den in The Westminster Review, The Athenaeum, Saunders, Otley and Co's Oriental Budget, The Welcome Guest, enz. maar of de heer Rodenberg nu een Engelschman is, die het werk heeft geschreven, dan of hij slechts de vertaler kan zijn is ons niet gebleken; is echter het laatste waar, dan vinden wij het van den heer R. zeer aanmatigend, dat hij er niet bijgevoegd heeft: ‘Uit het Engelsch vertaald.’ In ieder geval is de titel niet juist uitgedrukt.
Na deze kleine inleiding, die wij ter kennismaking met het werk noodzakelijk oordeelden, willen wij ook eens het gehalte van den roman zelf op den toetssteen brengen. De schrijver schetst ons o.a. een jongeling naauwelijks oud genoeg, om een blik in de wereld te slaan en die zich, ontevreden over zijn toestand, in den vreemde begeeft, om daar zijn geluk te beproeven, en om later terug te verlangen naar dat huis, en het voorwerp zijner eerste liefde, zonder elders het geluk, maar veel meer bittere teleurstelling gevonden te hebben, en ofschoon dit idée weinig nieuwheid in zich bevat, is het karakter toch goed begrepen, de jongeling keert terug, rijk aan ervaring, arm aan kennis van dit genot, 't welk de verleiding, eene wereldstad eigen, hem aanbiedt. De heldin van ons verhaal speelt natuurlijk een veel grooter en omvangrijker rol. Door een jongen lord, als een parel uit het slijk opgevischt, wordt zij in eene wereld gebragt, die haar vreemd is, maar waaraan zij spoedig gewent daar zij overal het beeld van hem vindt dien zij aanbidt. Door de listen en lagen eener bloedverwante, wordt de jonge lord van het voorwerp zijner liefde weggerukt, en tegen zijn zin gedwongen tot een rijk huwelijk, dat hij echter altijd afslaat, en hetwelk ten gevolge heeft, dat hij krankzinnig wordt. En zij, de bedelares van vroeger, zij die voor een te verwachten kind zal te zorgen hebben vindt zich bitter teleurgesteld, doch wordt wederkeerig getroost door den grijzen dienaar van haren geliefde, die met hem lief en leed gedeeld had, maar eindelijk ofschoon zij nog altijd aan liefde denkt en niet kan gelooven, dat zij moedwillig door haren geliefde vergeten wordt, moet zij weder de wereld in, om voor zich en haar kind brood te zoeken, en zoo vinden wij haar dan na lang zwerven terug in een dier huizen, die ware bepleisterde graven zijn, doch