Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1866
(1866)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 562]
| |||||||||||||
Buitenlandsche letterkunde.
| |||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||
houdend genoeg is, om er de opmerkzaamheid mijner lezers gedurende eenige oogenblikken mede te boeien; ik bedoel zijne: Physiologie des écrivains et des artistes, ou essai de critique naturelle. Ziehier een enkel woord ter verklaring, zoo noodig, van dien eenigszins vreemdklinkenden titel. Gelijk men weet, heeft in onzen tijd de kritiek, onder aanvoering vooral van Henri Taine, een weg volgende, waarop vroeger reeds Montesquieu, Voltaire, onder de nieuweren vooral Balzac in zijne romans, hunne schreden hebben gezet, een nieuw en verrassend veld van onderzoek geopend, door, bij de bestudeering en beoordeeling van letterkundige voortbrengselen, meer bepaald op ‘den mensch’ in den schrijver, en wel voornamelijk op dien mensch, beschonwd van zijne physiologische zijde, als natuurlijk product van ras, klimaat, bodem, voedsel, diëet, enz. scherper, dan men vroeger deed, acht te geven. De mensch, beweert terecht Taine, is geenszins een op zich zelf staand wezen. Hij groeit op te midden van eene natuur en van menschen, die beide op den loop en het gehalte zijner ontwikkeling een onmiskenbaren invloed oefenen. Tastbaar is het verschil, 't welk er bestaat tusschen de onderscheidene volkengroepen; een verschil, hetwelk voor een groot gedeelte voortspruit uit de zeer uiteenloopende wereldstreken, in welke zij zich hebben neêrgezet. De noordelijke volksstammen b.v. (volgens de bekende stelling van Montesquieu), die in een koude vochtige lucht, te midden van moerassige, boschrijke streken, of aan de boorden van den woesten oceaan hunne woningen opsloegen, zien wij dien teu gevolge veelal ten prooi aan heftige of sombere gemoedsbewegingen, gretig op dierlijk voedsel, verslaafd aan prikkelende en geestbedwelmende vochten, en bij voorkeur zich wijden aan het jagers- of krijgsmansbedrijf; - terwijl daarentegen die volken, welke dagelijks omringd door eene milde, lachende natuur, levende onder een helderen hemel, het schouwspel genoten van al wat de aarde liefelijks en bevalligs aanbiedt, veel minder de kitteling tot zulke grof zinnelijke genietingen gevoelden, maar integendeel als van zelve geneigd werden om zich toe te leggen op al wat den geest en het schoonheidsgevoel ontwikkelt, zoodat dan ook kunst, wetenschap, letteren, taal, enz. bij hen veel rasser en schooner hebben gebloeid, dan zulks bij anderen het geval was. Welnu, dit zelfde wat men in de rassen en volken opmerkt, geldt natuurlijk in dezelfde mate van de individuën hoofd | |||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||
voor hoofd, van het exemplaar zoowel als van de soort; en dus evenzeer - waarom niet? - van het deel van het individu, namelijk van den mensch, voor zooveel hij schrijver, geleerde of kunstenaar is. Eenmaal hare oogen op deze bijzonderheid gevestigd hebbende, ging de kritiek, gelijk van zelf spreekt, steeds verder en verder, zoodat zij in onze dagen zich bijkans geroepen ziet, wil zij een muzenzoon billijk beoordeelen, hem alvorens de pols te voelen, en zijne diagnose op te maken, daar het anders te vreezen staat, dat ‘le fin mot de l'histoire’ haar zal ontglippen. ‘Quand, zoo schrijft Sainte-BeuveGa naar voetnoot1), on lit Racine, Voltaire, Montesquieu, on n'a pas trop l'idée de se demander s'ils étaient ou non robustes de corps et puissants d'organisation physique. Buffon était un athlète, mais son style ne le dit pas. Les écrivains de ces âges plus ou moins classiques n'écrivaient qu'avec leur pensée, avec la partie supérieure et tout intellectuelle, avec l'essence de leur être. Aujourd'hui, par suite de l'immense travail que l'écrivain s'impose et que la société lui impose à courte échéance, par suite de la nécessité où il est de frapper vite et fort, il n'a pas le temps d'être si platonique ni si délicat. La personne de l'écrivain, son organisation tout entière s'engage et s'accuse elle-même jusque dans ses oeuvres; il ne les écrit pas seulement avec sa pure pensée, mais avec son sang et ses muscles. La physiologie et l'hygiène d'un écrivain sont devenues un des chapitres indispensables dans l'analyse qu'on fait de son talent. M. de Balzac se piquait d'être physiologiste, et il l'était certainement, bien qu'avec moins de rigueur et d'exactitude qu'il ne se l'imaginait; mais la nature physique, la sienne et celle des antres, joue un grand rôle et se fait sentir continuellement dans ses descriptions morales. Ce n'est pas - voegt Sainte-Beuve er bij - un blâme que je lui adresse, c'est un trait qui affecte et caractérise toute la littérature pittoresque de ce temps-ci.’ Als in antwoord op de in laatstgenoemden volzin uitgedrukte bijvalsbetuiging kwam nu - hoewel geheel uit zichzelf, gelijk hij ons verzekert - Emile Deschanel op den inval om te zien, in hoever men met goed gevolg eene natuurkundige classificatie, zoo gij wilt, van geletterden en kunstenaars, volgens den aangeduiden maatstaf, zou kunnen beproeven. Dat hier van geen in grootschen stijl, op breede schaal aangelegde en uitgewerkte, weten- | |||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||
schappelijke analyse van kunst en litteratuur sprake is, behoeft nauwelijks te worden gezegd. Deschanel behandelt zijn onderwerp los en luchtig, geheel in den gewonen causerie-trant. Hij voert u met zich door het luchtruim en laat u van daar à vol d'oiseau een physiologisch kijkje nemen in de schrijvers- en kunstenaars-kabinetten. Even als onze oude vriend Asmodée in ‘le diable boiteux,’ die de daken der huizen van Madrid voor zijn beschermeling Zambullo oplichte leidt hij u binnen in het physisch laboratorium van de werken van den menschelijken geest. Hij geeft u niet eene planten- maar eene dilettantswijze gegroepeerde schrijversgeographie. Om u een klein denkbeeld te geven van de wijze waarop hij hierbij te werk gaat, zullen wij kortelijk eenige hoofdstukken doorloopen. Op het eerste, hetwelk ten opschrift draagt: l'âme et le corps, en dat eenigszins als inleiding moet dienen, kom ik later terug. Dan volgen: le siècle, le climat, le sol et la race, le sexe, l'âge, le tempérament, le caractère, la profession, l'hérédité physique et morale enz....l'état mixte, le régime et tes habitudes. - Aanstippenderwijze over elk een woordje. Vooreerst dan: de Eeuw. ‘De inzage van nauwelijks twee, soms van eene enkele bladzijde, zegt onze schrijver, is in den regel voldoende om te weten te komen, of een boek in de negentiende, in de achttiende dan wel in de zeventiende eeuw is geschreven; elke eeuw toch draagt, zoowel in de litteratuur als in de kunst, haar bijzonder en eigenaardig cachet. Clande Lorrain b.v. beeldt de koningin van Scheba af, gekleed als eene prinses van de 17de eeuw. Salvator Rosa schildert “kanounen” aan den ingang van de tent van Holophernes. Bij Milton (den tijdgenoot van Cromwell) leveren de afvallige en trouw gebleven engelen, nog vóór de schepping van den mensch, elkander slag met een geregeld artillerievuur’ enz. Nieuwbakkener is zijne opmerking, hoe in tijden van ruw en openbaar geweld, (tijdens de Fransche revolutie b.v.) zich op litterair gebied, dikwijls eene zekere kennelijke voorliefde, bij wijze van veiligheidsklep zeker voor het elders overal teruggedrongen gevoel, openbaart voor het schilderen van teedere en aandoenlijke scènes. Marat o.a. en Robespierre waren met de pen sentimentalisten. ‘Omgekeerd, zegt hij, kenmerken zich rustiger tijden dikwijls door de openbaring van het tegenovergestelde verschijnsel. In beide gevallen geeft de litteratuur dus, 't zij negatief, 't zij positief, een vrij zuiveren afdruk van den geest der eeuw.’ | |||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||
Bij de beschouwing over den invloed van het klimaat vangen wij, gelijk van zelf spreekt, niet veel nieuws op, na hetgeen daarover reeds is gephilosopheerd door Montesquieu, Voltaire, Cuvier, e.a. Alleen wijst Deschanel ook hier alweêr op het contrast, zichtbaar in de omstandigheid dat dichters, afkomstig uit verzengende luchtstreken, vaak uitbundig den lof verheffen van gletchers en sneeuwbergen, terwijl omgekeerd noordelijke schrijvers eer geneigdheid aan den dag leggen, om met Victor Hugo uit te roepen: Quand vient l'été, le pauvre adore!
L'été, c'est la saison de feu;
C'est l'air pur et la tiède aurore:
L'été, c'est le regard de Dieu.
‘On rêve, zegt hij, toujours ce que l'on n'a pas.’ De conclusie houdt intusschen lang niet altijd steek. Bodem en ras. Hier lag de stof natuurlijk voor de hand. Immers zoo lang het nivellérend Cosmopolitisme, waarmede men ons in deze dagen bedreigt, nog niet alle verschil van nationaliteiten van den aardbodem zal hebbeu weggevaagd, en in afwachting dat het ideaal van dien Pruissischen jonker uit de Fliegende Blätter, die tot een boekhandelaar de vraag richte: ‘Giebt's keinen Globus von Freussen?’ zich misschien in de verre toekomst verwezenlijke, is het een voorshands door niemand weêrsproken feit, dat, gelijk Lamartine zich uitdrukt: ‘l'homme est plante jusqu'à certain âge de la vie, et l'âme a ses racines dans le sol, dans l'air et dans le ciel qui ont formé les sens.’ Te recht merkt intusschen Deschanel op, dat men zich voor overdrijving ook te dezen opzichte in het toepassen van eene, in het algemeen niet onjuiste, theorie moet wachten. Niet zonder voorbehoud geloove men hem dus, als hij ons verzekert: ‘Bourgogne est le climat de l'esprit et du génie; le degré de chaleur qui donne l'excellence à ses vins donne aussi une heureuse maturité à ses esprits et à ses génies’ - of als hij met Taine instemmende, beweert, dat het klimaat en de landstreek van Champagne in volmaakte overeenstemming zijn met den geest der schrijvers welke die bevallige provincie heeft voortgebracht: getuige b.v. een La Fontaine, geboren Champagnenaar, bij wien men vereenigd aantreft: ‘la grace avee la bonhomie, la finesse avec la crédulité.’ Overigens zullen wel allerminst wij Nederlanders den invloed van klimaat | |||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||
en bodem op het gehalte en de richting der litteratuur kunnen of durven ontkennen....Brisons! - In de volgende hoofdstukken wordt niet zonder fijnheid aangewezen, aan welke kleine trekken in den regel uit den stijl of het gehalte van een boek, het geslacht, de leeftijd, het temperament, het karakler en het maatschappelijk beroep zelfs van den schrijver kunnen worden opgemaakt. Zoo zeide Marivaux: ‘Le style a un sexe et l'on reconnaîtrait les femmes à une phrase’, en Deschanel: ‘Une femme qui écrit, fût-ce avec génie, n'écrit pas comme un homme: cela est évident. Mme de Staël et George Sand en sont des exemples. Dans toutes les oeuvres de l'une, et dans la première manière de l'autre on peut noter l'exubérance de la phrase. En revanche dans les oeuvres de toutes les deux, on admire une qualité que les hommes, même les mieux doués, possèdent rarement à un si haut degré, la fine et subtile analyse des passions...Quelquefois, derrière une femme qui écrit, il y a un homme qui inspire et alors l'oeuvre de la femme trahit une influence masculine; ce qui faisait dire a Mme Delphine de Girardin, parodiant le mot de Buffon: “le style est l'homme.” - Par exemple dans le développement du talent littéraire de George Sand, ne serait-il pas facile de reconnaître les influences successives de Jean-Jacques Rousseau, de Byron, de Sénancour, de Jules Sandeau, d'Alfred de Musset, de Michel de Bourges, de Lamennais, de Pierre Leroux, de Chopin, et de plusieurs antres, - outre le fonds très-individuel, très-local de ce génie?’ - En verder: ‘Voulez-vous un antre signe caractéristique à quoi on reconnaît, dit-on, les romans écrits par les femmes? Il se trouve presque toujours que c'est la femme qui a le beau rôle, et l'homme le rôle inférieur.’ Dit laatste gaat intusschen weêr niet altijd door. Ten volle stemmen wij in met den schrijver als hij uitroept: ‘La première condition pour deviner le sexe d'un auteur, c'est que l'auteur ait un sexe. Dieu vous préserve, dans la littérature comme dans la vie, des êtres dont le sexe est douteux, des hommes qui sont femmes, des femmes qui sont hommes, et des gens qui ne sont ni hommes ni femmes, geure neutre, sans physionomie. Ayez soin de les éviter. Il n'y a de bon et d'aimable, comme de viable et de fécond, en toute chose, que ce qui est bien caractérisé, bien titré, bien sexé, pour parler comme Lady Macbeth.’ - Zijne opmerkingen omtrent het verschil van leeflijd, hetwelk zich b.v. in de vroegere en latere werken | |||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||
van een zelfden auteur, zonder veel moeite laat bespeuren, zijn mede hier en daar niet onaardig. Wel aangehaald is o.a. de anecdote betreffende Boileau. - Toen, zoo verhaalt de schrijver, deze gevreesde Satyricus, die als jongeling steeds fier en onafhankelijk zich had betoond en naar geen vorstengunsten ooit had gehunkerd, op lateren leeftijd mak en tam geworden, aan het hof van den grooten koning zijne ‘vier leeftijden’ voorlas, en hij aan de regels gekomen was: L'âge viril, plus mur, inspire un air plus sage;
Se pousse auprès des grands, s'intrigue, se ménage;
Contre les coups du sort songe à se maintenir,
Et loin dans le présent regarde l'avenir.
toen zou, naar men zegt, Lodewijk XIV hem verzocht hebben die regels ‘nog eens’ voor te lezen. ‘Etait-ce un malice du grand roi?’ - en onloochenbaar menschkundig is zeker de navolgende opmerking: ‘Trop souvent, en effet, il arrive qu'entre la trentaine et la quarantaine la jeunesse abdique, sous prétexte de se ranger. Peu à peu la préoccupation des besoins de la vie éteint l'enthousiasme; la cupidité ou l'ambition remplacent les illusions saintes et la foi désinteressée. A l'adoration de l'idée succède le culte du fait. On commence à croire au droit du plus fort et à parler du doigt de Dieu. Le coeur se refroidit; l'âme baisse. Comment cela ne paraitrait-il pas dans les écrits!’ Overigens (zoo vervolgt hij) zijn er ten allen tijde auteurs geweest ‘vieux dès l'enfance:’ anderen daarentegen weêr: ‘jeunes jusque dans la vieillesse,’ zoo als b.v. Voltaire: ‘Et puis il y a toutes sortes de jeunesses: il en est quelques-unes dont les orages se continuent jusque dans l'âge mûr. Vous savez le mot qu'on attribue à Alexandre Dumas fils: ‘Mon père est un grand enfant, que j'ai eu quand j'étais tout petit.’ Mais les exceptions confirment la règle. Ne dit-on pas pour chaque artiste: première, seconde, troisième manière? Naturellement - ces désignations se rapportent aux diverses saisons de la vie.
Het tot hiertoe medegedeelde met dat al, hoeveel waars en puntigs het ook hier en daar moge bevatten, leidde - mijne lezers zullen het bij zich zelv' reeds hebben opgemerkt - ons nog grootendeels rond op het terrein van het algemeene en | |||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||
banale. Het eigenlijk gezegd boeiende van het aan de orde zijnde onderwerp begint eerst daar, waar het temperament, het verschil van vocht- en bloedmenging, in één woord waar de geheele physieke bewerktuiging der schrijvers in verband met hunne werken, door Deschanel aan eene zooveel zijn bestek toelaat nauwkeurige en uitvoerige analyse wordt onderworpen. Hier verlaten wij den buitenhof en treden door de voorpoort het gebouw zelf binnen. ‘C'est ici (zegt hij) le coeur même de notre sujet: La Physiologie appliquée à la Critique.’ Zien wij dus vooreerst in welke catégoriën hij de temperamenten verdeelt en hoe hij elk van deze karakteriseert. In hoever die geheele temperamenten-indeeling aan de tegenwoordige eischen der wetenschap beantwoordt, laten wij daar. Vier temperamenten, verzekert hij ons, worden door de meeste Physiologen aangenomen. Hunne namen luiden bij hem eenigszins anders dan in het bekende boekje van Arndt, maar in de beschrijving komen zij toch vrij wel overeen. Men hoore:
Bij de bezitters van het eerstgenoemde oefenen dus meer de zenuwen, bij die van het tweede de bloedvaten, bij die van het derde de gal-afscheiding, bij die van het laatstgenoemde de waterachtige vochten op het gestel een overwegenden invloed; - die invloed wordt beschreven op de wijze als volgt: Le tempérament nerveux se caractérise par une peau et des cheveux fins, des traits déliés, des muscles grêles, une physionomie pâle et une santé souvent délicate. Tout le système nerveux, y compris le cerveau, est d'une extrême activité, et les manifestations de l'intelligence sont d'une vivacité proportionnelle. Les personnes de ce tempérament sont irritables et sensitives, leur esprit est vif et brillant; mais elles se fatiguent très-vite. Le tempérament sanguin est indiqué par des formes bien prononcées, un embonpoint modéré, une fermeté convenable des chairs, le teint vif et animé, des yeux bleus et brillants, une belle complexion et une certaine rudesse de contenance. Grande activité des vaisseaux sanguins, amour du mouvement et de | |||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||
l'exercice, physionomie pleine de vivacité et d'animation. Le cervean participe de l'état général, il est très actif. Le tempérament bilieux a pour signalement: cheveux noirs, pean épaisse et brune, embonpoint modéré, muscles très-fermes et doués d'une grande énergie, visage un peu dur, aux traits fortement accentués. Les individus de ce tempérament sont opiniâtres et ambitieux; ils supportent avec facilité les travaux longs et fatigants. Enfin, le tempérament lymphatique est reconnaissable à des formes arrondies et molles, à l'abondance du tissu cellulaire, à la faiblesse du système musculaire. Des cheveux blonds, une peau pâle-clair, des yeux sans expression. Action vitale languissante, lenteur dans la circulation du sang, prédominance de la lymphe. Le cerveau comme tout le reste du système organique, est faible dans son action et les manifestations des facultés sont du même nature. Jamais - voegt hij er bij - bien entendu, ces quatre espèces n'existent à l'état simple et séparé; toujours, au contraire, elles se présentent à l'état mixte et inégalement combinés, et c'est ainsi qu'elles forment des complexions et des tempéraments.’ Ziethier ons dan nu volledig ingespannen en toegerust met de noodige kennis, om den schrijver verder op zijne physiologische en kritische zwerftochten te volgen. Diehters, redenaars, wijsgeeren, schilders, beeldhouwers, bouw- en toonkunstenaars, zan gers, acteurs, predikanten enz.: al deze en soortgelijke lieden (beweert hij), zullen zij het in hun vak tot eene eenigszins wenschelijke hoogte brengen, moeten noodwendig zijn toegerust met ‘le tempérament nerveux.’ Het zenuwstelsel is de centraalzetel van leven en kracht. ‘Chez ces êtres favorisés du ciel (hij bedoelt natuurlijk gezonde zenuwmenscheu), puissants et aëriens avortons, la vie est un pétillement continuel, une gerbe intarissable d'idées....Ils ont de l'esprit jusqu'au bout des ongles....’ Alwie derhalve, stiefmoederlijk bedeeld zijnde met een tempérament lymphatique, in weerwil hiervan de onvergeeflijke dwaasheid begaat van zich op de beoefening van kunst of letteren te willen toeleggen, zal, moet noodwendig - hoogstwaarschijnlijk althans - mislukken. ‘Leur tempérament, selon toute apparence, ne leur permettra de produire que des oeuvres languissantes, pâles, molles. Bientôt, pauvres poètes, débiles écrivains, ou malheureux artistes, dé- | |||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||
couragés, exténués, ils resteront à mi-chemin sur ces pentes semées d'obstacles.’ - Jeugdige lymphatische aspirant-auteurs!...neemt dien wenk ter harte en verwijdert u, zoo snel uwe voeten u dragen kunnen, eer het te laat zij, van den misschien reeds door u ingeslagen, noodlottigen weg! Kiest welk vak gij wilt, maar tracht niet binnen te dringen in den tempel der Muzen...Uw temperament zou u onherroepelijk den weg versperren. Op dit gebied, - gij verneemt het - hebben uitsluitend kans van welslagen zenuw-, gal- of bloedmenschen: ‘le tempérament nerveux, le bilieux, le sanguin; - c'est à dire leurs combinations diverses, avec prédominance de l'un ou de l'autre élément.’ - Buiten deze drie geen heil! Wilt gij ter staving eenige proeven?...Bossuet, de adelaar van Meaux - tempérament nervoso-sanguin! Blaise Pascal - nervoso bilieux! Jean Jacques Rousseau - bilieux mélancolique! Voltaire - système nerveux porté à sa suprême puissance! en zoo vervolgens; een geheel hoofdstuk opgevuld met namen van helden der litteratuur, bij de inspectie van wier temperament geene enkele afwijking valt waar te nemen van de, verschillend gewijzigde, combinatie: ‘nerveux-bilieux-sanguin.’ - On ne sort pas de là! Tusschen temperament en karakter bestaat, van physiologisch standpunt, natuurlijk bijkans geen noemenswaardig verschil. Deschanel, van het laatste gewagende, zegt dan ook: ‘ici se trouve la frontière vague et indécise entre le domaine physiologique et le domaine moral, en Descartes (volgens onzen schrijver ‘un philosophe ultra-spiritualiste’) schreef: ‘L'esprit dépend si fort du tempérament et de la disposition des organes du corps, que, s'il est possible de trouver quelque moyen qui rende communément les hommes plus sages et plus habiles qu'ils n'ont été jusqu'ici, je crois que c'est dans la médecine qu'on doit le chercher.’ - Wat Goethe betreft, hij maakte, gelijk men weet, zich van de kwestie af met te zeggen: Hätte Gott mich anders gewollt,
So hätt' er mich anders gebaut.
Ook hier dus voor de lymphatici bitter weinig troost! Kein Talent - und kein Karakter!...
Gelukkig dan nog de Atta Troll's die voor 't minst een ‘karakter’ overhielden. | |||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||
Langer staat de schrijver stil bij het beroep door sommige auteurs uitgeoefend, als mede van merkbaren invloed zijnde op het gehalte hunner werken. Vooral komt hier het vak van geneesheer in aanmerking. In de geschriften van Sainte-Beuve en van Henri Taine b.v. springt het, volgens hem, duidelijk in het oog, dat beiden in hun jeugd zich bijzonder hebben toegelegd op anatomie. ‘Peut-être faut-il, pour être bon critique, avoir disséqué au moins un homme...!’ Gustave Flaubert, de bekende schrijver van ‘Salammbô,’ had een beroemden heelmeester tot vader ‘et je ne m'en étonne point; (zegt Deschanel) je l'aurais plutot deviné à voir comme il manie lui-même le bistouri, et comme il le promène avec tranquillité dans la gangrène et dans la purulence. C'est vraimeut en opérateur artiste qu'il fait couler le sang et la sanie (bloed en etter) - avec impassibilité, sinon avec amour.’ Deze laatste uitweiding geeft hem de gelegenheid om nog een ander verschijnsel in 't licht te stellen, de overerving namelijk van ouders op kinderen van sommige zedelijke en lichamelijke eigenschappen, hoewel - dit behoort meer t'huis op psychologisch gebied. Het artikel gezondheid daarentegen brengt ons weêr geheel terug op ons vorig terrein. ‘La disposition des organes fait tout, dit Voltaire; la manière dont on digère décide presque toujours de notre manière de penser. - On a une fluxion sur l'âme comme sur les dents.’ Aardig gezegd; nog amusanter zijn sommige enrieuse gevolgtrekkingen door Voltaire uit zijn geliefkoosde stelling afgeleid, en welke de lezer daarop belust zou kunnen vinden in dien's ‘Dictionnaire philosophique’ en in sommige zijner romans...Hij verzuimt intusschen ook niet op de keerzijde te wijzen, o.a. op het door de ervaring bewezen feit, dat niet alle menschen, die de beste ‘magen’ bezitten, daarom altoos ook de grootste ‘denkers’ plegen te zijn. Zeker dokter heeft opgemerkt dat tal van wezenlijke geniën eenigszins hypocondriaci, en dus lijdende aan eene slechte gezondheid zijn geweest; hetgeen natuurlijk op de voortbrengselen van hun geest wel een grooten, maar (volgens hem) niet altoos ongunstigen invloed heeft geoefend. ‘Jean Jacques Rousseau bien portant, eut été l'echo chéri de son siècle; Jean Jacques, malade, en a été l'éloquent réformateur.’ Men denke aan Schiller en Mozart, beiden vroegtijdig zeer ontwikkelde persoonlijkheden, maar ook beiden op betrekkelijk jeugdigen leeftijd aan borstziekten overleden. Overigens is dit een vrij platgetreden veld. Laat mij - want het wordt lang- | |||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||
zamerhand tijd dat wij tot een eind komen - u nog even doen verwijlen bij hetgeen onze schrijver betreffende: ‘gewoonten, leefregel, diëet enz. in het midden brengt. Brillat-Savarin's: ‘Physiologie du goût’ speelt hierbij natuurlijk een belangrijke rol. Minder algemeen bekend misschien is zekere professor Babrius, die een klein maar geestig werkje heeft geschreven: ‘De l'influence du vin sur la civilisation,’ waarin hij het menschdom verdeelt in twee klassen: in wijn drinkende en niet wijn drinkende; terwijl, volgens een ander, de kleur van huid zelfs, zoowel als de graad van verstandsontwikkeling der verschillende volken afhangt van de soort van drank, welk hun land oplevert. - ‘Partout, zegt genoemde Babrius (“moeten wij soms ook: Ebrius lezen?” vraagt Deschanel), où le raisin mûrit, les arts, la poésie, l'éloquence, le sentiment exquis du beau, éclatent et grandissent comme au souffle d'une divinité bienfaisante. Là sont les peuples vraiment doués et vraiment initiateurs. Les autres, même les plus grands, ne sont qu'initiés, ne développent qu'une civilisation de reflet, et une civilisation inégale, à laquelle participent seulement les classes aristocratiques, tandis que toutes les autres restent plongées dans une sorte de barbarie misérable...Pourquoi (dus vervolgt hij) chez ces peuples si divers de races, de moeurs, de religions, les classes élevées imitent-elles dans leurs vêtements, dans leurs usages, dans leur théatre, dans leur langage, les modèles qui viennent de Paris? Quel est le lien, invisible mais réel, qui rapproche tous ces peuples par le haut et tend à les ramener tous à la civilisation française? C'est que, chez ces peuples, toutes les classes priviligées consomment les vins de France. - - Si, au contraire, les masses populaires, dans ces mêmes pays, continuent à se jalouser et à se haïr sans raison comme aux temps barbares, c'est parce que leur caractère est âpre, acide et divers, comme les boissons vulgaires, dont leur corps est imprégné.’ - ‘Ne sentez-vous pas - vraagt onze schrijver - dans cette gaieté un bouquet de Chateaux-Margaux?’ Men ziet, wij zijn dus hier niet verre van de oude, zinrijke mythe van den panther-temmenden, wereld overwinnenden Bacchus verwijderd. - Zoo ook wijt de bekende Michelet, in zijn boek over: la régence (p. 174 à 177), aan de invoering van het gebruik van de koffij: ‘une partie de l'esprit nouveau, léger, ailé, révolutionnaire de notre grand dix-huitième siècle;’ - en daarentegen aan het tabakrooken: ‘l'engourdissement de l'âme française | |||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||
dans ces derniers temps.’ 't Is gelukkig, dat als bondgenoot van de koffij tegenover de tabak, den Franschen ook nog de Champagne ten dienste staat. Aan deze beide dranken toch, koffij en champagne, in tegenoverstelling van (de bij Hollanders en Engelscheu geliefkoosde vochten) jenever en portwijn, hebben, volgens Michelet, de Franschen hun meer opgewekten en gevleugelden geest te danken. Dit laatste brengt onzen lezers misschien het gezegde van Prof. Umbreit te binnen, medegedeeld door van der Hoeven Jr. in diens ‘Academiereis’: ‘Koffij scherpt het oordeel en maakt kritisch...thee maakt bedaard en uiterst kalm; uwe landgenooten, dus vervolgde de professor zich tot van der Hoeven wendende, drinken veel thee, niet waar...?!’
Het tweede gedeelte van Deschanel's: Physiologie is geheel op denzelfden leest geschoeid, als het eerste; alleen worden daarin, in plaats van de helden der pers, bij voorkeur Musici, Schilders, Beeldhouwers, en Architecten ten tooneele gevoerd en aan dezelfde physiologische analyse onderworpen, b.v. ‘Dans la mnsique de Chopin, vous trouvez comme dans celle de Weber, une nature maladive et exquise...Rossini c'est la joie et la santé: nature méridionale, italienne, et tempérament nervososanguin...Meyerbeer génie du Nord, d'un tempérament nervosobilieux, volcan de bile et de nerfs...Ruysdael, Hobbema, Paul Potter sont mélancoliques, comme le ciel de la Hollande...’ Edoch - wij zouden hier de mededeeling onzer aanhalingen veilig kunnen staken. Ziehier reeds physiologisch gekeuvel genoeg; - misschien zelfs meer dan genoeg. Niet onmogelijk toch heeft deze of gene, bij het doorloopen der laatste bladzijden, reeds op min of meer bedenkelijke wijze het hoofd geschud, bij zich zelv' mompelend: ‘waar moet dit heên?’ Gun mij het booze woord Materialisme!...hetwelk u op de tong zweefde, voor u uit te spreken. - En inderdaad, ik geef toe, dat wij niet heel ver meer van de grenzen van het gebied der stofvergoding verwijderd waren. Toch is het juist deze laatste aantijging, van namelijk eene zuiver materialistische beschouwingswijze te zijn toegedaan, waartegen de Schrijver, èn in het straks aangestipte hoofdstuk: l'âme et le corps’ èn ook later, herhaaldelijk met nadruk in verzet komt. Het is niet meer dan billijk, dat ik - eer wij van | |||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||
hem afscheid nemen - u de gronden, waarop hij zijne verdediging doet steunen, met een enkel woord doe kennen. Deschanel namelijk maakt onderscheid tusschen eene critique naturiste en eene critique naturelle. De eerste (zegt hij) is uit haren aard van zuiver physiologisch, geographisch en fatalistisch gehalte; zij houdt zich uitsluitend bezig met de beschouwing van den ‘diermensch’; weet letterlijk van niets anders dan van stof, bloed, hersenen, zenuwen, hygiëne en diëet, en doet, of zij het wil of niet, feitelijk ieder begrip van vrijheid en zedelijkheid in ijlen rook vervliegen. De zijne echter, ‘la critique naturelle,’ stelt eenvoudig ééne zijde der kwestie in 't licht, zonder daarom in 't minst de andere zijden over het hoofd te zien of buiten te sluiten. ‘La critique naturelle n'exclut ni la psychologie ni la morale...elle n'est pas du tout incompatible avec la critique spiritualiste. Au contraire, elle la complète, elle la sauve du vague et de l'à-peuprès: elle lui sert de lest; elle l'empêche d'aller se perdre dans les nues et dans les phrases. Elle abat les têtes de pavot de la vieille rhétorique soporifère...Ah! Physiologie, sois bénie!’ - En elders: ‘Au reste, si autrefois la physiologie tenait moins de place dans la critique, c'est que, même en dehors de la critique, la physiologie existait à peine. - A présent, elle existe et s'accroît chaque jour et pénètre partout. Pourquoi s'en plaindre? C'est un instrument de recherche et de précision ajouté aux autres. Tous, loin de s'exclure, se contrôlent entre eux.’ Houdt hij, wat zijn persoonlijk gevoelen betreft, ter eener zijde het materialisme eenigszins ‘instinctmatig’ voor: ‘la doctrine des esprits courts,’ hij is aan de andere zijde allerminst ook een aanhanger van: ‘ce spiritualisme discipliné, qui ne doute de rien, qui parade à merveille et qui manoeuvre en douze tempsGa naar voetnoot1) avec une précision d'automate.’ Zich buigende voor het ondoorgrondelijk mysteric van het verband tusschen geest en stof: Das qualvoll uralte Räthsel,
Worüber schon manche Häupter gegrübelt,
Häupter in Hieroglyphenmützen,
Häupter in Turban und schwarzem Barett,
Perrückenhäupter und tausend andre
Arme, schwitzende Menschenhäupter -
| |||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||
en genoopt tot de belijdenis: ‘l'âme est sous les fatalités physiques;...la matière pèse terriblement sur l'esprit et elle a le genou bien dur,’ - verkondigt hij daarom niet minder als zijne overtuiging: ‘Quoique enchainés à la matière, comme jadis les serfs à la glèbe, nous élevons nos regards et nos coeurs vers un idéal de justice, et nous sentons qu'il n'est pas impossible non-seulement d'en voir distinctement, mais d'en réaliser, par nos efforts sincères, quelque chose ici bas’. Hiermede kunnen wij volstaan. - Als toespijs van het eenvoudig collation, hetwelk hij ons voorzette, bovendien nog onzen schrijver eene ‘bevredigende’ oplossing te willen afpersen van het ingewikkeldste aller problemen, in een boekje waarvan hij zelf getuigt: ‘Ceci est une simple causerie sur la littérature et l'art; ce sont quelques aperçus, quelques indications rapides. Imaginez-vous que vous feuilletez, pour passer le temps, un album d'autographes ou de photographies;’ - zulks ware inderdaad de eischen der bescheidenheid te buiten gaan. Overigens - zoo de mededeeling van zijn betrekkelijk onschuldigen kout (waarin ondanks enkele charge's intusschen meer waarheid steekt dan licht de schare vermoedt), uwe gedachten voor een poos mocht hebben afgeleid van meer ernstige overpeinzingen en dàaraan misschien eene kleine wending zijwaarts heeft gegeven naar een pad. hetwelk wij Nederlanders anders over't algemeen gewoon zijn als ‘volstrekt verboden terrein’ te beschouwen, zou schrijver dezes, al ware het bloot door de hoop van aan uwen observatie-geest voor 't vervolg eenige verscheidenheid van voedsel te hebben aangewezen, meenen zijn doel althans niet te eenenmale te hebben gemist.
Velp. P. Bruijn. |
|