sompnia visa legendo.
50.
Martinus.
Nomquam non dubitari
prorsus debet tuum fari,
730.[regelnummer]
quod ante discussisti?
| |
[pagina 153]
| |
Bona fluunt; sed avari
hiis non possunt saturari;
hinc pauper eguisti,
hinc conflictus sunt amari;
735.[regelnummer]
ergo non potest lavari
mens a peccato tristi;
large dudum dominari
solebas, jam depredari
cupide quesisti
740.[regelnummer]
et nummos collegisti.
Quod male trusisti,
male perdis, hinc doluisti!
51.
Doce, precor, peroptatum.
Quando cor sit sauciatum
745.[regelnummer]
aculeis amoris,
an ocellus cernens gratum?
an cor plagat se prostratumGa naar voetnootV. 747
per faculam ardoris?
Aurum darem ponderatum,
750.[regelnummer]
si novissem hujus statum;
edicito quid noris.
Meum cerno, jam afflatum
vi declares, obstucatum;
nam questio valoris
755.[regelnummer]
majoris et minoris.
Verbis dulcoris
michi da reversa prioris.
52.
Ut extraneus, ingratus,
rudis, de Frisia natus,
760.[regelnummer]
faris, qui non amavit.
Fructus dulcis atque gratus
| |
[pagina 154]
| |
venit ex amore latus,
qui rusticum non pavit.
Hoc amore vulneratus
765.[regelnummer]
nil hunc juvat ingustatusGa naar voetnootV. 765
amor, quem peroptavit;
cor et oculus gravatus
hinc est pluries cecatus,
solutio probavit.
770.[regelnummer]
Dulcis amor stravit
michi cor, mentemque gravavit.
53.
Sevissima discordia
ac perhennis invidia
est inter cor et visum.
775.[regelnummer]
Cor visui obprobria
infert: ‘Per te ad vitia
trahor et in derisum;
apertus es ad vilia
coram te transeuntia;
780.[regelnummer]
fallor in te confisum.
Te precor claudis hostia
ne captent hostes spolia.
Heu! per te sum divisum,
clamans ad paradisum.
785.[regelnummer]
Per te collisum
corpus, cor ad intima visum.
54.
Cor ad oculum.
Proch! terribilis, severe,
mortis estum fero fere,
te propter, et algorem.
790.[regelnummer]
Tis me facti quid tedere!
| |
[pagina 155]
| |
Exul fores opto vere,
nec tibi nego favorem;
vincula nulla prevalere
michi possunt, nec nocere;
795.[regelnummer]
liberrimum tunc forem.
Velli scribo te debere,
si fas foret; vis placere
mundanis, per fetorem,
cor ducens in errorem.
800.[regelnummer]
Ducor in errorem
cor, lucis propter amorem.’
55.
Cordi visus loquebatur:
‘sensus tibi, cor, privatur,
o domina regina.
805.[regelnummer]
Quid michi calumpniatur?
per me tibi non inflatur
virus neque ruina.
Si oculus diruatur,
ad quid corpus inducatur,
810.[regelnummer]
num ruit in labina?Ga naar voetnootV. 810
Frustra cor tumultuatur,
contra visum dominatur
sibi velut regina,
nam probat hoc doctrina:
815.[regelnummer]
cosmita, divina
cor sapit ut domina.
56.
O domina, considera,
michique prorsus impera
ut tis membris omnibus.
820.[regelnummer]
Nemo tibi dat perpera,
fer a te labis vellera
| |
[pagina 156]
| |
sic inpoluta vilibus;
sed cum per me nepharia
cupis, trahis illicita,
825.[regelnummer]
consenciendo visibus.
Tu es arundo tenera,
flans varie per aera,
flexa venti flatibus
nobis discordantibus.’
830.[regelnummer]
Inconstans animus,
lite cor ac oculus.
57.
Ista lis annichilatur,
quando sibi sic narratur,
censura rationis.
835.[regelnummer]
Hac utrique increpatur
et utrique suum datur,
non ea que de bonis;
reum cor ab hac culpatur
quod ut tutrix appellatur
840.[regelnummer]
ab hera visionis.
Hoc contingens, sepe datur
quod cor falso infirmatur
visu deceptionis.
En vim divisionis!
845.[regelnummer]
cordi culpa datur
oculusque sepe vagatur.
Sit ratio tecum
ne tibi faciat ita; te cum
munus et ordo precium,
850.[regelnummer]
ne jus suearis et equum.
58.
Ubi possunt hec discerni:
an cor visus hodierni
trahunt, an cor tuitum.
Cum cor velit nephas sperni,
855.[regelnummer]
frustra cernunt visus verni;
| |
[pagina 157]
| |
nichil est demeritum.
Moris constat non moderni
quod per visum solent sterni
cor petens illicitum.
860.[regelnummer]
A te visum fac secerni
dum vagatur. An inferni
tendis ad interitum?
Morem vites irritum.
Sit ratio tecum, etc. ut supra.Ga naar voetnootV. 864.
59.
Martinus ad Jacobum.
865.[regelnummer]
Tua ratio clarescit,
licet multis tenebrescit
qui minus edocentur.
Doctus hoc negare nescit:
spiritus semper ardescit
870.[regelnummer]
ut homines salventur.
Virtuti dum cor assuescit,
spernens visum, non tabescit;
tunc mala non timentur.
Timor, tremor non accrescit
875.[regelnummer]
ubi vita juvenescit.
In chaos cruciemur
qui male moriemur.
Inferno dentur
Dominum qui non reverentur!
60.
Jacobus.
880.[regelnummer]
Dic: si possunt plus prodesse,
seu salubriores esse,
gaze quam paupertates?
| |
[pagina 158]
| |
Thezaurisat indefesse
omnis etas; sunt oppresse
885.[regelnummer]
jam cuncte largitates.
Ab agello sine messe,
messor, frugem non capesse,
nec ullas ubertates.
Porro gliscunt jam expresse
890.[regelnummer]
ut divitie penes se
sint, plures docti vates;
errant, per voluptates,
plebs, laos, abbates;Ga naar voetnootV. 893
referunt pro munere grates.
61.
895.[regelnummer]
Supra cathedram Moysi
latitat, sub ypocrisi,
clerus universalis.
Imple jussa que tibi
jejuna dicunt saturi.
900.[regelnummer]
Quam foret felix talis
directo agens portui!
Te ducunt sunt peregrini;
es congregant sub alis
ut habundent denarii;
905.[regelnummer]
sunt clause manus pauperi.
Non fuit inaudialisGa naar voetnootV. 906
plus eris commensalis!
Fama repleta malis;
cupit es clerus furialis.
62.
910.[regelnummer]
Plures necat ista pestis;
saltem vos reperti estis,
sed numero quam rari,
qui voluptuosis festis,
| |
[pagina 159]
| |
vanis, nunquam interestis
915.[regelnummer]
sed spernitis ditari.
Membris sectis, a celestisGa naar voetnootV. 916
satellitibus infestis
optastis cruciari,
martires; sit munda vestis
920.[regelnummer]
animarum, ne cum mestis,
necesse sit dampnari,
sed Deum contemplari.
Si vis ditari,
fugas tu nomen avari.
63.
Filius Dei monstravit,
regnaturus et regnavit
cum patre perhenniter;
se nasci humiliavit
ex Maria, quam sacravit,
930.[regelnummer]
virgine humaniter,
quem nutrivit et lactavit;
judeus colaphizavit
vituperabiliter.
Paupertas, que se ditavit,
935.[regelnummer]
juste celum penetravit,
sustinens pacienter;
huic cede fideliter.
Si facias aliter,
non bene pergis iter.
64.
Jacobus.
940.[regelnummer]
Putas: ganco, gulosus,
veste splendens, curiosus,
in celo colocatur,
cum Jhesus tam vulnerosus,
| |
[pagina 160]
| |
dextero latere corosus
945.[regelnummer]
ferro, cruce levatur?
Si Christus tam gloriosus,
capite fuit spinosus,
ut Scriptura testatur,
si vis foret generosus,
950.[regelnummer]
sobrius sic ac morosus;Ga naar voetnootV. 950
voluptas relinquatur,
aut mens periclitatur.
Quando saginatur
corpus, mens sepe gravatur.
65.
Jacobus.
955.[regelnummer]
Quid inquam de divitiis?
non vexant mentem viciis,
si spernitur abusus;
fugens a veneficiis,Ga naar voetnootV. 958
fruens benefitiis,
960.[regelnummer]
ab hoste non illusus.
Dives, plenus spurticiis,Ga naar voetnootV. 961
a Dei sodalitiis,
se mergitur confusus,
privatus amicitiis
965.[regelnummer]
virtutum, et supplitiis
eternis est intrusus,
demoniis incusus.
Permanet exclusus
paradiso, demone trusus.
66.
Martinus.
970.[regelnummer]
Fando, sic verum fateris.
Artum iter, grave serisGa naar voetnootV. 971
| |
[pagina 161]
| |
fertur et incalcatum
scandere, si pauper queris,
ubi metum non vereris,
975.[regelnummer]
paradisum beatum.
Vesti nudos, ne moreris;
palam, clam, largus hiis eris;
da datum tibi datum.
Dei templo pie deris,Ga naar voetnootV. 979
980.[regelnummer]
ut illorsum glorieris
quo semper floret pratum
et agmen est beatum.
Da, Deus, optatum,
corpus quoque glorificatum!
67.
985.[regelnummer]
Si sit via sublimata
per quam Jhesus algamataGa naar voetnootV. 986
scandit, est calamitas
si effluant bona data.
Fac, que Deo placent, grata;
990.[regelnummer]
pauperi det largitas:
cor et mens humiliata
sit egenis demonstrata
animique pietas.
Hujus verba sunt probata
995.[regelnummer]
semper vera, non frustrata,
nos ponat divinitas
hostis extra semitas.
Est bona prosperitas
bona vita tibi, mala vitas.
68.
1000.[regelnummer]
Vulgi garrulat tumultus
quod, per dominarum vultus,
peccamus cotidie.
| |
[pagina 162]
| |
Eva ruit per insultus;
hostis hinc jacet inultus
1005.[regelnummer]
in lacu miserie.
Homo dicit adhuc multus:
quod per Evam Adam stultus
virus hausit invide,Ga naar voetnootV. 1008
per quem venit hic singultus
1010.[regelnummer]
meroris. Dic, ut consultus,
cur in mortis acie
tollumur tis facie?Ga naar voetnootV. 1012
Christe, tua facie
sacies nos tis melodie.Ga naar voetnootV. 1014
69.
Jacobus.
1015.[regelnummer]
Imponens crimen alii
modum habet ut fatui,
insipiens vocatur.
Videtis mare, pueri
ponentes pedem flumini,
1020.[regelnummer]
nec dum mare sedatur,
quis undam feret fluvii
in bytalassum pelagi
vehar, corpus mergatur?
Si norim, nephas seculi
1025.[regelnummer]
et semam, arbitrii
liber non conqueratur,
si sic periclitatur.
Ignibus uratur
caro, si mens non dominatur.
70.
1030.[regelnummer]
Quidam autem: ‘dominarum
visus et arrisus harum
virorum cor furantur.’
| |
[pagina 163]
| |
Peccant tales et non parum;
ni errant, visus earum
1035.[regelnummer]
viris non dominantur.
Dulcis decor puellarum
plures inficit pulcrarum,
per quem intoxicantur
amatores; si suarum
1040.[regelnummer]
telum fugerent cararum,
securi preservantur
ny deviis fallantur.
Hamis hamantur:
fatuique parumper amantur.
71.
Jacobus.
1045.[regelnummer]
Dominarum virtus grata,
igni, vino comparata
per quem mundus letatur.Ga naar voetnootV. 1047
Gula vino sauciata,
caro foco concremata,
1050.[regelnummer]
vomit, et hec inflatur.
Amatoris mens prostrata,
sit constanter roborata,
breve circumcidatur,
amor harum prosperatur;
1055.[regelnummer]
sed ignarus sic hamatur
face non extirpata
amoris, nec sedata.
Fronte capillata
nec ames, nec amoris amata.
72.
1060.[regelnummer]
Hec est fatalis series:
muliebris maneriesGa naar voetnootV. 1061
quarumdam infidelis:
| |
[pagina 164]
| |
nam rerum intemperies,
vilissima congeries,
1065.[regelnummer]
in terris et in celis.
Virorum ficta facies
decipere quid facies
puella jacta telis?
Puellam non infities,
1070.[regelnummer]
vir, falso, nec allicies,
vel inferorum velis
ageris nolis; ve lis!
Parce tuis telis,
deceptor, Amiis sic Amelis.Ga naar voetnootV. 1074
73.
1075.[regelnummer]
Adam Eva nonne stravit
mala, malum dum gustavit
paradiso vetitum?
Reor lucrum hinc manavit,
nam se Deus humanavit,
1080.[regelnummer]
redimendo perditum.
Patri reconciliavit
nos, et nobis demonstravit
liminis introitum.
Res miranda! nam creavit
1085.[regelnummer]
Virginem, que se lactavit
pro populo traditum
mortis ad interitum.
Sanguine nos pavitGa naar voetnootV. 1088
quem dedit explicitum.
74.
1090.[regelnummer]
Detractricem se fuisse,
dominabus nocuisse
pudeat lingua vana!
Ens omne, quod creavisse
novit Deus, aut fecisse,
| |
[pagina 165]
| |
1095.[regelnummer]
divina vel humana
natura, benedixisse
Mariam, quam genuisse
Christum fides jam sana
credit; gaudet jam cepisse
1100.[regelnummer]
animas que se ruisse
deflent; fertur vesana
destruxisse prophana.
Infirmum sana
miserum me, pulcra Dyana!
75.
Martinus.
1105.[regelnummer]
Dominator, es amator
ac virorum terminator,
per verba jam prolata.
Dominarum venerator
ac ipsarum famulator,
1110.[regelnummer]
sim pro te, Virgo grata;
ex te natus est Salvator;
suxit ubera Creator
noster tua beata;
in te fiam inchoator
1115.[regelnummer]
dyalogique terminator.
O nimis exaltata,
me juves ad rogata,
ne mens orbata
mea sit tis munere, grata!
| |
Tweede boek.1.
Jacobus.
Dormis? dormit tuus sensus?
fare, ne sis reprehensus?
| |
[pagina 166]
| |
Quid frustra conturbaris,
nil optas nisi census?
5.[regelnummer]
voluptatibus succensus,
inermis suffocaris?
Licet tui fore densusGa naar voetnootV. 7
Sluse thesaurus immensus
nil prodest; condempnaris,
10.[regelnummer]
in virtutibus accensus,
totus celo sis suspensus,
parumper jam loquaris,
dictare ny juraris.
Dic, cur non faris?
15.[regelnummer]
bene tamen dictare probaris.
Dic cur non faris?
me tradere nil meditaris?
2.
Martinus.
In Dam fossa tui lecti
sub campanis, et Trajecti
20.[regelnummer]
moror, sic seperamur.Ga naar voetnootV. 20
Scis plus teduit amplecti
carmen, quo nos cerno plecti?
nam rithmo nil lucramur.
Hinc me sentio deflecti;
25.[regelnummer]
sensu, non rithmi recti,
pre tedio privamur.
Tuo cornu nolo pecti,
potero jam vagus flecti!
Dulciflue loquamur
30.[regelnummer]
ne forsan irascamur.
Si mutuo famur,
dulci sermone fruamur.
| |
[pagina 167]
| |
3.
Si jam male sum locutus,
ad emendam pergo tutus
35.[regelnummer]
volens satisfacere.
Esto, precor, persolutus,
non silebo sicut mutus,
sed paro describere
philosgamos, quis ablutusGa naar voetnootV. 39
40.[regelnummer]
sim et perpetim exutus;
rogo Deum propere,
nevo quarum involutus
eram dudum et insutus;
qui philos occidere
45.[regelnummer]
vult, mundum destruere.
Mortem diligere
nonne potes fugere?
4.
Martinus.
Tis consueti fuit moris
verbum laudis et honoris
50.[regelnummer]
ferre mulieribus.
O viri nivei pudoris!
tui dulce famen oris
prorumpens in actibus;
scire vellem quid coloris,
55.[regelnummer]
an odii, an amoris,
te traxit stematibus?Ga naar voetnootV. 56
sic Martinum, cunctis horis,
agitando quid laboris,
evaderem non gressibus
60.[regelnummer]
nec ferri socularibus.
Quere loquor; pauso;
non fugio foribus.
| |
[pagina 168]
| |
5.
En Martine, indagine,Ga naar voetnootV. 63.
que pulcrior ymagine
65.[regelnummer]
ne, vincit in amore,
quod firmamenti mergineGa naar voetnootV. 66
linquo chaos voragine,
me fui fruitore.
De hac miror viragine,
70.[regelnummer]
quod inquit textus pagine,
me sinit in ardore,
pro seculi gravamine,
non me suo solamine
salvaret pre languore;
75.[regelnummer]
sic crucior dolore
mentis in ardore,
moriens in amoris amore.
6.
Quedam amat, nec amatur,
super omne quod creatur
80.[regelnummer]
affectu me non parum!
Amor iste nil laudatur,
sed prior iste appreciatur
flos florum dominarum;
jam cor meum induratur
85.[regelnummer]
nec mansuescit, ut cernatur.
Hoc michi fit amarum
dulce verbum quod affatur,
dulcis visus avertatur;
hanc odi, claret clarum,
90.[regelnummer]
ut virus viperarum.
Carius est carum,
si pergustatur amarum.
| |
[pagina 169]
| |
7.
Jacobum me loqui sine:
harum altera ruine
95.[regelnummer]
succumbat in conflictu.
Si in me sors medicine
utriusque stet, Martine,
parcendo solo dictu,
una mortem ferat fine,
100.[regelnummer]
quam census aurifodine
non redimat ab ictu;
sed nec verum luto lineGa naar voetnootV. 102
quam dimittens, mori sinc
salute, sine fictu,
105.[regelnummer]
Martine, michi dic tu.
Dic michi, Martine,
quam salvat amor sine fine.
8.
Martinus.
Nec faris necesse,
Jacobe, cur tam varie
110.[regelnummer]
hec questio pulsatur.
Adhereo primarie
dulci, non secundarie.
Cor prima vulneratur,
quamvis cuncta contrarie
115.[regelnummer]
venirent, absque carie,
amica redimatur,
dilecta multifarie,
venustaque manerie.
Sed altera tollatur,
120.[regelnummer]
ut vilis habeatur.
Questio solvatur:
hec plus, tamen hec adamatur.
| |
[pagina 170]
| |
9.
Glosa fallit, non mentiturGa naar voetnootV. 123
cor, sed ipsi obeditur
125.[regelnummer]
velle perficiendo.
Quid Marchisus hinc molitur,Ga naar voetnootV. 126
vultum cernens, bene scitur,
limphe se non miscendo?
Os et manus aperitur,
130.[regelnummer]
illuc lamentum oritur,
nichil proficiendo;
hic errore sic vincitur,
nec pro nugis reperitur,
historiam legendo,
135.[regelnummer]
se morti exponendo,
vitam perdendo;
sit stultus amor moriendo.
10.
Item Medea ostendit
hoc, thesaurum patris prendit
140.[regelnummer]
ac fratrem interficit
pro Jazone. Sic offendit
parentes et floccipendit
regnum, censum projecit.
Tamen, sibi cum intendit,
145.[regelnummer]
ratione se defendit,
itinere deficit;
vires, vitam cor expendit,
cavat amor quod accendit;
hoc malum velle fecit
150.[regelnummer]
quod ratione prescit.
Velle meum ratione
neco, dampnabile ne sit.
| |
[pagina 171]
| |
11.
Exempla cerno plurima
hec probare maturimaGa naar voetnootV. 154
155.[regelnummer]
illam mori debere,
que, per amoris jacula
et cum ardenti facula,
cor spoliat severe.
Montis vallisque agmina
160.[regelnummer]
silent, gemmarum fragmina
nitent, sed respondere
nequeunt per probamina.
Vix valent duo stramina,
vel siliquis replere
165.[regelnummer]
pilam vilem nil, here.
Discernens vere,
poteris ratione nitere.
12.
Martine mancipiolum,
audax est forte vinculum
170.[regelnummer]
quod quis nequit solvere.
Alexander, per gladium
secando, fregit modulum,Ga naar voetnootV. 172
cum presumpsit agere.
Me fari sine paululum,
175.[regelnummer]
est quasi stultiloquium.
Tu, quasi puer loquere,
equiparans Casletulum
arene soli tantulum.
Dico tuum dicere
180.[regelnummer]
me tecum facere
vis verbis; nolo tacere.Ga naar voetnootV. 181
| |
[pagina 172]
| |
13.
Credis verba roborare
ac per nugas inchoare,
sic mecum fabulando.
185.[regelnummer]
Si velimus explorare:
Medeam fratrem necare
scimus; se suffocando
Marchisus perit amare;Ga naar voetnootV. 188
non est amor violare
190.[regelnummer]
verus, nec defraudando;
amor purus se mundare
debet, necnon exstirpare
illecebras plorando,
per clerum approperando.
195.[regelnummer]
Hoc sociis mando:
amor est fallax aliquando.
14.
Vetus lege Testamentum,
quid in Novo sit contentum,
Vitam quoque Sanctorum,
200.[regelnummer]
quis amoris fert tormentum?
horum per deliramentum,
amans regem celorum,
per amoris supplementum,
dominarum hii conventum
205.[regelnummer]
dilexerunt decorum;
hiis doloris incrementum
velox crescit et non lentum;
sed nichil vitiorum
cor pensat epheborum.
210.[regelnummer]
Corda serenorum
nil proponunt viciorum.
| |
[pagina 173]
| |
15.
Vir Sarre fuit Abraham;
Abra cum, per superbiam,
vult heram superare,
ipse dimisit ancillam;
215.[regelnummer]
nec amplius cupit illam,
cor eris adamare.
Decepti per inertiam
sequntur carnem lubricam,
nec formidant peccare.
220.[regelnummer]
Nemo peritus eciam
amat, ny per prudentiam.
Hoc possum indagare:
ama, nec hinc tristare!
Noli peccare;
225.[regelnummer]
disce pudicus amare.
16.
Si laboret ingenium,
frustra sic desiderium
ny dampnum consequendo;
ac me cara Glicerium,Ga naar voetnootV. 229
230.[regelnummer]
pre omnibus mortalium,
amet, bene favendo,
ipsi debetur premium,
que me dilexit nimium,
constanter assistendo;
235.[regelnummer]
nec illa capat bravium,Ga naar voetnootV. 235
amoris levas mentulumGa naar voetnootV. 236
sursum, philaque nendo,
sic me decipiendo.
Hinc me defendo;
240.[regelnummer]
dolus est, arcum michi tendo.
| |
[pagina 174]
| |
17.
Ex quo, Jacop, parvipendis,
vel exempla non perpendis,
ad Bibliam curramus.Ga naar voetnootV. 243
Amor, super Adam tendis
245.[regelnummer]
vim, sic vincis et ostendis;
hic, Deum quem laudamus,
nos plasmati, pro supplendis
jussis, in custodiendis
illis permaneamus.
250.[regelnummer]
Amor, vincis et offendis,
fas, nefasque comprehendis;
ploremus, gaudeamus,
ac velle careamus.
Omnia que volumus,
255.[regelnummer]
mala sy sint, non faciamus.
18.
Fortitudoque Samsonis,
Davidis, vel Salamonis,
est contra vim amoris.
Amor iste passionis,
260.[regelnummer]
rare consolationis.
Ad premium laboris
sensum mutat malis, bonis.
Regnat amor celsis tronis,
mercedem servitorum
265.[regelnummer]
dat; manet cunctis horis;
nequam sisto foris,
sit purus cordis et oris.
19.
Jacop, scis interpretari
verbum Amor, atque fari
270.[regelnummer]
quid vult significare.
| |
[pagina 175]
| |
Vim deberes ammirari
tanti verbi sine pari;
sensum enucleare,
ut describunt nobis gnari.
275.[regelnummer]
Motus cor facit vagari
et sepius errare.
Ratio tamen dominari
nequit atque principari,
seu motibus obstare.
280.[regelnummer]
In medio stare
debes, ratio dominare.
20.
Si hoc Amor, extat clare,
certus nolo dubitare,
verbo cedo priori,
285.[regelnummer]
verbum volo propalare:
hanc nolo mortem gustare
poli, nec jure fori.
O cor meum! non sanare,
requies nec michi dare,
290.[regelnummer]
non mentiar, amori!
Lege, Merland, quis probare,
sensum plene vestigare,
mallem mortis dolori
me dare, quam hanc mori.
295.[regelnummer]
Semper amore mori
vero debetur amori.
21.
O quam rudis es, Martine,
intellectu discipline!
nec verum confitere.
300.[regelnummer]
Culpas sapientis sine
in exemplar dare spine,
sed Deum revere
dicentem: fuge ruine
morbum; studeas divine
| |
[pagina 176]
| |
305.[regelnummer]
caritati herere.
Juro tibi, o Martine,
cedes michi justo fine,
vel es paganus vere,
aut heresi adherere.
310.[regelnummer]
Cede michi propere;
possent tua verba nocere.
22.
Jam perpende quis amorem,
quis invenit ejus florem
prius, ny Deus, amor?
315.[regelnummer]
Quidquid fecit per decorem,
hoc dilexit per ardorem,
quem laudat cordis clamor.
Luciferum, vel priorem,
non habeo odio pejorem,
320.[regelnummer]
ergo sic malus amor
sedet cahos in fetorem,
per superbie furorem,
hac humilis non hamor
superbus ac insanior.
325.[regelnummer]
Non amor extat amor;
rarissimus est amor hamor.
23.
Probat verbum quod legisti:
nichil horum, que fecisti,
odisti, altissime.
330.[regelnummer]
Tu, qui cuncta previdisti,
ab eterno prescinisti,Ga naar voetnootV. 331
regum potentissime,
misereri decrevisti,
creaturam condidisti
335.[regelnummer]
parce benignissime.
Lucifer, qui cecidisti,
| |
[pagina 177]
| |
ymo flebis, fles, flevisti,
Sathan superbissime,
ablata spe venie;
340.[regelnummer]
penetrasse nequis,Ga naar voetnootV. 340
ergo cares facie.
24.
Si quis prudens hoc explodit
ipse Deus nullum odit,
quîs ergo datur vita?
345.[regelnummer]
vel amore qui se rodit
vel furore qui se fodit,
aut subditur? dic ita.
Dico: Deus hunc custodit
qui fidelis et non prodit;
350.[regelnummer]
qui ad centrum cor transfodit
dilecti, per merita,
mercede redimita.
Tucior est vita,
si non sit morte sopita.
25.
355.[regelnummer]
Dat cuncta Deus largius,
largissimus ut dominus,
quîs egerit, creaturis.
Pro nobis, nichilominus,
cruorem Dei filius
360.[regelnummer]
fudit, patet Scripturis.
Amat, ametur dulcius;
nos pascit manna celitus,
e montibus securis.
Nullis adversitatibus
365.[regelnummer]
succumbere nos possumus,
si corte, mente purisGa naar voetnootV. 366
vivamus, ut est juris.
| |
[pagina 178]
| |
Que sine, telluris
si vivere vis sine curis.
26.
370.[regelnummer]
Vere, Jacop; patet clare
quod dixisti; me gravare
novi te interprete;
victum volo me clamare.
Permolestum mis amare,
375.[regelnummer]
deturpatum scelere.
In dictis verificare:
rationis egens quare
videor, me judice.
Regnum suum nobis dare
380.[regelnummer]
dignetur qui terminare
nequit, mundos crimine
collocet in requie,
eternaque pie
detque frui facie.
| |
Derde boek.1.
Moneo vos inspecturos
presens scriptum vel lecturos,
sub penis anathematis,
huic nichil addituros;
5.[regelnummer]
volo rithmos permansuros;
sin alias vos faciatis,
scitote vos incursuros
iram meam, ac perjuros;
ac me offensum redditis
10.[regelnummer]
istud opus derisuros;
| |
[pagina 179]
| |
scribo sensu carituros
qui me redarguitis.
Discite, vel ruitis
in foveam meritis!
2.
Jacobus.
15.[regelnummer]
Mutuo disputavimus,
res varias tractavimus,
responde questioni:
doce, nam hoc optavimus,
cor, stringere clamavimus,
20.[regelnummer]
agnoscere rabboni.Ga naar voetnootV. 20
Nos legimus, cantavimus,
Deum nosce spectavimus
summum tocius boni;
hoc verum estimavimus.
25.[regelnummer]
Subtiles hoc aravimus
qui experiri proni
hanc musam, cujus toni,
creditur, unisoni
primi, summi quoque doni.
3.
30.[regelnummer]
Martin, queris de profundis.Ga naar voetnootV. 30
Habitarem maris undis,
volatibus cherubitis,
non valerem verba, fundis
que tu, solvere facundis,
35.[regelnummer]
ny pollerem celicis,
cunctis sensibus habundis,
intellectibus fecundis,
nitentibus clericis;
nulla, laus, condigna condis,
40.[regelnummer]
cuncta tibi mundans mundis;
servabis hoc, ni desipis,
| |
[pagina 180]
| |
tis cordis in precordiis.
Afficitur studiis
mens mea nuda tuis.
4.
45.[regelnummer]
Moysen audi loquentem:
bestiam montem tangentem
oportet lapidare.
Bestia cunctipotentem
indagans, per cecam mentem,
50.[regelnummer]
hec debet vapulare.
Undique queris latentem
me, per rithmum excellentem,
si bonum perscrutare?
scribis me intelligentem
55.[regelnummer]
velut virum sapientem,
te puto blasphemare
me velle? quero fare,Ga naar voetnootV. 57
musa, refer quare,
vel ubi fallit Bukelare;
60.[regelnummer]
bestia que tangit
montem, lapidem, ruit ictu.
Hoc quid sit dictu,
Presul sanctissime, dic tu.Ga naar voetnootV. 63
5.
Jacob nolo conturbari,
65.[regelnummer]
vellem me verecundari
si nunquam meminissem.
Tecum volo contemplari,
altum nomen perscrutari
nimis abhorruissem,
70.[regelnummer]
propter nostrum ammirari.Ga naar voetnootV. 70
Deus nequit indagari,
| |
[pagina 181]
| |
hoc utique scivissem;
opto sensu doctrinari
quem peccato sauciari
75.[regelnummer]
fleo, si potuissem
hoc a te percepissem.
Si mala flevissem,
bene fecisse reperissem.
6.
Ecce, quam admirabile
80.[regelnummer]
est et interminabile,
nos Deum confitemur;
nec cepit esse nobile,
super omne laudabile,
hoc merito veremur,
85.[regelnummer]
creans omne creabile,
est fari ineffabile,
de Deo, sicut remur;
scientie fons, gratie
thesaurus manans facie.
90.[regelnummer]
Quid plura? non scrutemur
quid Deus, ut jubemur,
laudes effemur,
servire Deo meditemur.
7.
Celum, thronum considera:
95.[regelnummer]
Deus est super omnia,
inter sua creata;
excelsus super sydera,
ac humilis Verbigena;Ga naar voetnootV. 98
hoc crede, fide rata,
100.[regelnummer]
nam clericorum dogmata
ayunt: nam pharesusyaGa naar voetnootV. 101
| |
[pagina 182]
| |
integritas sed lata;
regnat sua potencia
celo, terra, per maria,
105.[regelnummer]
semper immensurata,
nostra fide firmata.
Tis manus armata
det nobis celica prata.
8.
Ultra cuncta dominatur,
110.[regelnummer]
possessor rerum credatur,
vigor permanentium;
quidquid est, aut cogitatur,
tenet illud, hoc scrutatur
ens per suum varium;
115.[regelnummer]
regens omne quod plasmatur,
nam per ipsum conservatur,
ob suum contrarium,
donec sic perficiatur
et quo tendit largiatur
120.[regelnummer]
suum desiderium.
Sic jubet imperium
salvificare pium.
9.
Immensus, ineffabilis
est Deus, inmutabilis,
125.[regelnummer]
nulli rey molestus.
Perfectus est et stabilis,
nec pondo ponderabilis,
nec frigus fert, nec estus,
semper infatigabilis;
130.[regelnummer]
hospes, nec hospes labilis;
hic ubi dies festus;
hic nunquam irascibilis,
qui semper mirabilis;
de hoc non sum conquestus
| |
[pagina 183]
| |
135.[regelnummer]
qui cunctis dat comestus.
Festus et infestus
viget, et non frigus et estus.
10.
In unum Deum credimus,
quem et tibi, idem colimusGa naar voetnootV. 139.
140.[regelnummer]
patrem, natum ac flamen;
majus et minus spernimus;
in trinitate cernimus
equalitatis amen.
O perduc nos, quo tendimus!
145.[regelnummer]
trinitas, te agnovimus
per fidei juvamen;
si secus intelligimus
et fidem hinc avertimus,
meruimus ploramen
150.[regelnummer]
et cahos cruciamen;
illius intramenGa naar voetnootV. 151
Deus obstruat atque foramen.
11.
Increatum patrem damus,
quem ingenitum credamus,
155.[regelnummer]
nunquam natum fuisse;
unigenitum clamamus;
natum flamen non negamus
ex istis processisse.
Discamus et doceamus
160.[regelnummer]
unum trinum, quem probamus
fide tenus; hoc disce;
firmissime teneamus
fidem, quam nos astruamus,
scrutari contremisce;
165.[regelnummer]
ne deris superbisse
| |
[pagina 184]
| |
plurima scivisse.
Prodest medium tenuisse.
12.
Audi verba oris mei:
permanentis veri Dei
170.[regelnummer]
nil prius aut posterius.
Fons origo detur ei
omnis existensis rey,
quo bono nichil melius.
Ratus finis nostre speiGa naar voetnootV. 174
175.[regelnummer]
atque clavis est fidei;
qui trinitatis medius,
amor est mundiciei,
saciei, requiei;Ga naar voetnootV. 178
patris natique spiritus
180.[regelnummer]
cum istis individuus.
Septenum munus
das; hii tres sunt Deus unus.
13.
Quicumque velit facere
quid, in se debet sapere
185.[regelnummer]
tripharium respectum.
Rem adeat quam capere
velit, sive contingere,
vel ceptum est neglectum;
velle debet, insistere
190.[regelnummer]
scire, posseque poscere
an opus indirectum.
Radicitus qui tangere
scit nucem, hanc vel frangere
novit per intellectum;
195.[regelnummer]
unum trinum perfectum;
| |
[pagina 185]
| |
hinc intellectum
tribus hiis, tu, collige rectum!
14.
Hic Deus, de quo scribimus,
celum movet, ut legimus,
200.[regelnummer]
ac omne quod movetur.
In quo semper quiescimus,
immobilem hunc credimus,
a motu non ledetur;
est ubi fuit dominus;
205.[regelnummer]
in Deo majus, nec minus,
sui juris habetur.
Per istum omnes vivimus,
habundat quid consumimus,
omnis locus impletur
210.[regelnummer]
per hunc, qui dominetur.
Omnis ditetur
qui querit eum, sacietur!
15.
Locus Deum non concludit,
neque tempus hunc contrudit
215.[regelnummer]
in sua deitate.
Locum tempus hic effudit,
annos, dies sic erudit
in circularitate.
Fabricator cuncta cudit,
220.[regelnummer]
omnis ars coram se ludit.
in sua facultate.
Violentum hunc non trudit
tusus ipse, quid tutudit,
sua benignitate,
225.[regelnummer]
vel profunditate,
manens eternitate.
Ergo deitate
variabile vel variare.
| |
[pagina 186]
| |
16.
Est vita nostra hodie
230.[regelnummer]
ac heri, cui mergere
oportet terminatum;
sed de Deo astruere,
eterne permanentie;
vult clerus, per effatum,
235.[regelnummer]
hunc sine fine vivere,
audemus firme dicere:
per ejus interminatum,
intuitu presentie
ac ejus prescientie;
240.[regelnummer]
stat omne, quod creatum.
Per donum gratum,
regit omnia per dominatum.
Hic Deus, de quo scribimus,
celum movet, ut legimus,
245.[regelnummer]
ac omne quod movetur. - Ut supra.
Nunc semper detur
sibi vivere, non morietur.
17.
Martinus.
Noli queri tuis tonis:
unus est tribus personis,
250.[regelnummer]
unde filogisamus.Ga naar voetnootV. 250
Par, partans cunctis bonis,
regnans, regnat celsis thronis,
quem trinum predicamus.
Fidei, non rationis
255.[regelnummer]
argumentis crede pronis.
De quîs non dubitamus,
qua mercede? quibus donis?
| |
[pagina 187]
| |
digni sumus aut coronis,
quod cernimus credamus?
260.[regelnummer]
Responsum expectamus.
Sepe quod optamus,
spesque fidesque, damus.
18.
Jam tuor ab initio:Ga naar voetnootV. 263
subtilius ingenio
265.[regelnummer]
hoc verbum non audivi.
Saltem credendo sapio,
scirem fidere scrutinio,
abyssum sed nequivi,
nam fidei probatio
270.[regelnummer]
est amoris attractatio,
quam corde sepelivi;
in celi viridario
omnes letemur premio.
Responsum concupivi,
275.[regelnummer]
si placet quod petivi.
Desine quod divi
sensus scrutamine privi.
19.
In patre, nato, flamine
stat fides mis firmissime,
280.[regelnummer]
radicitus fundata.
Unus Deus cognomine
extat, hinc nolo cedere,
morte non formidata;
cedo, michi carissime,
285.[regelnummer]
qualiter est humilime
Deitas incarnata;
post natus est ex Virgine
Deus homo, verissime,
deitate servata
| |
[pagina 188]
| |
290.[regelnummer]
sub carne fibulata.
Virgo, Dei grata
genitrix, est inviolata.
20.
Ad impetrandum gratiam
efflagitemus Mariam,
295.[regelnummer]
concepit et peperit
celestem alimoniam
cuncta pascentem, quoniam
Ysaias prescivit.
Hinc laudamus hanc dominam;
300.[regelnummer]
expurget cordis aream
qui magna sibi fecit,
exstirpet et sysaniam
ex cordis agro variam,
quam Sathanas conscevitGa naar voetnootV. 304
305.[regelnummer]
in tritico, quod crevit.
In cosmos flevit,Ga naar voetnootV. 306
hoc sprevit, quod redolevit.
21.
Martinus.
Semper malorum principis
fuit ita horribilis
310.[regelnummer]
ruina Luciferi;
nam ex choris angelicis
ruerunt in tartareis
portis mortis inferi.
Dignitas magna plasmatis
315.[regelnummer]
extat humani generis.
Serves jussa Domini
fruitione luminis,
eterni fruens muneris,
| |
[pagina 189]
| |
para Jhesu nomini.
320.[regelnummer]
Gratia sit Domini
nobiscum, tempore in omni.
22.
Dolens de sua ruina,
pelle tectus serpentina,
multiformis prodator;Ga naar voetnootV. 324
325.[regelnummer]
Adam fallit ars lupina
pomo; mox lege divina
plasma dampnat conditor;
fraus suggescit feminina,Ga naar voetnootV. 328
Adam labit in labina,
330.[regelnummer]
hinc se jacat proditor;
sic nos privat medicina
celesti, pro culpe spina,
animaruni perditor,
infernorum janitor.
335.[regelnummer]
Esto, quesitor,
gregis errantis redemitor.
23.
Filio Dei vidente
nos deceptor carne, mente,Ga naar voetnootV. 338
Sathane dementia,
340.[regelnummer]
sinu matris prodiente,
in Mariam descendente,
salvavit clementia;
ejus alvo tumescente,
absque pondere premente,
345.[regelnummer]
gestat plena gratia;
Jhesum lactans de torrente,
bibit uber, quo regente
celum, terram, maria.
| |
[pagina 190]
| |
Munera dans varia
350.[regelnummer]
natus fuit ille Maria.
24.
In cujus aula dominus,
Verbum patris et filius,
totus inhabitavit.
Cum patre, nichilominus,
355.[regelnummer]
semper mansisse credimus,
quo mens non hesitavit;
hunc filium agnovimus
ac Christum intelligimus,
quem Virgo gravavit;
360.[regelnummer]
assumpsit hic servuliusGa naar voetnootV. 360
nostrum corpus humilius
qui omnia creavit.
Sponte sua lavit
nos sanguine, quos reparavit.
25.
365.[regelnummer]
O dominator, Domine,
rex regum potentissime,
pater in deitate!
fili, assumpto homine,
es patre minor nomine,
370.[regelnummer]
tua nativitate.
Athanatos es, agye
in usya, uranice
cleos; sic credo late.Ga naar voetnootV. 371-373
Tuum corpus passibile,
375.[regelnummer]
palpabile, visibile
fuit humanitate
mortis acerbitate.
Huic, pater et nate,
tibi, flamen, gloria late.
| |
[pagina 191]
| |
26.
380.[regelnummer]
Circumcisus, baptisatus,
et a Zathana temptatus
es, Jhesus, humanitus;
captus, vinctus, flagellatus,
consputus et perforatus,
385.[regelnummer]
crucifixus, mortuus,
ad inferna mox delatus;
quo fulgente sit letatus
lymbo; sacer cuneus!
evax! ny mirum laudatus
390.[regelnummer]
ab hiis, cum triumphus datus,
vincit pravos spiritus,
pandens suis exitus.
Non est oblitus
justos, justis bene scitus.
27.
395.[regelnummer]
Hunc suscitavit deytas
ex mortuis humanitas,
quam sumpsit de Virgine;
surrexit, Deo gratias!
consolari miserias
400.[regelnummer]
quas vidit in homine.
Sic Deus homo, veritas,
patris divina claritas,
latet carius onere;
cujus si sit rigiditas
405.[regelnummer]
aut sensus contrarietas,
sacrosancte pagine
peribit gravamine.
Firmiter ista tene:
vives spe, mente fideque.
28.
410.[regelnummer]
Ascendit hinc ad superos,
quid ammiramini, o vos!
ad sui patris dexteram;
| |
[pagina 192]
| |
unde celi dulcis ros,
semper rorans super nos
415.[regelnummer]
servantes disciplinam.
Venturus est ad populos,
judicans vivos, mortuos,
ac Sathane ruinam;
solem, lunam clarifluos
420.[regelnummer]
suos linquentes radios,
lustrans aurifodinam,
fece purgans et scoriam,
flans igne limpham aridam,
vindictam per divinam.
425.[regelnummer]
Valde repentinam
queramus ob hinc medicinam.
29.
Licet celos hinc conscendit,
caris suis hic rependit
carnem, quoque sanguinem;
430.[regelnummer]
hoc sacerdos apprehendit
libando, tunc non offendit,
si digne per seriem.
Solvat vincula que tetendit,
arcum sibi, non descendit
435.[regelnummer]
in terram fuliginem;
gustem corpus quod pependit,
hostem trudat qui succendit
nos luxu per rabiem,
indulgens malitiem.
440.[regelnummer]
Luminis et saciem,
pande michi faciem.
30.
Jhesu Christi lateribus
ac ipsius vulneribus,
emanare ceperunt
445.[regelnummer]
sacramenta, humilibus
passionis temporibus,
| |
[pagina 193]
| |
quos crimine laverunt.
Jam fidem racionibus
discussi, mîs pro viribus.
450.[regelnummer]
Sancti qui crediderunt;
hiis fidem perhibentibus
et nunquam hesitantibus,
merces quam meruerunt;
nam fine salvi erunt.
455.[regelnummer]
Qui bona fecerunt,
gaudia multa ferunt.
31.
Jacobus.
Pulcre faris et decenter;
responde jam expedienter
de persona spiritus,
460.[regelnummer]
mea fides ut ferventer
ad ipsum scandat libenter
qui donorum dominus;
nam de patre reverenter,
ac de filio prudenter
465.[regelnummer]
modulum percepimus;
hinc laudant indesinenter
omnes sancti congruenter,
qui det tibi largius
frui dono celitus.
470.[regelnummer]
Summus adest alitus,
sis dono mente potitus.
32.
Martine, docet Scriptura:
unus Deus ac natura
constant hii tres utique
475.[regelnummer]
equemagni; mente pura,
crede, sares, nec sit cura,
constant sine tempore;
patris natique figura
hinc procedit ignitura,
| |
[pagina 194]
| |
480.[regelnummer]
septiformis gracie.
Pura deitas, quid plura?
pauca fari res secura
nam satis est hodie.
Contemplando pie
485.[regelnummer]
verissima dona sophye.
33.
Qui dicitur paraclitus,
hiis spiritu pauperibus
quos docet jocumdari.
Hic fertur cordis jubilus,
490.[regelnummer]
in tribulationibus
dignatur consolari.
O quam felicem eredimus
hujus qui rore spiritus
posset inebriari!
495.[regelnummer]
tunc foret Deo proximus,
nec tempestas, nec gladius
hunc ledit, intoxicari
nequit, nec mens gravari.
Flamen adorari,
500.[regelnummer]
vult mundo corde vocari.
34.
Donum patris et filii,
thesaurus roris celici,
sons vite perpetue.
Hinc gustans hausti modici
505.[regelnummer]
nollet gazas periculi;
pungentes has metue.
Cuncta que dantur homini,
possident reges domini,
non valent comparamine
510.[regelnummer]
hujus. Jhesu, sub lapide
pausans, nos dono resove
qui sumus samelici,
gementes valde lugubri.
| |
[pagina 195]
| |
Fac simus pleni;
515.[regelnummer]
Spiritus alme, veni.
35.
Tu, patris es dilectio,
caritas ac refectio,
quo pausat sancta trinitas;
prophetarum instructio
520.[regelnummer]
ac verbi incarnatio,
te palam fit, o caritas!
Non fuit a principio
mundi, natus in gyrrulo;
quis salvus, ny tu facias?
525.[regelnummer]
O spiritales unctio!Ga naar voetnootV. 525
languet, tabescit bonitas?
tibi laudes et gracias.
Hoc qui nos sacias,Ga naar voetnootV. 528
munere per ficias.
36.
530.[regelnummer]
Tu, instinctu docuisti
apostolos, quos imbuisti,
effari linguis variis;
martires confortavisti,
quorum solamen fuisti,
535.[regelnummer]
tormentis et exiliis.
Funde lumen mundo tristi,
cecos corde quos vidisti
illustrans beneficiis;
frigus, calidum, fecisti,
540.[regelnummer]
tua veste nos vestisti.
In celi fastagiisGa naar voetnootV. 541
fruamur plenis gaudiis.
Donis almifluis
auxiliare tuis.
| |
[pagina 196]
| |
37.
545.[regelnummer]
Silent, vilentque omnesGa naar voetnootV. 545
verba, vires et sermones,
scrutando per ingenium.
Quamlibet personam pones
Deum esse, Deum sones,
550.[regelnummer]
in qualibet harum trium.
Unus trinus, nobis dones
graciam, nosque corones
post hujus vite terminum.
Tibi sint confusiones
555.[regelnummer]
non credenti; passiones
te trahent in interitum
tis anime post exitum.
Hic vite speculum
bene cernitur atque periculum.
38.
560.[regelnummer]
Si qui forent, inter gentes,
fidei contradicentes,
digni confusione,
inter faces comburentes,
cum dyabolo lugentes,
565.[regelnummer]
pereant talione.
Purga nostras, Jhesu, mentes
leti tenebris sedentes;Ga naar voetnootV. 567
ac perfruitione
Deitatis concernentes,
570.[regelnummer]
ne tormentis simus flentes;
nos salva; Jhesu bone,
participes corone.
O Deus altissime,
prope te nos ethere pone!
| |
[pagina 197]
| |
39.
575.[regelnummer]
Amen, Jacob, Merlandinus
diceris, ego Martinus
te nimis molestavi;
hoc legendo sum divinus,
non a fide peregrinus,
580.[regelnummer]
indulge si erravi;
supplex oro tis vicinus,
ne condempner jam supinus,
hoc qui translatavi,
ex quo rithmus fit latinus;
585.[regelnummer]
sed suscipiat nos sinus
Abrahe, quod rogavi.
Amen do, suavi
modulo prestante sua vi.
| |
Explicit Martinus, latine translatus a Johanne Bukelare, presbytero.Terwijl dit werk van Jan Bukelare ter pers lag, werd ik indachtig dat Mone (1838)Ga naar voetnoot(1), reeds had doen opmerken dat Sanderus, in zyne Bibliotheca Belgica manuscripta, gewag maekt van eene latijnsche vertaling van den Wapene-Martijn, als ten tyde van dien geleerde (1641), bestaende onder de handschriften, welke de kanonik Denis de Villers, ten jare 1620 gestorven, by testament aen het Kapittel der Hoofdkerk van Doornijk bezettede. Ik sla het beroepen boek van Sanderus openGa naar voetnoot(2) en vind daerin, op de lijst der handschriften door de Villers nagelaten, het volgende, dat ik met de schrijf- of drukfouten hier overneem: | |
[pagina 198]
| |
Annales Hannoniae magistri Jacobi de Guisia. Prima pars. Declaratio Proprietatum quarundam regionum in diversis locis ultra mare situatarum, per Ludolphum parochialis ecclesiae in Syrchem (lees Suchen) rectorem. Dialogus inter Jacobum de Nierland (aldus), flandrensem, et Martinum, trajectensem, translatus de flamingo in latinum per Joannem Putselaere (aldus), presbyterum. Sunt rhythmi, materia moralis. Statuta papalia in Officiis Divinis, et chronographica quaedam. Deze stukken worden, zoo als men ziet, door Sanderus afzonderlyk opgegeven, en uit dien hoofde zou men wellicht hebben kunnen vermoeden dat die traktaten vier verschillende handschriften uitmackten; doch daer juist dit alles te samen, en omtrent in de zelfde volgorde voorkomt in den Codex van Bergen, blijkt het genoegzaem dat het handschrift hetwelk ik ter myner beschikking had, het zelfde is als dat hetwelk vroeger aen den kanonik de VillersGa naar voetnoot(1) en, na dezen, aen het Kapittel te Doornijk toebehoorde. In der daed men leest daerin, achter de chronijk van Jacques de Guise, en onder de stukken waervan ik boven niet meende te moeten spreken: Incipit declaratio proprietatum quarumdam regionum in diversis locis situatarum ultra mareGa naar voetnoot(2), en nog een weinig verder: Sequuntur statuta papalia in Officiis Divinis, et quedam alia utilia. Hier achter volgt de Wapene-Martijn. | |
[pagina 199]
| |
Verder moet alle twyfel hier omtrent verdwynen, wanneer men nagaet dat ook wezenlyk de handschriften der Hoofdkerk van Doornijk naer Bergen werden overgebracht. Het Kapittel van eerstgenoemde stad bleef in het ongestoord bezit zyner bibliotheek tot aen den inval der Franschen. Doch alsdan hadden de kanonikken het een en ander gevlucht of weggestoken, maer al het overige werd in beslag genomen, en toen men in 1794, te Bergen, eene École centrale stichtte, naer die stad, de hoofdplaets van het voormalig Département de Jemmapes, overgevoerdGa naar voetnoot(2). Uit dit alles volgt dat de Codex, die te Gent in 1453 geschreven werd, zich reeds in 1620 te Doornijk bevond, en aldaer bewaerd bleef tot in 1794, wanneer hy naer Bergen overkwam, alwaer hy thands nog berustende is. Eer ik van deze latijnsche vertaling van onzen Wapene-Martijn afscheide, denk ik hier ten slotte nog te moeten aenstippen, dat in het handschrift, noch het begin van het tweede, noch dat van het derde boek worden aengewezen. De eerste strofe van elk dezer volgt dadelyk op de laetste van het vorige, zonder dat er eenig grooter opschrift, zelfs niet eene aenvangsletter voorkomt, of eenige tusschenruimte bestaet. Ik heb dus de verdeeling naer den nederlandschen tekst gemaekt. |
|