De eed eener zuster of schandmerk en zegepalm. Naar het Engelsch van J.F. Smith, schrijver van Dick Tarleton, enz. Oostburg, bij A.J. Bronswijk, 1862. Twee deelen. In gr. 8vo. 423 en 316 blz. Prijs ƒ 5,70.
Referent nam het bovenstaande werk ter hand, toen hij nog onder den indruk verkeerde van de ongunstige stemming, waarin hij door de Groote verwachtingen van Charles Dickens gebragt was. Hij had zich nu eenmaal voorgenomen, om zich door de Engelsche romans, die de redactie der Letteroefeningen hem had toevertrouwd, heeb te worstelen. Hij had geen hoogen dunk van die leetuur gekregen en wilde zich eerst pijnigen, om daarna met volle teugen het zoete te genieten, dat hij meende, in andere werken weggelegd te zien.
Langzamerhand klaarde echter de nevel op, die zijn denkvermogen bezwangerd had. De karakters, die hij in dit werk geteekend vondt,trokken hen aan, en naauwelijks was hij op de helft van het eerste deel gekomen, of de kwade luim waarin hij verkeerde, was geweken. En aan het slot gekomen, moest hij zich nog eens verzadigen aan het aangename, dat hem bij de eerste lezing geschonken was.
De roman onderscheidt zich van andere werken, door dat het goede niet met ondank beloond, het kwade geen gunstig einde te gemoet gaat. De teekening is zeer natuurlijk en eenvoudig en welke persoon uit het drama men bok noeme, allen zijn van den aanvang tot aan het slot met juistheid opgevat en volgehouden.
Eene schets van het werk te geven, zal wel niet noodig