ligtgeloovig als het gaarne is, het bedrog niet wil opmerken, als men het knollen voor citroenen verkoopt, als b.v. een auteur zijn naam plaatst voor een erbarmelijk vers, waarvan men het vaderschap aan den een of anderen klepperman zou toegeschreven hebben, of wanneer een uitgever onder eene prachtige vlag, eene vuile lading aan den man tracht te brengen. Noch het een noch het ander kunnen wij van den uitgever den heer Nygh verwachten; daartoe bezit hij zelf te veel degelijkheid en goeden smaak; het is Ref. dus een bijzonder gevoegen een enkel woord tot aanprijzing van sommige werken, die verdienen gekend te worden in dit maandwerk ten beste te geven, ofschoon wij het niet ontveinzen kunnen, dat wij geene voorstanders van de bizarre Bilderdijksche en andere spellingsoorten zijn, en dat wij het werkje met nog meer genoegen zouden gelezen hebben, indien het in ons gewoon taal-eigen geschreven ware. Ons ten minste hinderen, altijd die raampjens, oogjens, streepjens en vooral het zoogenaamde verhollandschen van uitheemsche woorden, als enthoeziasme en dergelijke, die wij bij herhaling hebben aangetroffen. Kan men zijne gedachten, dan niet even goed uitdrukken in de gebruikelijke wijze van schrijven? het gewone publiek (en voor hen is het toch hoofdzakelijk geschreven), kent alleen een couplet, maar hij weet niet wat een kopplet is, hij weet wel wat haar is, maar hair zal hij vermoedelijk voor eene drukfout houden, want zóó spreekt geen enkel Nederlander, al neemt men dan ook vrede met de schrijfwijze van bizonder, in plaats van bijzonder en van kruijenier in plaats van kruidenier, als geheel overeenkomende met de gewone wijze van spreken, maar waar ter wereld, hoort men in 't dagelijksch leven van een raampjen,
hairtjen en van een meiroever (lees: meer-oever) spreken? Het spijt ons zeer, dit in 't midden te moeten brengen, en den schrijver op eenige inconsequentiën te moeten aandachtig maken, waar hij op de eene plaats de gebruikelijke hoofdletter plaatst, en die op de andere weder willekeurig verwerpt als op blz. 71: ‘eene egyptische vrouw’ en verder: ‘de Egyptische.’ Op blz. 8 lezen wij van kemelen, en een paar regels verder weder kameelen. De geachte schrijver houde ons dit alles ten goede, het zou tegen onze overtuiging strijden, indien wij hierover het stilzwijgen bewaarden. De innerlijke