dag leggen; of kon hij geen uitgever vinden, die de kosten op zich durfde nemen, terwijl hij zelf toch zijn werk voor zoo belangrijk hield, dat het niet ongedrukt blijven mogt? Na het boekje ingezien en doorgebladerd te hebben, gelooven wij het laatste; en verwondert het ons geenszins dat de uitgever alleen op deze conditie het wilde in het licht zenden. De man zou anders zeker eene slechte rekening gemaakt hebben. Maar wat ons wel verwondert is dit, dat iemand zoo ingenomen met zijn eigen werk zijn kan, als ds. Deussen blijkbaar is, wanneer dat werk van niet beter gehalte is dan het hier geleverde. Zelden toch (en wij zouden haast zeggen nooit) hebben wij een boek onder de oogen gehad in zoo slechten, duisteren, verwarden stijl. Reeds de titel geeft daarvan een proefje: beginselen hoedanig - is te schatten; wat beteekent dat? En de inhoud staat met den titel gelijk. Gedurig moet men vragen: wat bedoelt de man toch? Telkens gebruikt hij woorden van eigen vinding, die ver van aanbevelenswaardig zijn, als: bestaanlijkheid, kennieten, geschapendom, verbreind worden, enz. Waarlijk, indien dit licht is, wat moet dan wel duisternis zijn? Wij moeten onzen lezers in gemoede raden, dit boekje niet te koopen; zij zouden hoogst waarschijnlijk hunne vijf en twintig stuivers beklagen.