Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1863
(1863)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 343]
| |
wachtten daarin te zullen aantreffen; en zoo zal het, dunkt ons, den meesten lezers gaan. Immers aan den titel zich houdende komt men natuurlijkerwijze tot de meening, dat de schrijver de gronden heeft willen beschrijven en verklaren, waarop het geloof des christens rusten kan en moet, dat zijne redenering de meer of mindere vastheid en degelijkheid dier gronden zal doen kennen. Geen wonder dus dat de lezer teleurgesteld wordt als het hem blijkt, dat hem hier alleen eene verhandeling wordt aangeboden over het geloof aan de godheid van Jezus Christus; voorafgegaan door een inleidend hoofdstuk, dat niet zeer helder gesteld is, waarin betoogd wordt dat de mensch het vermogen der rede moet gebruiken om tot kennis der waarheid te komen, en dat alleen redelijk geloof waarde heeft. Ofschoon wij niet alle stellingen des auteurs zouden willen onderschrijven, zijn wij het toch in de hoofdzaak met hem eens en erkennen gaarne, dat wij menige belangrijke opmerking van hem hebben gelezen in dit hoofdstuk. Zijne zienswijze ook omtrent het eigenlijk onderwerp van zijn boek achten wij juist; maar tevens zoo bekend, zoo bijna algemeen aangenomen, dat het ons bevreemdt, hoe iemand nog lust kan krijgen daarover opzettelijk te schrijven. - Waar ergens toch, behalve bij de ultra-orthodoxen, verdedigt men thans nog het dogma der godheid van Christus? V. |
|