wordt, maar hechten meer waarde aan eene reden, welke de generaal Foy daarvoor opgeeft: “de franschman,” zegt deze is te ongeduldig van aard en heeft te veel, zoo als de generaal dit noemt: vivacité inquiète, om zich met zijn paard zeer gemeenzaam te maken of behoorlijk te leeren rijden. Bovendien koestert hij eene aangeboren ingenomenheid voor lange beugels en het zitten in evenwigt, en op die wijze kan men nooit, zonder kans te loopen van den hals te breken, over geacçidenteerde terreinen heên (?) rijden.’ Als tegenhanger voor dit gezegde van den generaal Foy, halen wij eene geschiedkundige daadzaak aan, dat van 1763-1771 uit elk der regimenten kavallerie, sujetten gezonden werden bij het regiment Carabiniers ‘ten einde dáár onderrigt te ontvangen in de rijkunst,’ terwijl de duitsche keizer Joseph II, bij gelegenheid van een bezoek dat hij aan Frankrijk bragt in 1777, te Saumur, garnizoensplaats der Carabiniers ‘verwonderd was over dat schoone wapen, na ze te voet en te paard in verschillende tenue's te hebben geïnspecteerd.’ Bekend zijn hunne schitterende wapenfeiten: 1o in Spanje in 1694 onder den maarschalk Noailles, toen ze de Ter overzwommen en zich in de loopgraven der Spanjaarden stortten en aldaar alles over den kling lieten springen; 2o hoe een detachement van 270 Carabiniers, dienende den generaal de Mezières tot geleide, van Rijssel naar Arras (1708) 800 huzaren van den prins Engenius geheel versloeg; voorts nog in 1740 te Praag; in 1742 te Sahai, te Fontenoy, en door alle tijden heen, ook van 1760-1762 heeft dit korps de meest afdoende bewijzen geleverd van geschiktheid te paard gepaard aan eene voorbeeldelooze krijgstucht.
Dat de fransche kavallerie vóór 1792 niet zoo bruikbaar was en ongelukkig zamengesteld, wordt erkend door een beroemd fransch schrijver, als hij zegt in 1840: ‘Si la Russie ou la Prusse, qui savent bien notre égoïsme et notre démoralisation, nous jetaient encore leurs Cosaques et leurs grenadiers “(te paard),” ce ne serait plus, comme en 1792, le comptoir et la bourgeoisie qui marcheraient en bataillons, car,’ enz...maar, niettemin zal het gewaagd blijven, door te verklaren, dat ze even slecht was als zwak! wat die zwakte betreft..In 1795 telde Frankrijk aan kavallerie, alleen te velde, of die steeds strijdvaardig was, 27 regimenten, gewoonlijk ter