uitstekend nut hebben. Op populairen toon verhaalt hij wat te 's Gravenhage en te Amsterdam op de dagen van 12 tot 30 November 1813 voorviel, - haalt onderscheidene brieven en publicatien, uitroepen en liedjes uit die dagen aan, en spreekt uit het hart tot het hart. Dit geschrift wilde ons dan ook veel beter bevallen, dan het eerste, want ondanks de ‘meer dan vereerende en belangstellende wijze’ waarop de schrijver zegt, dat zijne eerste brochure werd ontvangen, moeten wij herhalen, wat wij bij de beoordeeling ter nederschreven: wij konden ons niet met den vorm en den inhoud dier uitgave vereenigen. De vorm is nu wel weder dezelfde, doch deze heeft thans dit voordeel, dat beiden bij elkander ingenaaid of ingebonden kunnen worden en een geheel opleveren.
Wij hebben evenwel nog eene enkele grief tegen den heer Zeeman zelf. Zij betreft de vermelding van zijn lidmaatschap der plaatselijke commissie tot oprigting van het nationaal gedenkteeken voor 1813, op den titel. Zou de schrijver meenen, dat dit nog gunstig op het debiet zou werken? want referent kan daarvoor geene andere reden vinden. Immers bij het groot aantal Nederlanders, die leden van dergelijke plaatselijke commissien zijn (p.m. 8000), is het waarlijk niet zulk eene bijzonderheid, dat de heer Zeeman, die zich vroeger en later door onderscheidene vaderlandsche geschriften als echt Nederlander heeft doen kennen, onder dat aantal behoort. Referent is ook lid en bovendien nog wel secretaris der plaatselijke commissie zijner woonplaats, maar hij zou meenen, aan het eervolle dier onderscheiding te kort te doen, als hij dit met brommende woorden op den titel van een zijner uitgaven ging vermelden. Dat was nooit de aard der Nederlanders.
II. De bekende kerkelijke geschiedschrijver dr. B. Glasius heeft zich mede onledig gehouden met de herroeping in het geheugen van de gebeurtenissen uit het roemvolle jaar 1813. Hij doet dit met de hem eigene, - dat is duidelijke en niet minder naauwkeurige - wijze. Hij schetst de aanleiding en den gang, de vruchten en de gevolgen van de omwenteling. Hij toont het harde en ondragelijke der Fransche overheersching en daar tegenover het gezegende en gelukkige der Oranje-regering met juiste trekken aan. Gelijdelijk kan ieder hem volgen in zijne beschrijving van de verrigtin-