Het is jammer dat hij deze niet mondeling aan al de lezers van de Letteroefeningen kon mededeelen, anders kon hij deze laten hooren, wat hij ieder uit zijne omgeving toevoegt: dat er slechts twee menschen in ons land zijn, die goed fransch spreken, t.w. moi et monsieur B.....
Wat de jeremiade over de branddichters en dichteressen en de watersnood-poëten en poëtinnen beteekent, moet ik eerlijk bekennen niet te weten, daar de heer H. eindigt, met zijn leedwezen te kennen te geven, dat het voor hem liggende werkje niet in de rubriek der brandwerkjes valt.
Als ik eens hoovaardig mag schijnen, dan moet ik den heer H. zeggen, dat het werkje niet het licht zag, omdat ik toch ook eens wat wilde uitgeven. Ik kan op verscheidene uitgaven wijzen, zoodat het se voir imprimé, bij mij volstrekt geen prikkel is, om nog iets het licht te doen zien.
Het spijt mij, dat referent zoo kleinmoedig is, en niet heeft aangetoond, wat kon gemist, wat nog moest vermeld worden. Dan eerst zou zijn geschrift eene regte beoordeeling hebben mogen heeten; maar thans.....
Was er iemand, van wien ik had durven verwachten, dat hij van eens anders stijl durft zeggen, dat deze is à faire pitié, - van den heer H. toch nimmer; maar ja, toch wel...De man, die zich verbeeldt de welsprekendste man van Nederland te zijn, mogt dit wel zeggen. Dat zijn eigen stijl den toets der kritiek niet kan doorstaan, is alleen te wijten, omdat hij zoo geheel Parisien, en dus zijne moedertaal vergeten is.
De aardigheid met het woord parel vind ik op zijn minst genomen fiaauw, en ieder die gezond verstand heeft, zal dit met mij erkennen. Evenzoo, dat ik zou meenen, parelen in Twenthes wateren te visschen. De heer H. zal ze misschien vinden, in de lettres du Ministre, die hij zoo dikwijls laat zien, en waarbij hij diets maakt, eene drukke correspondentie met ministers en andere hooge staats-ambtenaren te voeren.
Dat mijne uitdrukking: Enschedé in het Noorden des lands belagchelijk klinkt, als men deze op zich zelf leest, stem ik gaaf toe. Maar als zij in verband tot het geheel genomen wordt, vervalt dit belagchelijke. Reeds de eerste bladzijde (bl. 7) van mijn werkje leert, dat ik onder het Noorden de provincien Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel begreep,