Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1866
(1866)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 755]
| |
Edmond SchererGa naar voetnoot1).‘L'usage de réunir en volumes les essais publiés dans les récueils périodiques, usage que plusieurs personnes regardent comme signalant une tendance fâcheuse dans la littérature contemporaine, est la suite inévitable de l'importance qu'ont prise depuis quelques années les travaux de revues et la partie litteraire de certains journaux quotidiens...Peut-être ce genre nouveau de littérature sera-t-il envisagé dans l'avenir eomme celui qui appartient le plus essentiellement à notre époque, et par conséquent comme celui où notre époque a le mieux réussi.’ Wat is 't geen men noemt: ‘een Publicist?’ - Een soort van schrijver (antwoordt u een van hun voortreffelijkste woordvoerdersGa naar voetnoot2), die geheel en uitsluitend is geboren en te huis behoort in den nieuweren tijd; geen eigenlijk vakgeleerde, geen opzettelijk rechtsgeleerde, wijsgeer, geschied- of taalvorscher en toch soms al deze tegelijk; een man van uitgelezen smaak en kunde, gevormd door degelijke studie en wijsgeerig denken, maar die daarbij de zeldzame gave bezit om den hoofdinhoud van alle groote en belangrijke vraagstukken van den dag, op staat- of | |
[pagina 756]
| |
letterkundig gebied, juist opgevat, in enkele, korte, sprekende trekken en op boeienden, geestvollen trant voor den lezer te vertolken; - ‘un écrivain’, om de Mazade's eigene woorden te bezigen, ‘condensant parfois en quelques pages la vie d'une époque ou la vie d'un homme, suivant d'un esprit, préparé par l'étude, les luttes de l'intelligence, les évolutions de la pensée aussi bien que les évènements, mettant enfin un art invisible dans cette oeuvre toujours nouvelle d'un enseignement substantiel et varié.’ Alleen onze tijd, onze stoom- en telegrafen-eeuw, waarin het woord, 's morgens soms neêrgeschreven, 's avonds reeds verduizendvoudigd, langs de ‘gladde tweelingbaan,’ naar alle streken der bekende wereld zich voortspoedt, is bij machte geweest om eene zoodanige litteratuur, - waarin op het voetspoor van Renan (zie den als ‘motto’ uitgeschreven volzin) ook de Mazade ‘la forme la plus originale’ meent te speuren ‘de l'intelligence de notre temps’ - in het leven te roepen en vooral...te houden. Schijnbaar zeker is de arbeid van den publicist in den hoogsten graad ondankbaar. Dagelijks voortgezweept langs den weg van noeste, niet altoos genoegzaam gewaardeerde geest- en lichaams-inspanning: onverpoosd geroepen tot het samenstellen van doorwrochte, fiks doordachte en daarbij puntig, smaakvol geschreven vertoogen: bij afwisseling, vorscher, boekwurm en bellettrist: al zijn beste en eêlste krachten wijdende aan een genre, hetwelk zoo ephemerisch mogelijk is - moet hij nog bovendien met de gedachte zich troosten, dat misschien de vaklieden, de geleerden van beroep met een zekere Vornehmheit, met een ietwat medelijdend schouderophalen op zijn sloven zullen neêrzien. Edoch, gelijk ik zeide, hoewel ondank in den regel 's werelds loon is, hier bestaat die slechts in schijn. In wezenlijkheid weten de kinderen onzer eeuw, voor zooveel het hun aan hoogere geest- en zielbeschaving niet te eenenmale hapert, den geestvollen arbeid van mannen als: de Mazade, Saint-René Taillandier, Louis Blanc, Prevost-Paradol, Lemoinne, Laboulaye, e tutti quanti wel degelijk te waardeeren. Wij, in ons kleene Vaderland, kennen eigenlijk noch den naam, noch de zaak, en dit heeft zijn zeer geldige reden. Publicist te zijn levert elders, te Parijs vooral, niet slechts een hoogst eervol, maar ook een winstgevend bestaan op. Het vertegenwoordigt eene betrekking, welke jongelieden van talent en studie boven alles begeeren, waarvoor zij zich van jongs af zorgvuldig | |
[pagina 757]
| |
voorbereiden, maar die dan ook, eens verkregen, hun een naam, een maatschappelijken rang, een fortuin verzekert, in staat om de wenschen, zelfs van den eerzuehtigste, te bevredigen. Heeft een jeugdig schrijver, na lang en moeizaam worstelen, van sport tot sport opgeklommen, eindelijk de gewenschte hoogte bereikt, dat namelijk een der grootere dagbladen: le Moniteur, le Constitutionel, le Temps, la Presse, les Débats, of wel een der toongevende tijdschriften geregeld hun kolommen voor zijn artikelen openstellen, onder hun vaste medewerkers hem opnemen, dan is, gelijk men zegt, zijn weg gebaand. Hij heeft een vast en veelgelezen orgaan, waarin hij zijne denkbeelden naar lust en keuze kan ontwikkelen; een kieschkeurig, op de hoogte zich bevindend publiek, hetwelk, pas houdend met eene bedachtzame kritiek, nauwlettend al zijne schreden bewaakt; hij behoort tot de erkende leiders der openbare meening, tot de aangewezen contrôleurs van de voortbrengselen van den dag op het gebied van kunst, litteratuur of politiek; hij mag rekenen op een aan zijne behoeften geëvenredigd inkomen, wordt toegelaten in de beste kringen, maakt deel uit van eene corporatie van mannen wier naam met eere wordt genoemd, wier grooter meesterschap zijn ijdelheid en jeugdigen overmoed zoo noodig in toom houdt; in één woord, hij heeft hetgeen men in de wereld heet: eene positie. 't Is waar: ‘Noblesse oblige!’ Tegenover de lusten staan ook de lasten. De voldane eerzucht wordt meer dan opgewogen door de gebiedende noodzakelijkheid om den verworven naam niet slechts op te houden, maar ook gestadig te doen rijzen. Boven den tredmolen der periodieke litteratuur prijkt als opschrift: Zelden rust! Altoos, jaar in jaar uit, frischheid aan degelijkende en verscheidenheid te paren, is eene afmattende, hoofdbrekende bezigheid. Dagelijksche herziening en toetsing van eigen inzicht en meening is voor den publicist een eerste en onverbiddelijke eisch. Hij mag niet stilstaan, geperst, voortgestuwd als hij onophoudelijk wordt door een nieuw, een opkomend geslacht, hetwelk een gelijksoortig doel als het zijne, met frischer krachten, nastreeft - maar in die bewustheid zelve, in het besef van het eervolle van zijn taak, van het onberekenbaar nut, hetwelk hij sticht, ligt ook tevens een krachtige, een aanhoudende prikkel... Zoo iets kennen wij ten onzent, gelijk ik zeide, niet. Het behoort dan ook tot de zeldzaamheden op letterkundig ge- | |
[pagina 758]
| |
bied, dat Nederlandsche schrijvers hunne, vroeger hier en daar geplaatste, opstellen de eer waardig keuren, van later, bijeengevoegd in afzonderlijke boekdeeltjes, andermaal het licht te zien. In de meeste gevallen zou dit zeker ook niet raadzaam zijn. Doorgaans zijn die opstellen òf te weinig in den eigenlijken zin ‘letterkundige gewrochten,’ òf zij missen genoegzame oorspronkelijkheid, òf hebben te weinig om, juister gezegd in, het lijf, dan dat het noodig ware ze uit hun ephemerisch verband los te rukken. Wil ik hiermeê geacht worden over alle onbekookte gerechten, die onder het merk van Essais de politique, de littérature enz. enz., b.v. door de Fransche keuken dagelijks ter tafel worden gebracht, onvoorwaardelijk de loftrompet te steken? De hemel beware mij - en doeme niemand tot de straf, om al die stroomen van onbeduidendheden te moeten doorzwelgen. Maar even dwaas zou het zijn den staf te breken over de gewoonte zelv' der buitenlandsche journalisten en publicisten (ik denk hier bloot aan de coryphaeën in het vak) om hun geestesvoortbrengselen, voor zooveel ze het wezenlijk verdienen, door eene hernieuwde en afzonderlijke uitgave, aan eene anders wisse vergetelheid te ontrukken en ze zoo tevens voor een uitgebreider kring van lezers toegankelijk te stellen. Zeer dikwijls toch behandelen die Essay's gewichtiger stoffe, dan vervat is in menig lijvig boekdeel. Soms onthalen ze ons op de quintessence van hoogstbelangrijke boekwerken. Of wel, zij maken ons bekend met het intieme leven en de denkwijze van een gevierd tijdgenoot; zij verhelderen en verruimen ons inzicht in de beteekenis van de groote tijdvragen op het gebied van kunst, litteratuur, of politiek; zij leiden ons rond op het gebied der gedachten onzer eeuw; zij fluisteren ons toe wat de tijdgeest spreekt; in één woord, zij vertolken ons de taal der wereld, waarin wij leven, der zichtbare zoowel als der onzichtbare, - der wereld van stoom en industrie en van getrokken kanonnen, als ook dier andere, waarover poëzie en wijsbegeerte heur beschermende vleugelen uitbreiden. Ware het billijk, zoo de vrucht van zooveel inspanning vaak, van zooveel kunde en pluizens, meêdogenloos door den breeden plas van periodicals werd verzwolgen? Ware het niet te bejammeren, indien eene dusdanige, soms bij uitnemendheid leerzame kritiek haar stem slechts voor ééne maand, één dag bloot, deed hooren? De algemeene ervaring knikt op laatstgemelde vraag bevestigend. | |
[pagina 759]
| |
De Essay, in dien gediegen vorm, waarin zij uit de pen der hedendaagsche Engelsche, maar vooral Fransche, Reviewers vloeit, is waard, langer dan een enkel vluchtig oogenblik te blijven leven. En, tengevolge der ernstige zorg aan haar gewijd, is hare moeder de kritiek, wier geboorte om zoo te spreken eerst van gisteren dagteekent, gaandeweg van dienares tot meesteres, van bijloopster tot hoofdfiguur verheven: ziet zij, de vroeger dorre methode in een keurig uitgedoscht letterkundig genre zich herschapen. Oudbakken waarheden, zal men zeggen. 't Is mijne bedoeling ook niet ze als kersversch of vonkelnieuw voor te dragen; maar, bij wijze van inleiding op het drietal bundeltjes: Études critiques sur la littérature contemporaine van den man, wiens naam aan het hoofd van dit schetsje prijkt, - boekdeeltjes welke men gevoegelijk eenigermate als illustratie van het bedoelde genre zou kunnen aanhalen - is hun vermelding hier misschien niet te eenenmale misplaatst. Goed voorgaan doet goed volgen en niet bijster veel moeite zou het inhebben, om den invloed met de stukken aan te toonen, welken de verbreiding dier legio boekskes in citroengeelen omslag, waarmede Michel Lévy Frères sinds jaren onze lees- en schrijftafels overstroomen, op den vorm en het gehalte ook van onze Nederlandsche litteratuur gaandeweg als onwillekeurig hebben geoefend. Is die invloed als een vooruitgang, dan wel als een betreurenswaardig teeken des tijds te beschouwen? Moeten wij hem met verheuging des harten of veeleer met een bedenkelijk hoofdschudden zien veld winnen...? Dit alles zal de toekomst aan het licht brengen! - Voorshands vergenoeg ik mij eenvoudig met mijne lezers te herinneren, dat het verschijnsel bestaat ‘brutal wie eine Thatsache.’ ‘Misschien, hoorden wij Ernest Renan zeggen: Misschien zal dit nieuwe genre van litteratuur eenmaal in vervolg van tijd worden beoordeeld ‘comme celui où notre époque a le mieux réussi.’
Edmond Scherer - voor geen mijner lezers, vertrouw ik, een volslagen vreemdeling - was vroeger theologant. In den kring dier mannen, wier naam ('t zij als van stichters of van sieraden) met dien der nieuwe, vrijzinnige, dusgenaamd ‘Straatsburgsche’ school voor altoos vereenigd blijft, zal ook de zijne steeds met eere worden genoemd. Later heeft hij zich, ik meen van Genève, metterwoon naar Parijs begeven, waar hij, | |
[pagina 760]
| |
als vast en geregeld medewerker aan het dagblad Le Temps (waarvan Nefftzer hoofdredacteur is), reeds sinds geruimen tijd, (sedert 1860 geloof ik) met geen minderen ijver en liefde aan zuiver letterkundigen arbeid zijne uitstekende gaven toewijdt. Toch is hij steeds in zooverre godgeleerde in zijn hart gebleven (want niemand kan ooit aan de eenmaal in zijn jeugd met liefde gekozen roeping geheel zich ontscheuren), dat de studie der letteren hem niet alleen als ‘doel’, maar eenigszins, zoo gij wilt, ook als ‘middel’ geldt! Men vatte dit gezegde niet op in den ongunstigen zin van het woord, als wilde ik er meê te kennen geven, dat zijne kritieken ooit een zekere bekrompen, moraliseerende tendenz zouden verraden: hiertoe is Scherer een te oprecht kunsten vrijheidlievend man; maar meer in dien zin, dat al wat uit zijn pen vloeit, al zijn oordeelen en beschouwingen, onmiskenbaar den geest ademen van een universeel gevormd denker, den stempel dragen van een gemoed dat zich partij stelt voor de hoogste en heiligste belangen der menschheid. Indien men zijn richting zou willen karakteriseeren, indien men den weg zou willen aanduiden, dien hij, in onderscheiding van andere, voor 't overige ‘ihm ebenbürtige’, critici, eenigszins afzonderlijk bewandelt, het zou deze zijn, dat het hem niet alleen te doen is, om ‘menschen’ maar ook om ‘den mensch’ (en niet louter den vleeschen bloedmensch à la Henri Taine) te doorgronden, dat de richting in welke de tijdgeest zich voortbeweegt hem in geen enkel opzicht onbewogen laat, dat hij door den hof der letteren wandelt, geenszins met de koelbloedigheid van een natuuronderzoeker die de planten eenvoudig indeelt in klassen en soorten en ze bloot naar het getal meeldraden rangschikt, maar met het oog en den zin van een liefhebber, wien het ter harte gaat of zijn bloemen bloeien dan verwelken, en die bij de eene plant langer en met beslister voorliefde verwijlt dan bij de ander. Ware hij van een tegenovergestelden geest doortrokken, hij zou dan, sinds hij de baan van letteren en journalistiek is ingetreden, ook te gelijkertijd moedwillig met zijn gansche verleden hebben moeten breken; - want hoe geavanceerd ook in richting, ten allen tijde heeft ‘het haantje in de borst’ bij hem luide gekraaid. Scherer behoort - getuige zijn schoon geschreven boek: ‘Mélanges d'histoire religieuse’ (eene verzameling van vroeger in de Revue des deux Mondes en elders geplaatste opstellen) - tot die verkwikkelijke soort van menschen, van wie helderheid en | |
[pagina 761]
| |
warmte tevens, als in een stralenbundel vereenigd, vriendelijk u tegenstroomen. Wat hij als schrijver der ‘Mélanges’ en vroeger als medearbeider aan Colani's ‘Revue de théologie’ zich heeft betoond, dat is hij ook nog: een man van groote, edele beginselen, met een fijn hoofd, een warm hart; geen vriend van het clairobscur; iemand, die, 't geen hij doet, à coeur neemt, die gelooft au règne de l'esprit: in alles een kind onzer eeuw, maar die zich daarbij niet schaamt waar het pas geeft te bewonderen, zijn hart te luchten, flinkweg te zeggen wat hij denkt; bovenal iemand - die zich niet wijzer, grooter, of belangwekkender wil voordoen dan hij is. Zulke mannen zijn tegenwoordig dun gezaaid en Scherer mag te dien aanzien aan velen ten voorbeeld strekken! Hoe weinig aanmatiging of overschatting b.v. van het gewicht van zijn arbeid spreekt er uit hetgeen hij drie jaren geleden, bij de uitgave van het eerste gedeelte der hier bedoelde Études (altegader overdrukjes uit le Temps), schreef: ‘Comment ces articles sont-ils arrivés à faire un livre? Pourquoi l'auteur a-t-il cru devoir les réunir et les présenter de nouveau au public? A vrai dire, je n'en sais trop rien. Peut-être faut-il regarder le besoin de produire comme l'un des instincts fondamentaux de notre nature. Quant à analyser bien rigoureusement cette démangeaison, à distinguer, dans un auteur, la part du zèle pour les idées et celle de la force qui cherche son exercice, celle aussi du moi qui cherche sa satisfaction, mon avis est qu'il est des choses en ce monde qu'il ne faut pas examiner de trop près.’ Op even anspruchlosen toon laat hij zich uit over het al of niet wenschelijke van de uitgave van zulke boeken als de zijne in 't algemeen. ‘Que n'a-t-on pas dit pour ou contre l'usage de réunir en volumes des essais écrits au jour le jour, des morceaux de critique surtout, qui ont souvent pour sujet des recueils de critiques, et qui, devenant un livre, vont être eritiqués à leur tour, si bien que la littérature, à force de passer d'un alambic (retort) dans un autre, risque de se voir réduite à un insipide résidu? Il semble, puisque je réunis mes articles, que je me sois formé une conviction à cet égard. Il n'en est rien. L'exemple général suffit pour me mettre la conscience en repos. Se tromper avec le gros du public, c'est encore une monière d'avoir raison, car tout le monde ne se trompe pas tout à fait’...Peut-être (aldus gaat hij intusschen met fijne zinwending voort) ces innombrables volumes sont-ils destinés à ramener la littérature, par quelque vigoureuse réaction, | |
[pagina 762]
| |
à des oeuvres plus mûres, plus solides, de plus longue haleine...Je serai charmé d'avoir contribué pour quelque chose à ce résultat.’ Evenmin als tot die der bazuinblazers en kemphanen, behoort Scherer, gelijk anders bij zijne confrères zeer aan de orde is, tot de klasse der stijfhoofdige doktrinairen. Hij geeft zich niet uit voor een man van geijkte theoriën, maar voor een ‘libre chercheur.’ - Je vois beaucoup de sujets traités dans les pages suivantes: philosophie et religion, littérature et histoire politique et moraleGa naar voetnoot1), il y a un pen de tout...Eh bien, au milieu de tout cela, j'ai beau chercher, je ne trouve pas la plus petite doctrine à dégager.’ - Toch verzwijgt hij niet dat in zijn gemoed ééne gezindheid alle anderen, om zoo te zeggen, overschaduwt: ‘un certain fond moral, qui perce malgré tont. Ce fond de mon livre (zegt hij), son inspiration secrète, si j'osais me servir d'un si grand mot,...c'est le goût de la liberlé. Liberté des esprits et des caractères, liberté des idées et des actions, liberté pour tous, sans autre limite, que les intérêts mêmes de la liberté, voilà, si je ne me trompe, la passion, que j'éprouve le plus profondément. Als waardig geestverwant, reikt hij hier de hand aan Edouard Laboulaye, den welbekenden schrijver van Paris en Amérique. Ieder moet geheel vrij, onomwonden zijne meening uitspreken. ‘Les luttes de la parole et de la plume, les opinions qui s'opposent et se rapprochent, les erreurs et les retours, les excès et les réactions’: deze en deze alleen banen den weg langs welken de menschheid voetje voor voetje voortsukkelend der waarheid langzaam nader kan komen. Dwaas doet dan ook hij die er zich over | |
[pagina 763]
| |
bekommert of de denkbeelden welke hij heden uit, misschien, werkelijk of schijnbaar, met door hemzelv' vroeger verkondigde meeningen in tegenspraak zijn. ‘Une grande âme (het woord is van Emerson) n'a absolument rien à faire avec la conséquence. Exprimez ce que vous pensez aujourd'hui avec des paroles rudes, et demain ce que vous penserez demain: ‘Une vérité, (hier hooren wij weder Scherer) pour rester vraie, a besoin d'être constamment renouvelée, d'être limitée par des exceptions, d'être contemplée par ses contraires. Isolez-la, vous la faussez, fixez-la, elle vous échappe, et vous ne tenez plus qu'un mensonge.’ Voegt bij de hier aangestipte karaktertrekken een zekere natuurlijke fijnheid en beschaafdheid van uitdrukking, l'aversion pour la phrase purement sonore, le goût natif pour ce qui est décent et correct, le sentiment de la nuance enz. (eigenschappen door den schrijver toegekend aan Prevost-ParadolGa naar voetnoot1); een over 't geheel liberalen geest, die de meeningen van anderen, ook de meest afwijkende, met onthouding van kwetsende ironie en van kleingeestige vitzucht, weet te waarderen, zonder daarom (een niet minder te vermijden klip) in een vaag en kleurloos indifferentisme te vervallen; een blakende geestdrift voor de idee, ook bij het eerlijk onder de oogen zien van alle problemen dezes tijds; eindelijk eene aangename frischheid, het onmiskenbaar sieraad van ieder helderen weldenkend man, die voor eene zekere overtuiging, welke dan ook! leeft en kampt - en gij hebt in grove, ruwe omtrekken eene voorstelling, die eenigszins u den smaakvollen mederedacteur van Le Temps voor den geest brengt. Eenigszins! - Afdoender middel toch, om u tot een oordeel over zijn persoon in staat te stellen, zou zijn: eenige proeven van zijn kritischen arbeid zelve onder uwe oogen te brengen. Maar welke daartoe te kiezen? - Onder de Fransche Schrijvers van naam, wier geest op onzen tijd machtigen invloed heeft geoefend, is er één, aan wiens voeten een groot gedeelte van het jonge Frankrijk ligt geknield, aan wien als grootmeester der nieuwere letterkunde door allen stilzwijgend de palm wordt toegekend, wien ook Scherer niet dan met eerbied nadert, ‘le Frince de la critique moderne’ - de welbekende auteur van de, schier in ieders handen zich bevindende: Causeries du Lundi. | |
[pagina 764]
| |
Welnu - aan het hoofd van een der talrijke opstellen, in de aangekondigde Études vervat, leest men ook den naam van Sainte-Benve. Die naam is eenigermate een Schibboleth. Even als die van den dichter van den Faust mag hij beschouwd worden als vertegenwoordigende eene richting, een beginsel op aesthetisch en in zekeren zin ook op ethisch gebied, vóór of tegen hetwelk in den regel met felheid, met hartstocht partij wordt getrokken. Er zijn er, die den Franschen Criticus hemelhoog verheffen, afgodisch bewonderen, voor wie elk zijner woorden als een orakel geldt; er zijn er anderen daarentegen, die, behoudens passenden eerbied voor zijn talent, zijn persoon, zijne richting liever gezegd, in den grond van hun hart verfoeien, in wier oog deze de verpersoonlijking is van een troosteloos, marmerkil, verderfelijk Scepticisme. De taak der kritiek, waar ze aan een zoodanige sommiteit zich waagt, is geen kinderwerk. Men gevoelt dus een billijken aandrang van nieuwsgierigheid om te weten hoe Scherer, de man van warme overtuiging, maar tevens van het vrije denken, zich van de opgevatte taak zal kwijten: in hoever het hem zal gelukken, om eerlijk, juist, zonder hartstocht en toch niet zonder bezieling, het beeld te schetsen van den meester, wien hij ter eener zijde onbegrijpelijk hoog stelt, maar met wien hij toch, krachtens zijn natuur, zijn aanleg, au fond onmogelijk kan sympathiseeren. Gunt mij, al behoort het bedoelde opstel juist niet tot de jongste zijner pennevruchtenGa naar voetnoot1), den zakelijken inhoud er van met u te doorloopen. Gij zult er, beter dan door vele woorden, Scherers geest uit proeven, en zijne manier uit leeren kennen. Na een overzicht te hebben gegeven van Sainte-Beuve's bontgekleurde litterarische loopbaan, en bij den inhoud van de voornaamste van diens vroegere geschriften te hebben stil gestaan; na er op te hebben gewezen hoe, alvorens den schepter der kritiek voor goed in handen te nemen, deze moderne Proteus, onophoudelijk van richting en denkwijze (voor 't uitwendige althans) veranderende; gedurig, gelijk de slang, van huid verwisselende, - aan de beoefening van schier alle vakken van letterkunde: politiek, poëzie, roman, historie enz. achtereenvolgens zelf zijne krachten heeft beproefd, zonder naar 't scheen ooit zijne ware vocatie te kunnen vinden, tot dat deze ten laatste in de Causeries du Lundi duide- | |
[pagina 765]
| |
lijk en onwedersprekelijk aan het licht trad...verzuimt hij niet u opmerkzaam te maken op al de belangrijke voordeelen, welke, voor zijne vorming tot criticus, Sainte-Beuve uit dit veelzijdig streven van zijn jongelingsleeftijd heeft getrokken. In zijn hart van meet af reeds min of meer positivist, ietwat sensueel van nature, toegerust met eene onverzadelijke weetgierigheid en eene onbegrensde begeerte om den diepsten bodem van alle dingen te peilen, avide de tout regarder de près, de trouver le vrai relatif de chaque chose et de chague organisation, blakende tegelijk van eene eerlijke en oprechte liefde voor kunst en letteren, heeft Sainte-Beuve (volgens Scherer) er steeds zooveel hij kon naar getracht, zijn uiterste best gedaan, om geloovig Katholiek, welgemeend Republikein, opgewonden Romantikus te zijn, zonder dat hij echter hierin ooit naar wensch is geslaagd. Hij kon zich wel tijdelijk van zich zelv' losmaken, maar onvoorwaardelijk een richting, een geloof, een overtuiging te omhelzen, zulks ging zijne krachten te boven. Hij was te veel een ‘curieux,' te sceptisch, te zeer Goetheaan in zijn hart, om ooit onverdeeld aan iets zijn liefde te geven. Intusschen juist diezelfde eigenschap, die hem verhinderd heeft naar ééne zijde zich met kracht te ontwikkelen, die specialiteit waarin hij reeds vroegtijdig uitmuntte, van zich in alle toestanden, alle denkwijzen gelijkelijk te kunnen verplaatsen, is de oorzaak tevens geworden van zijne bewonderenswaardige alzijdigheid. ‘S'enrichissant ainsi peu à peu de bien des expériences précieuses; fouillant tous les secrets de la vie, rapportant de ces excursions dans toutes les régions mille découvertes...il se trouve ainsi pourvu, - au jour où il revient à lui-même et se possède enfin tout entier - de tout ce qui lui est nécessaire pour devenir le plus exercé des critiques, le mieux rompu à la réalité, le plus doué de dexterité et de souplesse, le plus versé dans les choses de la littérature et du monde, le plus désenchanté des penseurs et le plus équitable des juges.’ Gij bemerkt, lofspraak en kritiek, afkeuring en bewondering zijn hier reeds op niet onduidelijke wijze dooreengemengd. Scherer voor zich dweept niet met zulke buigzame naturen als die van Sainte-Beuve, maar hij weet die toch in haar volle waarde te schatten. Hij koestert eerbied voor de genialiteit, die er zich in openbaart en die eerbied stijgt, naarmate hij den gevierden schrijver meer uitsluitend op kritisch gebied, schitterend in al de kracht, al de rijpheid van zijn talent, gaat beschouwen. | |
[pagina 766]
| |
‘Nous voici arrivés (zegt hij) aux Causeries du lundi...On est à la fin de 1849....C'est alors que M. Sainte-Beuve revient à la critique; il va parler désormais chaque semaine, à jour fixe.
L'histoire des Causeries formera un chapitre dans l'histoire de notre littérature. Commencées au Constitutionnel, elles se continuèrent au Moniteur, elles se succédèrent sans intervalle jusqu'en Janvier 1865. Pendant cinq ans, l'auteur a donné chaque lundi un article long, nourri, charmant, sur les sujets les plus divers: passant de la critique à l'histoire, mêlant les anciens aux modernes et les étrangers aux Français, associant aux noms les plus illustres bien des renommées secondaires, également à l'aise dans tous les genres, dissertant de Saint-Martin après avoir parlé de Beaumarchais, aussi familier avec Bourdaloue ou Daguesseau qu'avec Stendhal ou Musset, toujours prêt, toujours compétent, ayant tout lu, tout vu de près, inépuisable en réflexions, ne se répétant jamais,...Qu'on veuille bien réfléchir un instant à tout ce que suppose un travail de ce genre, l'étendue des connaissances acquises et des recherches nouvelles, la fécondité de l'esprit, la force même du tempérament, et l'on conviendra que les causeries sont une oeuvre extraordinaire...’ En dat buitengewone wordt tot in bijzonderheden toegelicht. ‘De vastes connaissances, une exactitude extrême, une vive et souple intelligence, que ne voile aucune passion: la plus haute équité! deze zijn de grootsche eigenschappen, welke hij aan Sainte-Beuve boven alle anderen toekent. Hij eert in hem den stichter eener nieuwe kritische School. ‘Il a mis l'étude de l'homme dans l'étude des ouvrages de l'esprit humain; il a cherché l'auteur sous ses écrits.’ - Van zijn stijl gewagende, zegt hij: ‘il ne burine pas, il esquisse et estompe...il est tout trempé aux sources les plus pures de la langue...son style est celui de la pensée’ ne faisant qu'une avec elle, en suivant toutes les ondulations...Zijn trant wordt geprezen zoo niet als simple, toch als sain. Voor Sainte-Beuves moreel karakter als schrijver, gelijk dit in diens schriften uitkomt, heeft hij niets dan lof. ‘Où trouver une admiration plus cordiale de tous les mérites, un hommage plus spontané rendu à toutes les supériorités? On pourrait presque taxer de faiblesse l'indulgence qui s'y montre pour tout ce qui manifeste quelque sève, ou promet quelque avenir....On peut le blesser | |
[pagina 767]
| |
mais non fausser son jugement. Il a des susceptibilités, mais point de rancunes....’ Inderdaad! Wat zou men billijkerwijze meer kunnen verlangen? - En toch......, toch..., ondanks al dien lof zoo mildelijk, zoo luide er aan toegezwaaid, ziet, voelt men onwedersprekelijk, dat Sainte-Beuve's manier niet die is, welke Scherer boven alles lief heeft. - Om de eigene woorden, waarmede hij zelf in zijn jongste série Louis Blanc's oordeel over Engeland karakteriseert, te bezigen: ‘il l'admire, plus qu'il ne l'aime.’ - 't Is waar, hij maakt slechts eenige weinige réserves, maar...die réserves zijn in de hoogste mate veelzeggend!! Wat is er (roept hij uit) waaraan het Sainte-Beuve hapert? - ‘Il ne lui manque qu'une faculté, celle qui manquait à Goethe, la faculté de l'émotion. Il n'a rien qui sente l'âme. Dans ses appréciations même, il jouit, il goûte, plutôt qu'il n'admire. On ne montrerait pas de lui une page trempée de larmes ou frémissante de colère. Il a trop d'expérience pour s'étonner beaucoup de rien. Il excuse tout parce qu'il comprend tout. Il a quelque chose de l'indifférence, j'allais dire de l'immoralité de la nature elle-même!...’ Welnu, deze beide elementen: ‘l'âme....l'émotion’, (naar het oordeel van Scherer, aan Saint-Beuve's kritiek ontbrekende) zijn het, welke juist de zijne in bijzondere mate kenmerken. - Zijn gemoed, met warmer gloed bezield, met andere behoeften toegerust, verkwikkender idealen najagende dan die eener Skepsis, welke bij de gedachte van misschien als aardbewoner niets meer te zijn dan: ‘une illusion des plus fugitives au sein de l'illusion infinie’ (S-B.) zich weemoedig, maar berustend kan nedervlijen, zou alle veerkracht missen, indien het de hoop, om een deel, eene zijde althans der eeuwige waarheid zich voor zijn blik te zullen zien ontsluieren, als volslagen ijdel moest beschouwen. Scherer is niet louter kunstenaar, maar ook mensch; niet uitsluitend hoofd, maar ook hart. Van hier zijn charme, zijn kleur en voor een deel ook - zijn kracht! Vraagt gij of op zijn beurt hèm niets ontbreekt?...Een oogenblik slechts Saintes-Beuve's klare, afgeronde, geen spoor van inspanning verradende, prachtig geciseleerde meesterwerken, ons voor den geest gebracht: een oogenblik diens bewonderens-waardige, oneindig gevariëerde reeks van opstellen, wier karakter ik niet beter weet te vergelijken dan bij dat van ragfijn kantwerk, in | |
[pagina 768]
| |
onze gedachte naast de zijne gelegd: een oogenblik ons gezet tot de studie van beide kunstrechters over een en dezelfde persoonlijkheid (b.v. Veuillot, Sismondi, Guérin enz.) en - wij voelen, duidelijker dan woorden het kunnen beschrijven, waarin de een de meerdere is boven den ander. Beide critici trekken ons aan, maar met geheel verschillende draden. Faalt het Scherer aan scherpzinnigheid, ontledingsgave, vernuft, stijl? Geenszins. Toch is de auteur van de Causeries over 't geheel genomen, scheppender, genialer, en als kunstrechter...leerzamer. - Maar Scherer bevredigt weêr andere behoeften. Wij zouden zijn welluidende, mannelijke, zuiverklinkende stem in het koor van de coryfaeën der moderne kritiek, ongaarne missen. Wel beschouwd, vullen beide persoonlijkheden elkander aan. Gelukkig wie voor beider begaafdheden een oog en een hart heeft. ‘In de ruime wereld ook van kunst en letteren is oneindig meer overvloed, dan waarvan eenzijdige bekrompenheid vaak droomt.’
In de nieuwst uitgekomen série der Études, wanneer die hun bijgeval in handen mocht komen, zullen mijne lezers o.a. met degelijke en frissche beschouwingen kennis maken over: Erckmann-Chatrian, Louis Blanc, mevrouw de Gasparin (de auteur van de Horizons prochains), Octave Feuillet en andere bekende schrijvers van dezen of vroegeren tijd. Velp. P. Bruijn. |
|